BOSNIË BARST !
Hoe Dayton het land dichter bij splitsing bracht
Met de recente (juli 2008) aanhouding van Radovan Karadzíc werd een belangrijke stap gezet richting gerechtigheid in het verscheurde Bosnië. Terwijl deze gebeurtenis op veel media-aandacht kon rekenen, is het onaannemelijk dat het in grote mate bijdraagt aan een verzoening tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Dat deze verzoening broodnodig is, blijkt uit het proces dat zich na de oorlog heeft voltrokken onder internationaal toezicht. In mijn masterproef onderzocht ik dan ook of het Dayton-akkoord geleid heeft tot een stabiele politieke staat die Bosnië als natie versterkt heeft.
Op 14 december 1995 werd op de Amerikaanse legerbasis van Dayton een vredesakkoord ondertekend door de Bosnische partijen. De internationale gemeenschap nam vervolgens de verantwoordelijkheid op zich om op basis van dit akkoord de staat Bosnië terug op de bouwen tot een gezonde natie: nation-building. Summier historisch onderzoek volstaat echter om te beseffen dat men de manier waarop hedendaagse stabiele natiestaten ontstonden niet analoog kan toepassen op nieuwe staten zoals Bosnië. Voordat deze staten ontstonden had de bevolking hiervan namelijk al een culturele standaardisering ondergaan die deze nieuwe staten de kans gaven vorm te geven aan een nationale identiteit.
Het mocht voor de ‘architecten’ van de nieuwe staat dus duidelijk zijn dat men rekening diende te houden met het bestaan van verschillende etnische groepen(Kroaten, Serven en Bosnjakken). Het is dus interessant om na te gaan hoe de auteurs van Dayton bij het creëren van een sterke legitieme staat die de massa zou kunnen aanzetten tot politieke participatie en op die manier de natie zou versterken, omgingen met deze omstandigheid. Achtereenvolgens werd vooral op deze dimensie gefocust bij de evaluatie van de nieuwe staatsinrichting, de nieuwe grondwet, de gehouden verkiezingen, de controlerende rol van de internationale gemeenschap en de economie.
Al snel wordt duidelijk dat Dayton een zwakke centrale staat met twee machtige substatelijke entiteiten creëerde, namelijk de Moslim-Kroatische Federatie (voor de Bosnjakken en de Kroaten) en de Republiek Srpska (voor de Serven). De bevoegdheidsverdeling tussen het centrale en lokale niveau is zo eenzijdig dat de samenwerking enorm moeilijk is. Bovendien werd de centrale overheid ingericht volgens de principes van het consociationalisme, dat niet echt geschikt lijkt voor een samenleving met zulke diepe breuklijnen (m.b.t. ras en etniciteit) als Bosnië. Dit model gaat naast substatelijke autonomie tevens uit van o.a. evenredige vertegenwoordiging en een wederzijds veto per bevolkingsgroep. Deze structuren leidden zelden tot efficiënt beleid, en dus kan de staat zijn geringe bevoegdheden amper uitvoeren.
Ten tweede voorzag de nieuwe grondwet in groepsrechten, die voorrang hadden op individuele rechten. Zo waren er geen regelingen voorzien m.b.t. vertegenwoordiging van Serven in de Federatie en Bosnjakken / Kroaten in Srpska en werden de talen van de ‘andere groep’ niet als officieel erkend in de twee entiteiten. Zo maakte de grondwet van de entiteiten als het ware twee aparte natiestaten. Bovendien werd de grondwet als enige ter wereld nooit gepubliceerd in de talen van het volk tot wie het betrekking had, maar in het Engels, wat niet bijdroeg aan een algemene identificatie met de staat.
Vervolgens bleek men bij de constructie van het electoraal systeem ook niet alle mogelijkheden uitgeput te hebben om het ontstaan van twee natiestaten te voorkomen. Het gaat dan vooral om regelingen omtrent het aanmoedigen van politieke partijen om steun te zoeken bij verschillende bevolkingsgroepen om verkozen te worden. Bovendien werden de verkiezingen veel te vroeg gehouden, wat er onvermijdelijk voor zorgde dat de nationalisten aan de macht kwamen als gevolg van een fundamenteel gebrek aan onderling vertrouwen in de naoorlogse periode.
