Toetsingsinstrument voor de behoefte aan groenvoorzieningen

Wim
Verheyden

 

De behoefte aan groen
 
“Landschapsverdriet is nostalgie en nostalgie is een teken van ontworteling”, zegt Maartje Somers. “Het komt voort uit de menselijke behoefte aan een landschap waar de dingen tenminste even op hun plaats blijven. Het tempo en de schaal van veranderingen is echter te groot geworden, waardoor te veel landschap ‘onleesbaar’ is geworden. Maar in de verbeelding van de mens huist nog altijd de voortploegende boer, als symbool, als bewerker van ons landschap. Onder alle verstedelijking en bulldozerij is ons mentale platteland onverwoestbaar gebleken.” Maar… het oproepen van een “gevoelslandschap” werkt wel voor de poëzie, maar voorkomt niet dat heel wat positieve invloeden van groen vaak wél definitief weggebulldozerd worden. Deze invloeden zijn al ontzettend vaak opgesomd. Men kan dit afdoen als “geitenwollensokken”-propaganda, ware het niet dat deze impact ook in ruime mate onderschreven wordt in tal van wetenschappelijke onderzoeken.
 
Ook de Vlaamse overheid beklemtoont al lang de multifunctionele rol van groen, o.a. in de Langetermijnplanning groenvoorziening (1993) en sindsdien in veel andere beleidsvisies. Toch constateert diezelfde overheid 15 jaar later nog steeds dat “men zowel in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als bij de opmaak van gemeentelijke structuurplannen en bij het afbakenen van stedelijke gebieden moet vaststellen dat er aan groen niet de nodige aandacht wordt geschonken”. Men neemt een afwachtende houding aan. De Vlaamse overheid kijkt naar de lokale overheden... deze kijken met vraagtekens in hun ogen terug... en de tijd tikt weg. De gevolgen worden duidelijk in het Milieurapport Vlaanderen. Het groenareaal binnen de bebouwde kom is de laatste decennia sterk afgenomen of het aanbod per inwoner daalde omdat de areaaltoename kleiner was dan bevolkingsgroei. Steden worden “woestijnen” in het landschap en meer dan de helft van de huidige oppervlakte natuur wordt bedreigd. Bovendien zijn er onrechtvaardigheden op vlak van het aanbod. Meer dan een derde van de bewoners van stadskernen heeft geen groene recreatieve ruimte binnen een bereik van 800 meter en het groen is ongelijk verspreid, dit ten nadele van de laagste inkomensklassen.
De laatste jaren is er al bij al niet veel verbeterd in het groenbeleid. Het beeld van groen als kostenpost blijft hardnekkig, ook al toont onderzoek de economische baten ervan aan. Er werd vaak zelfs serieus gesnoeid in de budgetten of het groenareaal nam verder af onder de noemer van “kwaliteitsverbetering”. Dikwijls wordt uitbundig gebruik – of misbruik – gemaakt van vage termen en modewoorden zoals kwaliteit en leefbaarheid, zodat men de échte discussie niet hoeft te voeren. Op andere vlakken is er wel een en ander veranderd. Globaal gezien is de temperatuur op aarde weer wat toegenomen en de steden pieken daar (als “hitte-eilanden”) nog boven uit. Wereldwijd zijn er meer én zwaardere overstromingen – ook in Vlaanderen – en de nauw samenhangende tegenhanger: verdroging. Zijn er dan geen positieve veranderingen? Toch wel! De EU-luchtkwaliteitsnormen worden wat strenger en vormen een extra stimulans voor een doordacht groenbeleid. Hetzelfde geldt voor de EU-richtlijn Water die ons o.a. moet aanzetten om serieuze inspanningen te doen voor een betere waterkwaliteit en natuurlijke beekoevers.
Er moet dringend een mentaliteitswijziging nagestreefd worden. Groennormen kúnnen daarbij hun nut bewijzen, tenminste als men uitgaat van een drieledige aanpak op basis van functieniveaus, bereikbaarheid én draagkracht. Deze laatste factor werd de laatste jaren vergeten, maar het mag duidelijk zijn dat een park door over-recreatie nooit duurzaam beheerd kan worden en dus zal verloederen (waarmee het eens te meer een doorn in het oog wordt). Maar groennormen hebben beperkingen. Op termijn moet het maatschappelijk rendement van groen écht naar waarde geschat worden bij beleidskeuzes. Een handig instrument – dat een goede checklist vormt van aandachtspunten – kan helpen om de uitdagingen in kaart te brengen en om systematisch het groenbeleid te verfijnen. Geen enkel instrument kan een grondige kennis van een wijk en ervaringen van medewerkers ten velde vervangen, maar toch bewijst de uitgewerkte methodologie haar meerwaarde. Men kan bvb. de sociale ongelijkheid in het groenaanbod aantonen. Het veelgebruikte argument dat in bepaalde wijken geen “vraag naar méér openbaar groen” bestaat – omwille van het veronderstelde “feit” dat er een bepaalde doelgroep zou wonen die slechts beperkt gebruik wenst te maken van groenvoorzieningen – wordt dus naar de prullenmand verwezen. Veel mensen worden (onrechtstreeks) gedwongen om te wonen in wijken waar de huur laag is, waar er een grote bevolkingsdichtheid is en waar weinig groen is. Daar zijn trouwens ook andere aanwijzingen voor. Zo komen de “gemeten” tekortzones (op basis van groennormen) sterk overeen met de “subjectief ervaren tekortzones” (enquêtes). Met behulp van de methodologie zijn er heel wat opmerkelijke analyses te maken. Voorts gaat veel aandacht uit naar het belang van het netwerk van groen en water, dat recreatieve en andere functies met elkaar verbindt en verzoent. Op die manier wordt houvast geboden bij beleidskeuzes en kan men – op grond van logische argumenten – een duurzaam groenbeleid opbouwen dat de term “beleid” waardig is. Dit is zéker mogelijk. Zelfs Arthur Schopenhauer – de vaak nogal pessimistische Duitse filosoof – stelt dat de logica uiteindelijk wel aan het langste eind zal trekken: 



