Speurhonden

Lieselot
Coessens

De wereld van de hond verschilt in veel aspecten van die van de mens. Het naderbij bekijken van hoe de hond zijn omgeving ervaart, schept een beeld over hoe speurhonden werken. Hun reukorgaan is immers ontelbare keren beter ontwikkeld als dat van de mens. Daarbij is het niet enkel van belang om de bouw ervan te bekijken, maar ook de werking. Met een reukorgaan dat zo goed ontwikkeld is, kunnen uiteraard tal van geuren waargenomen worden. De geuren die een spoor kunnen vormen, zijn geuren uit de bodem, geuren van de kleding, kunstmatige geuren en menselijke geur. Deze menselijke geur is afkomstig van de voeten, huidschilfers en lichaamsopeningen. Bovendien zijn er ook nog de vetzuren die de individuele menselijke geur bepalen. Afhankelijk van de manier waarop honden geuren waarnemen en welke van deze geuren ze gebruiken, kunnen speurhonden ingedeeld worden in drie grote groepen. Dit zijn de tracking honden, trailing honden en air scenting honden. Tracking honden zijn vegetatieve speurhonden en speuren dus op de bodem. Trailing honden zijn dan weer gespecialiseerd in het identificeren van een persoon en in het onderscheiden van het geurspoor van een individu van dat van anderen. De meest gekende groep zijn de air scenting honden. Daartoe behoren o.a. honden die op zoek gaan naar narcotica en explosieven. Deze honden zullen sporen zoeken in de lucht. In theorie kan elke hond leren speuren, maar toch zijn er enkele belangrijke verschillen naargelang ras, geslacht, leeftijd, gezondheid, pigment en lateraliteit. Wanneer besloten is om met een hond te gaan speuren, moeten de nodige voorbereidingen getroffen worden en de benodigdheden voorzien worden. Daarna kan men aanvatten met een geschikte trainingsmethode die verschilt naargelang de speurmethode die men wilt aanleren. Bij het beoordelen van de speurprestaties moet rekening gehouden worden met de invloeden van de geleider en het weer, geuradaptatie en bepaalde stof- en geureigenschappen.

Bibliografie

Berluti, A. (1990). Arson investigation: connecticut’s canines. Police Chief 57, nr. 12, p. 39-45.

Bielfeld, H. (1999). Het grote hondenboek met een overzicht van alle belangrijke rassen, Aartselaar, Deltas, p. 128-129, 169-170.

Block, J., Ross, C. (1988). K-9 narcotics detection training. Police Chief 55, nr. 5, p. 53-54.

Boussom, T., Jackson, J., Johnston, J., Jones, M., Petrousky, J., Waggoner, L., Williams, M. (1997). Canine olfactory sensitivity to cocaine hydrochloride and methyl benzoate. Proceedings of SPIE 2937, p. 216-226.

Broffman, M., Hubbard, A., Janecki, T., Jezierski, T., McCulloch, M. (2006). Diagnostic accuracy of canine scent detection in early- and late stage lung and breast cancers. Integrative Cancer Therapies 5, nr. 1, p. 30-39.

Bransbury, A. J., Church, J. C. T., Church, M. R. T., Cook, W. A., Guest, C. M., McCarthy, N., Willis, C. M. (2004). Olfactory detection of human bladder cancer by dogs: proof of principle study. British Medical Journal 329, nr. 7468, p. 712-715.

Broom, D., McCormick, J., Settle, R., Sommerville, B. (1994). Human scent matching using specially trained dogs. Animal Behaviour 48, p. 1443-1448.

Bryson, S. (2000). Police dog tactics, Calgary, Detselig Enterprises.

Burton, M., Friedhoff, H. (1973). Winkler Prins encyclopedie van het dierenrijk: deel 2, Nederlandse vertaling door Nieuwenkamp H., Honders J. en Vermij E., Amsterdam, Elsevier, p. 244.

Chiacchia, K. (2000). In search of human scent. Advanced Rescue Technology 3, nr. 5, p. 24-31.