Door het onderling wantrouwen waren de nationalistische leiders dan ook niet in staat het land te besturen. Als reactie besloot de internationale gemeenschap zijn eigen macht zodanig te versterken dat men zelf politieke beslissingen kon doorvoeren (de Bonn-powers). Deze beslissing om de zwakke staat te compenseren had echter een tegenstrijdig effect op de vorming van de natie: de partijen schoven alle controversiële beslissingen door naar de Hoge Vertegenwoordiger (het hoofd van de internationale delegatie) waardoor de staat nog minder legitimiteit verkreeg bij de bevolking en er geen politieke participatie van de massa op gang kwam.
Bovendien voorkwam Dayton, door de machtige entiteiten, een economische eenheidsmarkt. Juist hier lagen mogelijkheden om vertrouwen te kweken tussen de verschillende bevolkingsgroepen, doordat economische overleving veelal afhankelijk is van interetnische allianties. In plaats daarvan ontstonden er echter economische ongelijkheden die overlapten met de etnische dimensie, terwijl het overwinnen van de economische stagnatie juist belangrijk is voor het bevorderen van de stabiliteit. Tenslotte werd de gehele implementatie door de internationale organisaties ook nog eens zeer inefficiënt uitgevoerd.
Het feit dat men vandaag de dag nog steeds aanwezig is in Bosnië, terwijl het oorspronkelijke plan was om één jaar in Bosnië te blijven, geeft reeds aan dat Dayton geen onverdeeld succes was. Twee alternatieve oplossingen liggen in het verschiet om alsnog voor een stabiele situatie te zorgen in Bosnië. Men kan enerzijds kiezen voor een een versteviging van de macht van de internationale gemeenschap. Men zal hierbij van tijd tot tijd normen als legaliteit, transparantie en democratie moeten laten varen in functie van het doel om democratisch bestuur en de rechtsstaat op lange termijn mogelijk te maken.
Anderszijds kan men pleiten voor splitsing als men ervan overtuigd is dat het makkelijker is om vruchtbare democratieën voort te brengen in etnisch homogene landen. Aangezien democratie namelijk de acceptatie betekent om de macht naar de concurrerende groep te zien gaan, is het een voorwaarde dat de verliezende groep moet geloven dat hun primaire belangen nog steeds beschermd zullen worden na een machtswissel. Dit geloof lijkt niet aanwezig te zijn in Bosnië. Men kan dus opteren voor een splitsing waarbij men het Servische gedeelte onder Servië te laat vallen, het Kroatische gedeelte bij Kroatië voegt en de Bosnische sector overhoudt als een onafhankelijke staat.
Men kan dan ook concluderen dat de internationale gemeenschap bij het opstellen van Dayton de afwezigheid van etnische homogeniteit in Bosnië zwaar onderschat heeft, omdat men er naïef van uitgegaan is dat de Westerse staten zelf ook gebouwd zijn op heterogene bevolkingsgroepen, hierbij de donkere kanten van de Europese geschiedenis negerend.
CHANDLER, D. (1999), Bosnia: Faking Democracy After Dayton, London/ Sterling: Pluto Press, 239 p.
Committee of the Regions (EU) (2006), The State of Local Democracy In the Western Balkans, Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities, 219 p.
DAALDER, I. (2000), Getting to Dayton – The Making of America’s Bosnia Policy, Washington D.C.: Brookings Institution Press, 204 p.
FLORA, P. (1999), State Formation, Nation-Building, and Mass Politics in Europe – The Theory of Stein Rokkan, Oxford: University Press, 422 p.
LAMPE, J.R. (1996), Yugoslavia as History, Cambridge: University Press, 421 p.
LEDERACH, J. (1995), Preparing for Peace: Conflict Transformation Across Cultures, New York: Syracuse University Press, 133 p.
LYONS, T. (2005), Demilitarizing Politics: Elections on the Uncertain Road to Peace, London: Lynne Rienner Publishers, 231 p.