 
“Elke waarheid doorloopt drie stadia:

eerst wordt zij belachelijk gemaakt,

vervolgens wordt zij sterk tegengewerkt

en uiteindelijk wordt zij beschouwd alsof zij altijd al vanzelfsprekend is geweest.”
 
Daarmee zou ik natuurlijk het risico lopen te beweren dat ik met deze methodologie de volledige waarheid in pacht heb. Men moet altijd voorzichtig zijn met het claimen van de waarheid, want “de waarheid is een glibberig pad”. Ik kan alleen maar hopen dat er nergens fouten tegen de logica zijn ingeslopen. Verder laat ik het volledig aan de lezer over om zich doorheen dit werk al dan niet te laten overtuigen van wat voor hem waar is... of beter: wat voor hem waardevol is. Wat ik wél met zekerheid durf beweren, is dat de positieve impact van groen momenteel bij de meeste besturen ruimschoots onderschat wordt. Zelf wil ik met die conclusie alleszins niet in pessimisme vervallen. Er staan veel mogelijkheden open om de huidige situatie in het groenbeleid stelselmatig te verbeteren. Men zou kunnen denken aan een soort Best Beschikbare Technieken (BBT) binnen de stedenbouw (met bvb. de inzet van vegetatie voor luchtzuivering d.m.v. groengordels of -buffers en aandacht voor een integrale groenbenadering). Vervolgens kan dit aangevuld worden met BBT binnen de groensector zelf, o.a. met het oog op de technische aspecten voor groenaanleg. Hopelijk had Schopenhauer gelijk en wordt de groene logica in de toekomst inderdaad beschouwd “alsof zij altijd al vanzelfsprekend is geweest”...

Bibliografie

 

ADRIAENS T., PEYMEN J. en DECLEER K. (2007). “Natuurverbindingsgebieden in Vlaanderen: achtergronden, afbakening en mogelijke inrichting.” Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2007.14. Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 160 pag.
 
AFDELING BOS & GROEN (1999). “Vademecum ‘Beheerplanning Harmonisch Park- en Groenbeheer’”. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 299 pag.
 
AGIV (2007). “Stedelijk groen. Afbakening en classificatie aan de hand van IKONOS-beelden.” Gent: Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen, 2 pag.
 
AGIV (2008). “Website Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen.” Gent: Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV).
Gevonden op internet: http://www.agiv.be.
 