Clede, B. (1988). Arson Dog. Law and Order 36, nr. 7, p. 40-42.

Csányi, V., Miklósi, Á., Polgárdi, R., Topál, J. (1998). Use of experimenter-given cues in dogs. Animal Cognition 1, nr. 2, p. 113-121.

Csányi, V., Miklósi, Á., Soproni, K., Topál, J. (2001). Journal of Comparative Psychology 115, nr. 2, p. 122-126.

Csányi, V., Miklósi, Á., Soproni, K., Topál, J. (2002). Journal of Comparative Psychology 116, nr. 1, p. 27–34.

Dashfield, K., Downend, A. B., Jones, K. E., Otto, C. M. (2004). Search and rescue dogs: an overview for veterinarians. Journal of the American Veterinary Medical Association 225, nr. 6, p. 854-860.

David, E., Rebmann, A., Sorg, M. (2000). Cadaver dog handbook: forensic training and tactics for the recovery of human remains, New York, CRC Press.

De Messemaeker, R. (2007), [WWW]. Clean boot hunting: http://www.cleanboothunting.be, geraadpleegd [29/03/2008].

Dlapal, G., Haak, R. (1989). De reddingshond: opleiding en werk, Lisse, Zuid Boekproducties.

Eden, R. (1993). K-9 officer’s manual, Bellingham, Temeron Books.

Flint, E., Meadows, G. (2006). Complete raadgever honden, Nederlandse vertaling door Bosman M., Aartselaar, Deltas, p. 66-67.

Fukuda, M., Kanda, F., Nakajima, K., Nakata, O., Otho, T., Yagi, E. (1990). Elucidation of chemical compounds responsible for foot malodour. British Journal of Dermatology 122, nr. 6, p. 771-776.

Gibson, J.D., Thompson, T. (2001), [WWW]. Minimum Search Dog Team Standards: http://www.oregon.gov/OMD/OEM/tech_resp/sar_docs/ossa_k9_standard.pdf, geraadpleegd [19/04/2008].

Godfrey-Smith, D. (2004), [WWW]. Effective Use of Dogs in Search Management: http://www.sardogstasmania.org.au/Effective%20Use%20of%20Dogs%20in%20Se…, geraadpleegd [18/04/2008].

Gould, J., Grant, C. (2000). Het dierenbrein, Nederlandse vertaling door Leunissen P., Echt, Valkenburg Printers, hoofdstuk 1, p. 19-20.

Haak, R. (2006). De neus van de hond: speuren en zoeken, Amersfoort, Bloemendal Uitgevers bv.

Harvey, L. M., Harvey, S. J., Hom, M., Perna, A., Salib, J. (2006). Journal of Forensic Science 51, nr. 5, p. 1109-1114.

Hepper, P. G. (1988). The discrimination of human odour by the dog. Perception 17, nr. 4, p. 549–554.

Hepper, P. G., Wells, D. L. (2005). How many footsteps do dogs need to determine the direction of an odour trail. Chemical Senses 30, nr. 4, p. 291-298.

Jarvis, J. A. (2000), [WWW]. Answers.com: http://www.answers.com/topic/dermis?cat=health, geraadpleegd [04/04/2008].

Kalmus, H. (1955). The discrimination by the nose of the dog of individual human odours and in particular the odours of twins. Britisch Journal of Animal Behaviour 3, nr. 1, p. 25-31.

Knauf, H. (1975). Evaluation of explosives/narcotics (EXNARC) dogs, Washington, National Technical Information Service.

Komar, D. (1999). The use of cadaver dogs in locating scattered, scavenged human remains: preliminary field test results. Journal of Forensic Science 44, nr. 2, p. 405-408.

Kristofeck, W. (1991). A study of attitudes, knowledge and utilization of canine teams by the Louisville Division of Police, Louisville, University of Louisville.

Leedham, C., Pearsall, M. (1958). Dog obedience training, New York, Charles Scribner’s Sons.