MAHMUTCEHAJIC, R. (2000), The denial of Bosnia, University Park, Pa: Pennsylvania State University Press, 156 p.
MIALL, H. e.a. (1999), Contemporary Conflict Resolution, Cambridge: Polity Press, 270 p.
SMITH, A. (1987), The Ethnic Origins of Nations, Oxford: Basil Blackwell, 312 p.
DOYLE, M.W. (2002), ‘Strategy and Transitional Authority’ 71-88 in STEDMAN, S.J. e.a. (ed.), Ending Civil Wars – The Implementation of Peace Agreements, London: Lynne Rienner Publishers, 727 p.
ESMAN, M.J. (1990), ‘Political and Psychological Factors in Ethnic Conflict’ 53-64 in MONTVILLE, J.V., Conflict and Peacekeeping in Multiethnic Societies, Toronto/Massachussets: Lexington Books, 558 p.
FOLTZ, W.J. (1974), ‘Ethnicity, Status, and Conflict’, 103-116 in BELL, W. and FREEMAN, W.E. (ed.), Ethnicity and Nation-Building, London: SAGE Publications, 400 p.
HOETINK, H. (1974), ‘National Identity and Somatic Norm Image’, 29-44 in BELL, W. and FREEMAN, W.E. (ed.), Ethnicity and Nation-Building, London: SAGE Publications, 400 p.
JONES, B.D. (2002), ‘The Challenges of Strategic Coordination’ 89-115 in STEDMAN, S.J. e.a. (ed.), Ending Civil Wars – The Implementation of Peace Agreements, London: Lynne Rienner Publishers, 727 p.
LAKE, D. & ROTHCHILD, D. (2005), ‘Territorial Decentralization and Civil War Settlements’ 109-133 in ROEDER, P. and ROTHCHILD, D. (ed.), Sustainable Peace: Power and Democracy after Civil Wars, Ithaca: Cornell University Press, 383 p.
MARKO, J. (2000), ‘Bosnia and Herzegovina, Multi-Ethnic or Multinational?’, 162-191 in COUNCIL OF EUROPE, Societies in Conflict: The contribution of law and democracy to conflict resolution, Strasbourg: Council of Europe, 213 p.
MCRAE, K.D. (1990), ‘Theories of Power-Sharing and Conflict Management’ 93-106 in MONTVILLE, J.V., Conflict and Peacekeeping in Multiethnic Societies, Toronto/Massachussets: Lexington Books, 558 p.
OTTAWAY, M. (2007), ‘Is Democracy the Answer’, 603-617 in CROCKER, A.C. e.a. (ed.), Leashing The Dogs Of War – Conflict Management in a Divided World, Washington D.C.: USIP Press Books, 800 p.
ROTHCHILD, D. (2002), ‘Settlement Terms and Postagreement Stability’ 117-138 in STEDMAN, S.J. e.a. (ed.), Ending Civil Wars – The Implementation of Peace Agreements, London: Lynne Rienner Publishers, 727 p.
SOLIOZ, C. (2001), ‘Prospects for Balkan Stability – Ownership, Transitional Process and Regional Integration in Bosnia and Herzegovina’ 69-123 in GRADUATE INSTITUTE OF INTERNATIONAL STUDIES, PSIO Occasional Paper, Genève, 181 p.
BARNETT, M. (2006), ‘Building a Republican Peace – Stabilizing States After War’ in International Security, 30, 4: 87-112.
BOYD, C.G. (1998), ‘Making Bosnia Work: A Report From the Field’ in Foreign Affairs, 77, 1: 42-55.
CAROTHERS, T. (1997), ‘Democracy Without Illusions’ in Foreign Affairs, 76,1: 85-99
CHANDLER, D. (1998), ‘Democratization in Bosnia: The Limits of Civil Society Building Strategies’ in Democratization, 5, 4: 78-102.
CONCES, R.J. (2002), ‘Unified Pluralism: Fostering Reconciliation and the Demise of Ethnic Nationalism’ in Studies in East European Thought, 54, 4: 285-302.
DOBBINS, J. F. (2003), ‘America’s Role in Nation-building: From Germany to Iraq’ in Survival, 45, 4: 87-109.