ALE B., KERSTEN W., VOS W. en ZOETEMAN B. (2006). “Het beheersen door de overheid van maatschappelijke ontwrichting door (buitenlandse) calamiteiten. Effectief omgaan met de media en de rol van ‘Early Warning’ - Eindrapportage 2006.” Tilburg: Globus – Institute for Globalisation and Sustainable Development – Universiteit Tilburg in samenwerking met Technische Universiteit Delft in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) (Nederland), 124 pag.
 
ALLAERT G., LEINFELDER H. en VERHOESTRAETE D. (2007). “Toestandsbeschrijving van de volkstuinen in Vlaanderen vanuit een sociologische en ruimtelijke benadering.” Brussel: Universiteit Gent - Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning in opdracht van Departement Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie, 51 pag.
ALTERRA (2001). “Handboek Robuuste Verbindingen; ecologische randvoorwaarden.” Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 252 pag.
 
AMINAL (1993). “Lange Termijnplanning Groenvoorziening.” Brussel: Mens & Ruimte en de Vereniging voor Openbaar Groen (VVOG) in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap (AMINAL), 2 boekdelen, respectievelijk 65 en 235 pag.
ARS (1998). “Advies van de ARS over de nota ‘Groen in Amsterdam’.” Amsterdam: Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling, 8 pag.
ATF, BOTTELDOOREN D., CAERELS L. e.a. (2001). “Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen – Thema Lawaai.” Synthesetekst van hoofdstuk 2.7 uit MIRA-T-2001. S.l.: Vlaamse Milieumaatschappij.

Gevonden op 10 oktober 2007 op het internet: www.milieurapport.be
BAGGINI J. (2005). “Filosofie en de zin van het leven.”. Amsterdam: Meulenhof, 200 pag.
BEUNEN R. (2000). “Het langzame net versnellen. Aandachtspunten voor realisatie van het langzame netwerk.” Alterra-rapport 077. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 36 pag.
BEZEMER V. en DAALDER R. (1998). “Groen – The Urban Power.” Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte in opdracht van Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam, 40 pag.
BEZEMER V, BERVAES J.C.A.M., DE BOER T.A. en VISSCHEDIJK P.A.M. (2002). “Groene meters. Toetsing van de groennorm uit het Beoordelingskader Groen in de Stad.” Alterra-rapport 584. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 47 pag.
BEZEMER V. en VISSCHEDIJK P.A.M. (2003). “Groene meters – deel 2. Analyse van het stedelijk groen in de G30 steden.” Alterra-rapport 833. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 87 pag.
BLOM G.E., DE JONGE J.M. en TIMMERMANS W. (2001). “Stad-Land in onderzoek. Eindrapportage onderzoeksprogramma Stad-Land 1997 – 2000.” Alterra-rapport 259. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 54 pag.
BOLT, G. en TORRANCE M.I. (2005). “Stedelijke herstructurering en sociale cohesie.” Utrecht: Nethur, 98 pag.
BOOMBLAD (2007:a). “Investeren in landschap levert miljarden op.” Boomblad nieuwsbrief, 2 mei 2007. Wageningen: Cereales.         

Gevonden op 14 november 2007 op het internet: http://www.boomblad.nl/index.php?id=204
BOOMBLAD (2007:b). “Stadsgroen gaat temperatuurstijging tegen.” Boomblad nieuwsbrief, 23 mei 2007. Wageningen: Cereales.         

Gevonden op 14 november 2007 op het internet: http://www.boomblad.nl/index.php?id=204
BOOMBLAD (2007:c). “Biodiversiteit maakt gelukkig.” Boomblad nieuwsbrief, 24 mei 2007. Wageningen: Cereales.           

Gevonden op 14 november 2007 op het internet: http://www.boomblad.nl/index.php?id=204
BOS A.E. en BRAAKSMA, P.J. (2007). “Investeren in het Nederlandse Landschap. Opbrengst: geluk en euro’s.” Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), 124 pag.
BOTTELDOOREN D., DE POORTER J. en THOEN J. (s.a.). “Milieu- en natuurrapport Vlaanderen – Thema Lawaai. Situering van het thema, in het bijzonder ten opzichte van MIRA 2.” S.l.: Vlaamse Milieumaatschappij.

