Bouwen op landbouw
Een toekomst voor sub-Sahara Afrika
Terwijl België zich aan zeldzame herfstzonnestralen verwarmt, zweten miljoenen boeren in Afrika onder de brandende tropenzon, gebogen over Moeder Aarde. Allerlei gewassen ontspruiten er aan het land onder hun groene vingers. De zonneschijn en sappige regens voeden er maniok, zoete aardappelen, maïs, soja of katoen. Sub-Sahara Afrika (SSA) zoemt van de bedrijvigheid in de landbouw. Het lijkt bijna onmogelijk dat dit geen continent is van melk en honing, van ruisend graan en uitpuilende voorraadschuren. Verbazend genoeg zijn het net de boeren die er massaal honger lijden! Het laatste jaar slaat de armoede nog ongenadiger toe dan anders. Net als verwoestende orkanen kreeg het een naam: de voedselcrisis. Hoe is zoiets mogelijk?
Overboord
Al meer dan een decennium geleden werd de landbouw spreekwoordelijk te vondeling gelegd door zowel de internationale samenwerking als lokale regeringen. Recente boeken waarin voorname ontwikkelingseconomen spreken over welke aanpak er écht werkt, vermelden weinig of niets over die belangrijke landbouwsector. Zelfs nu nog, na het lanceren van de Millennium Ontwikkelingsdoelen - waaronder het halveren van honger en extreme armoede tegen het jaar 2015 – zijn het magere jaren voor de landbouwbudgetten. Daar moet verandering in komen. De verwaarlozing van landbouw is immers een van de basisoorzaken van de voedselcrisis, maar geeft tegelijk de sleutel tot een duurzame oplossing. Wie honger heeft, kan geen energie investeren in de ontwikkeling van het land. Eens een economie begint te groeien moet het land over voldoende voedsel kunnen beschikken om landarbeiders de kans te geven naar de industrie of dienstensector over te stappen. Met twee derde van de bevolking nog in de boerenstiel, maar ook het leeuwendeel van de armoede op het platteland is het van het grootste belang om in sub-Sahara Afrika te bouwen op landbouw. Om de magen te vullen, maar ook als basis voor een goed boerende economie met meer welvaart.
Roeien met de riemen die er zijn
Terwijl hier een handjevol landbouwers er in slaagt voldoende voedsel op tafel te brengen, halen de vele Afrikaanse boeren slechts een magere oogst binnen. In de tropen kampt de voedselproductie immers met allerlei extra moeilijkheden. Het klimaat is er een wispelturige bondgenoot. Warmte en vocht zorgen voor een snelle verspreiding van plantenziektes en plagen, organisch materiaal waarop de gewassen zich voeden breekt er snel af en de voedingsstoffen spoelen uit de bodem. Het begin van het regenseizoen is altijd onvoorspelbaar. Daarnaast is er ook nog maar weinig onderzoek gedaan naar wat de verschillende plaatselijke voedingsgewassen exact nodig hebben om goed te groeien. Verbeterde landbouwmethodes en planten die meer vrucht opleveren, zijn er amper. De boeren hebben het vaak moeilijk krediet te krijgen voor de aankoop van gereedschap. Vaak zijn de juiste meststoffen, zaden of andere benodigdheden niet te krijgen op het afgelegen platteland. De markt is te ver weg van het dorp of moeilijk bereikbaar over hobbelige zandwegen. Oorlogen veroorzaken verwoesting; stromen vluchtelingen verlaten hun akkers. Politici hebben in een ondemocratisch systeem geen interesse in de arme boeren die hen geen stem hoeven bezorgen,… Het is dus een erg complex web aan factoren dat bepaalt of boeren de kans krijgen hun stiel succesvol uit te oefenen.
Reddingsboei gezocht
Veel van deze problemen kunnen aangepakt worden door een goed landbouwbeleid, gebaseerd op de concrete problemen die de landbouwers ondervinden op het veld. Aanleg van meer en betere wegen en markten, het uitwerken van microkredieten die boeren de kans geven in hun toekomst te investeren, het voorzien van een goed netwerk voor het verdelen van zaden en meststoffen,… Het zijn maar enkele van de dingen die de landbouw vooruit kunnen helpen. Ook onderzoek is van groot belang. In het Noorden is de landbouw zo productief omdat er gespecialiseerde technieken toegepast worden. Voor tropische exportgewassen zoals koffie of cacao is er intussen al heel wat expertise beschikbaar. Maar ook voor de kleine familiale boerderijen en hun weinig gekende lokale voedselgewassen moet uitgebreidere kennis over de behoeften van plant en bodem ontwikkeld èn verspreid worden. Bij bananen heeft het toepassen van zulk onderzoek gezorgd voor een spectaculaire verachtvoudiging van de opbrengst, de oogst van maniok is sindsdien vertienvoudigd.
Om deze mogelijkheden te benutten, moeten er natuurlijk wel centen op tafel komen. De investering in voedsel voor de bevolking is echter bedroevend laag. Hoewel landbouw in SSA gemiddeld 64% van de mensen tewerkstelt en 34% van het inkomen genereert, wordt aan landbouwontwikkeling vaak niet meer dan 5% van de beschikbare budgetten uitgegeven. Nochtans is bewezen dat investeren in plattelandsontwikkeling en landbouwonderzoek het sterkst kan bijdragen tot voedselzekerheid en armoedereductie. De internationale hulporganisaties besteden evenwel makkelijker geld aan bijvoorbeeld medische projecten omdat daar de resultaten, zoals een aantal gevaccineerde kinderen, eenvoudiger te meten zijn. Lokale regeringen verliezen in hun reeds piepkleine budget wel eens essentiële zaken uit het oog, zoals onderhoud van bestaande infrastructuur, of financieren niet duurzame projecten zoals meststoffensubsidies. Het is dus niet alleen een kwestie van meer geld te investeren in die levensnoodzakelijke landbouw, maar dat bedrag ook efficiënt te besteden.
Land in zicht
De laatste jaren doken er steeds meer afspraken op om die cruciale landbouw een duwtje in de rug te geven. Invloedrijke werken zoals het World Development Report 2008 van de Wereldbank illustreren de hernieuwde aandacht voor het thema landbouw in de ontwikkelingssamenwerking. Ook de Afrikaanse landen onderling verbonden zich ertoe meer te investeren in landbouw. Het globale doel is de kas voor plattelandsontwikkeling te spijzen met 10% van de totale budgetten. Zoals de moeizame vorderingen in het realiseren van de Millennium Ontwikkelingsdoelen echter aantonen, was het omzetten van deze papieren beloftes naar concrete actie totnogtoe onvoldoende. De recente voedselcrisis heeft echter velen onder hen aangespoord tot onmiddellijke actie. De eigen voedselproductie is immers essentieel in regio’s die anders afhankelijk blijven van voedselimport aan sterk fluctuerende wereldprijzen. Die prijzen worden opnieuw stabieler en meer betaalbaar voor ontwikkelingslanden wanneer de wereldwijde voedselvoorraden vergroten.
Het zorgenkind sub-Sahara Afrika kan dus met de nodige maatregelen opgroeien tot een gezonde, rendabele landbouwregio. De voedselcrisis heeft ons bruusk tot het besef gebracht dat de tijd dringt. Voor het tegengaan van honger en armoede, het stabiliseren van de wereldvoedselsituatie en als basisvoorwaarde voor verdere ontwikkeling van zwart Afrika is er maar één mogelijkheid: bouwen op landbouw.
Zie literatuurlijst bij thesis