EIZENSTAT, S.E. e.a. (2005), ‘Rebuilding Weak States’ in Foreisn Affairs, 84,1: 133-146
GOLDSTONE, J.A. and ULLFELDER, J. (2004), ‘How to construct stable democracies’in The Washington Quarterly, 28,1: 9-20
HARVEY, J. (2006), ‘Return Dynamics in Bosnia and Croatia: A Comparative Analysis’ in International Migration, 44, 3: 89-114.
JANSEN, S. (2006), ‘The Privatisation of Home and Hope: Return, Reforms and the Foreign Intervention in Bosnia-Herzegovina’ in Dialectical Anthropology, 30, 3-4: 177-199.
MULLER, J.Z. (2008), ‘Us and Them – The Enduring Power of Ethnic Nationalism’ in Foreign Affairs, 87, 2: 18-35
PARIS, R. (1997), ‘Peacebuilding and the Limits of Liberal Internationalism’ in International Security, 22, 2: 54-89
PEI, M. and KASPER, S. (2003), ‘Lessons from the Past: The American record on Nation Building’ in Carnegie Endowment for International Peace, 24 may 2003: 8 p.
SIMONSEN, S.G. (2005), ‘ Adressing Ethnic Divisions in Post-Conflict Institution-Building: Lessons from Recent Cases’ in Security Dialogue, 36, 3: 297-318
STROSCHEIN, S. (2003), ‘What Belgium Can Teach Bosnia: The Uses of Autonomy in ‘Divided House’ States’ in Journal on Ethnopolitics and Minority Issues in Europe, 3, 3: 1-31
BICKEL, M. (2005), Studien Zur Länderbezogenen Konfliktanalyse – Bosnien und Herzegowina (Friedrich Ebert Stiftung)
Online beschikbaar: http://library.fes.de/pdf-files/id/03442.pdf
HORNSTEIN TOMÍC, C. (2005), Bosnien und Herzegowina zehn Jahre nach Dayton (Auslandsinformationen Konrad Adenauer Stiftung)
Online beschikbaar: http://www.kas.de/wf/doc/kas_7703-544-1-30.pdf?051222124126
International Crisis Group (2003), Bosnia’s Nationalist Governments: Paddy Ashdown and the Paradoxes of State Building (Balkans Report 146)
Online beschikbaar: http://www.crisisgroup.org/library/documents/report_archive/A401057_220…
International Crisis Group (2007), Ensuring Bosnia’s Future: A New International Engagement Strategy (Europe Report 180)
Online beschikbaar: http://www.crisisgroup.org/library/documents/europe/balkans/180_ensurin…
KRAUSE, C. & MARIC, I. (2006), Analyse der allgemeinen Wahlen in Bosnien und Herzegowina am 1. Oktober 2006 (Konrad Adenauer Stiftung)
Online beschikbaar: http://www.kas.de/db_files/dokumente/laenderberichte/7_dokument_dok_pdf…
HARTWIG, M. (2007), Gutachten zu dem Entwurf der Verfassungsänderung der Verfassung von Bosnien-Herzegowina (Auslandsbüro Bosnien-Herzegowina Konrad Adenauer Stiftung), http://www.kas.de/db_files/dokumente/7_dokument_dok_pdf_10998_1.pdf
Heinrich Böll Stiftung (2004), Bosnien und Herzegowina – ein unvollendbarer Staat? Das Dilemma des externen Nation Building, http://www.boell.de/alt/downloads/europa/Doku27_BiH_NationBuilding.pdf
MARKO, J. (2005), Post-Conflict Reconstruction through State and Nation-building: The Case of Bosnia and Herzegovina (European Diversity and Autonomy Papers), http://www.eurac.edu/documents/edap/2005_edap04.pdf
Office of the High Representative (OHR) (1995), The General Framework Agreement for Peace in Bosnia and Herzegovina, http://www.ohr.int/dpa/default.asp?content_id=380 (Dayton-akkoord)
NEW YORK TIMES (2001), ‘Foreign Affairs; Not Happening’, 23-01-2001, Thomas L. Friedman