Gevonden op 05/11/2002 op het internet:           

http://www.intec.rug.ac.be.Research/Groups/acoustics/MIRA98WR1.htm
BRAAKHEKKE, HELMER, LINNARTZ en REKER (2006). “Tijdelijke natuur, permanente winst.” Utrecht: Stroming BV en ARK in opdracht van en samenwerking met InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, 25 pag.
BRANDT E., (1996). “Nederland onleefbaar.” De Groene Amsterdammer van 27 november.
BROER W., COHEN G., LOEF P., SWAAGSTRA H. en VAN DEN BURG A. (2006). “Kennisdocument vegetatie en luchtkwaliteit ten behoeve van het uitvoeren van een pilotproject langs rijkswegen.” Rapportnummer DWW 2006-094. Delft: Rijkswaterstaat – Dienst Weg- en Waterbouw-kunde (DWW), 85 pag.
BRUNDTLAND, G.H. (1987) “Our common future.” Oxford: Oxford University press.
BUIJS A. en STEG L. (2004:a). “Psychologie en duurzame ontwikkeling. De psychologie van milieugedrag en natuurbeleving.” Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen - Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling, Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs, 85 pag.
BUIJS A.E., DE BOER T.A., DE VRIES S., GERRITSEN A.L., LANGERS F., RUIJGROK E.C.M. en WINSUM-WESTRA M.V. (2004:b). “Gevoelsrendement van natuurontwikkeling langs rivieren.” Alterra-rapport 868. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 125 pag.
BUSSER M. en VAN GOLEN B. (2003). “Balansboek rood-groen.” Den Haag: Stichting Recreatie – Kennis- en Innovatiecentrum, 94 pag.
CLOET B., DE SMEDT P., HAENTJENS G., NULENS G., SCHEPERS A. en WAUTERS E. (2006). “Stimuleren van duurzaamheid in ruimtelijke instrumenten om te komen tot een beter stedelijk beleid. Eindrapport. Deel 1: Algemeen deel.” S.l.: Resource Analysis NV in opdracht van Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, AMINAL, Directoraat-Generaal, 149 pag.
 
DE BRUYN, L., DEGANS H., DE CLERCQ, E., VAN HERZELE A. en WIEDEMANN T. (2004). “Stedelijk Milieu.” In VAN STEERTEGEM M. (ed.) “MIRA-T 2004. Milieu- en natuurrapport Vlaanderen. Thema’s.” Mechelen, Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), p. 355-365.           

DE BRUYN, L., DEGANS H., DE CLERCQ, E., VAN HERZELE A. en WIEDEMANN T. (2007). “Achtergronddocument 2007 ‘Stedelijk milieu’” bij de MIRA-T-rapportering (Milieurapport Vlaanderen). S.l.:Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).    

Gevonden op (12/04/2008) op het internet: www.milieurapport.be.
DE CLERCQ E., VAN HERZELE A. en WIEDEMANN T. (2004). “Monitor voor bereikbaar en aantrekkelijk groen in steden.” S.l.: Vakgroep Menselijke Ecologie, Vrije Universiteit Brussel in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij in het kader van de MIRA-rapportering, 46 pag.
 
DE GRAAF R.P.M., REINHARD A.J. en VREKE J. (2002). “Belevingsgraadmeters.” Den Haag: Landbouw-Economisch Instituut (LEI), 56 pag.
 
DE HULLU R., SNELDERS W. en VAN DOORN A. (2003). “Inspiratieboek Ruimtelijke kwaliteit.” Gouda: Infra Consult + Engineering in opdracht van Habiforum Nederland – expertisenetwerk meervoudig ruimtegebruik, 48 pag.
 
DEJONGHE C., VAN DINTEREN J. en VLOEBERGH G. (2003). “Anders omgaan met bedrijfsruimte in Gent.”, Tijdschrift Ruimte & Planning, jaargang 23 nr.1, p.11-27.
 