Löhner, L. (1924). Über menschliche Individual- und Regionalgerüche. Pflügers Archiv European Journal of Physiology 202, nr. 1, p. 25-45.

Lothridge, K., Tindall, R. (1994). An evaluation of 42 accelerant detection canine teams. Journal of Forensic Sciences 40, nr. 4, p. 561–564.

McLean, I. G. (2003). Mine detection dogs: training, operations and odour detection, Geneva, Geneva International Centre for Humanitarian Demining.

Mesloh, C. (2000), [WWW]. Scent as forensic evidence and its relationship to the law enforcement canine: http://www.uspcak9.com/training/forensicScent.pdf, geraadpleegd [11/05/2008].

Michel, A. (1973). Het mysterie van de hondenneus. Woef, nr. 114-115.

Neuhaus, W. (1953). Über die Riechschärfe des Hundes für Fettsäuren. Zeitschrift für vergleichende Psychologie 35, nr. 6, p. 527-552.

O’Neil, W. (1972). Feasibility study of using dogs for explosives detection in urban environments, New York, Police Department.

Oregon (2008), [WWW]. Oregon K-9 search teams: http://www.ok9st.org/ok9st/Water.html, geraadpleegd [27-05-2008].

Osterkamp, T. (2001). Improving POD: training a SAR dog control at a distance. SAR Dog Alert 21, nr. 2, p. 1-4.

Pearsall, M.D., Verbruggen, H. (1982). Scent, Colorado, Alphine Publications.

Plum, J. (2002). Careers in the Police Departments' Search and Rescue Unit, New York, The Rosen Publishing Group, p. 10.

Rapp, J. (1979). How to train dogs for police work, Fairfax, Denlingers Publishers.

Remsberg, C. (1986). The tactical edge: surviving high risk patrol, Northbrook, Calibre Press.

Shuler, J. R. (1998), [WWW]. Beginning mantrailing trailing: http://www.jackshuler.com/beginning_training.htm, geraadpleegd [13/05/2008].

Shivik, J. A. (2002). Odor-absorptive clothing, environmental factors and search-dog ability. Wildlife Society Bulletin 30, nr. 3, p. 721-727.

Struelens, E. (2005a). Bouw en functie van het dier, cursus, Hogeschool Gent, Departement Biowetenschappen en Landbouwarchitectuur, p. 79-80.

Struelens, E. (2005b). Dier en samenleving: gedragsleer, cursus, Hogeschool Gent, Departement Biowetenschappen en Landbouwarchitectuur, p. 3.

Struelens, E. (2007). Gedragsleer en training, cursus, Hogeschool Gent, Departement Biowetenschappen en Landbouwarchitectuur, p. 39.

Universiteit Gent [CD-rom]. (2005). Gent: Cocquyt, G., Cornillie, P., Jacobs, C., Muylle, S., Van Cruchten, S. Beschikbaar: Vakgroep Morfologie UGent.

van der Stroom, H. (2003). Hondensport: speuren, eerste druk, Warffum, Welzo Media Productions.

 

Verhoef, E. (1998). Duitse Herders, Lisse, Zuid Boekproducties, hoofdstuk 2, p. 14-23.

Volhard, J., Volhard, W. (2006). Honden trainen voor dummies, tweede druk, Nederlandse vertaling door Penta A., Amsterdam, Addison Wesley, hoofdstuk 20, p. 291-294.

Wagner, E. (1997), [WWW]. The use of canines in accelerant detection: www.tcforensic.com.au/docs/uts/essay2.pdf, geraadpleegd [25-05-2008].

Wikipedia (2008), [WWW]. Wikipedia, the free encyclopedia: http://en.wikipedia.org/wiki/, geraadpleegd [27/05/2008].

Wolfe, M. (1991), [WWW]. Scent as Forensic Evidence and its Relationship

to the Law Enforcement Canine: http://www.uspcak9.com/training/forensicScent.pdf, geraadpleegd [14/05/2008].

Download scriptie (2.48 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2008