DE KAM G. en NEEDHAM B. (2003). “Een hele opgave. Over sociale cohesie als motief bij stedelijke herstructurering.”, Utrecht: DGW/NETHUR Partnership, Directoraat-Generaal Wonen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) (Nederland) en The Netherlands Graduate School of Urban and Regional Research, 76 pag.
DE KLUIVER P. en SWAAGSTRA H. (2006). “VIBA-Presentatie ‘Integraal Technisch Groen. De gerichte inzet van beplanting voor energiebesparing, geluidsbeperking en luchtkwaliteit.”. Babberich: ES Consulting, 20 pag.
DELARUE S. (2008). “Inspirerend groen in Frankfurt am Main. Over groen gordeldieren en innovatief militair groen.” Tijdschrift Groencontact, 34e jaargang (1), pag.18-20.
DEN HAAG (2005). “Groen kleurt de stad. Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015.” Den Haag: Gemeente Den Haag – Dienst Stadsbeheer, 108 pag.
DEN HAAG (2008). “Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag. Hoofdlijnen voor inrichting en beheer – Uitvoeringsprogramma 2008-2018. Concept.” Den Haag: Gemeente Den Haag – Dienst Stadsbeheer – Stedelijke Structuren, 103 pag.
DE PUE E., LAVRYSEN L. en STRYCKERS P. (2005). “Milieuzakboekje.” (19de uitgave) Antwerpen: Kluwer, 973 pag.
DE RIDDER K. (2003). “BUGS: Benefits of Urban Green Space – First Research Brief.” Mol: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), 15 pag.
 
DE SMEDT P., SCHEPERS A., SCHOUKENS H. en WAUTERS E. (2006). “Stimuleren van duurzaamheid in ruimtelijke instrumenten om te komen tot een beter stedelijk beleid. Eindrapport. Deel 2: Inputnota RSV.” S.l.: Resource Analysis NV in opdracht van Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, AMINAL, Directoraat-Generaal, 54 pag.
 
DE VRIES S. en MAAT K. (2002). “Groen, wonen en mobiliteit.” Delft: TU Delft - DGW/Nethur Partnership, 52 pag.
 
DIJKSTRA H., OOSTERBAAN A. en VAN BLITTERSWIJK H. (2002). “Kleine landschaps-elementen. Analyse van de beleidsvraag voor de ontwikkeling van een monitoringssysteem.” Alterra-rapport 491. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 70 pag.
 
DONOVAN R., FOWLER D., HEWITT N., MACKENZIE R., OWEN S., STEWART H. en UTE S. (s.a.). “Trees and sustainable urban air quality. Using trees to improve air quality in cities.” Edinburg: Lancaster University and the Centre for Ecology & Hydrology (CEH), Edinburgh (UK), 12 pag.
 
DUYVENDAK J.W., STOUTHUYSEN P. en VAN DER GRAAF P. (1999). “Stedelijk beleid in Vlaanderen en Nederland: kansarmoede, sociale cohesie en sociaal kapitaal.” Tijdschrift voor Sociologie, Volume 20, nr. 3-4.
 
DWW (1997). “Wegwerken van effecten van wegwerken. Voorlopige groslijst mitigerende maatregelen voor auto(snel)wegen.” Rapport nr. W-DWW-97-016 (DWW-werk-document). Delft: Rijkswaterstaat – Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW), 86 pag.
 
ELEVITCH C. en WILKINSON K. (2001). “Overstory #60: Trees as noise buffers.”
Gevonden op 12/10/2001 op het internet: http://www.agroforester.com/overstory/overstory60.html
 
ELINGS, M. (2006). “People-plant interaction: the physiological, psychological ans sociological effects of plants on people.” In HASSINK J. en VAN DIJK M. (Eds.). “Farming for Health. Green-Care Farming Across Europe and the United States of America.” Dordrecht: Springer, p. 43 - 55.
 
ELSINGA M., HAFFNER M., HEYLEN K, TRATSAERT K., VAN DAALEN C., VAN DAMME B. en WINTERS (2007). “Op weg naar een nieuw Vlaams sociaal huurstelsel? Samenvatting.” Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement RWO – Woonbeleid, 64 pag.
 
EUROPESE COMMISSIE (1996). “Rapport Europese Duurzame Steden”. Brussel: Deskundigen-groep stedelijk leefmilieu, Europese Commissie, Directoraat-Generaal XI Milieuzaken, Nucleaire Veiligheid en Civiele Bescherming, 323 pag.
 
FHWA (1995). “Highway traffic noise analysis and abatement policy and guidance.” Washington D.C.: Federal Highway Administration (FHWA) – Department of Transportation, 77 pag.
 
FINUCANE M.L., MACGREGOR D.G., PETERS E. en SLOVIC P. (2002). “Rational actors or rational fools? Implications of the affect heuristic for behavioural economics.” Een herwerkte versie van het hoofdstuk “The affect heuristic”, gepubliceerd in GILOVICH T., GRIFFIN D. en KAHNEMAN D. (eds.), “Heuristic and biases: the psychology of intuitive judgment.” Cambridge: Cambridge University Press, p. 397-420.
 
FLEMING G., KNAUER H. en LEE C. (2000). “FHWA highway noise barrier design handbook.” Virginia Springfield: National Technical Information Service.
Gevonden op 07/11/2001 op het internet: http://www.fhwa.dot.gov/environment/noise/Manual.htm
 
FOLDI A.P., SAMPLE P.E. en SAYDLOWSKI B.K. (2000). “Controlling traffic noise. Interim rapport.” Delaware: Technical Advisory Office, 16 pag.
 
GECORO GENT (2002). “Advies bij het Ontwerp Ruimtelijk Structuurplan Gent.” Gent: Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO).
 
GEERTSEMA W., GRIFFIOEN A., MEEUWSEN H.A.M. en KALKHOVEN J.T.R. (2002). “Natuur en identiteit. Een rapport over 2002. Groenblauwe dooradering is belangrijk voor natuur en identiteit in het agrarisch cultuurlandschap.” Alterra-rapport 712. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 82 pag.
 
GEMEENTE AMSTERDAM (2004). “Handleiding daktuinen.” Amsterdam: Gemeente Amsterdam – dienst Ruimtelijke ordening, 34 pag.
 
GEMEENTE DEN HAAG (2006). “‘Bomen voor de toekomst.’”, Bomennieuwsbrief nr.12. van 20 december 2006. Den Haag: Gemeente Den Haag.
 
GEMEENTE ROTTERDAM (2007). “Rotterdam groen van boven. Toepassing van groene daken in Rotterdam.” Rotterdam: Gemeente Rotterdam, 72 pag.
 
GERRITSEN E., HIDDES E., TIMMERMANS W., VISSCHEDIJK P. en WOESTENBURG M. (2006). “Groen In en Om de Stad. Onderzoek GIOS 2006.” Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 40 pag.
 
GEZONDHEIDSRAAD en RMNO (2004). “Natuur en gezondheid. Invloed van natuur op sociaal, psychisch en lichamelijk welbevinden”. Den Haag:Gezondheidsraad en Raad voor Ruimtelijk (RMNO) – Milieu- en Natuuronderzoek, 120 pag.
 
GEZONDHEIDSRAAD (2006). “Stille gebieden en gezondheid”. Den Haag: Gezondheidsraad.
 
GOMMAAR A. (2000). “De flora van geluidswallen in de provincie Antwerpen. Een veldonderzoek.” Tijdschrift Groencontact, 26e jaargang, p. 17-22.
 
GOOSSEN C.M. en DE BOER T.A. (2007). “Recreatiemotieven en belevingssferen in een recreatief landschap. Literatuuronderzoek.” Alterra-rapport 1692. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 78 pag.
 
GORSSEN, J., 2008. “Hydrologie.” Cursus Master in de Biowetenschappen. Geel: Katholieke Hogeschool der Kempen, 116 pag.
 
HARTIG T., STAATS H. en VAN DEN BERG A. (2007). “Preference for Nature in Urbanized Societies: Stress, Restoration, and the Pursuit of Sustainability.” Journal of Social Issues, Vol. 63, No. 1, p. 79-96.
 
HASSINK J. en KIEFT E. (2004). “Noem het maar gewoon ‘medicijn’. De betekenis van wijktuinen voor het welbevinden van stadsbewoners in Amsterdam. Verkennend onderzoek.” Wageningen: NIDO en Plant Research International B.V., 35 pag.
 
 
HENDRICKX R. (1995). “Traffic noise attenuation as a function of ground and vegetation.”
Gevonden op 18/11/2002 op het internet: http://www.azfms.com/DocReviews/Dec95/art13.html
 
HERMY M. en HEYN M. (2001). “Lange termijnvisie op het gebiedsgericht natuurbehoud in Vlaanderen (MINA/113/9902), Deel 4: Lange termijnvisie natuurbehoud in stedelijke en verstedelijkte omgeving - Tussentijds rapport juni 2001.”S.l.:Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap.
 
HERMY M., SCHAUVLIEGE M. en TIJSKENS G. (2005). “Groenbeheer, een verhaal met een toekomst”, Berchem: Velt in samenwerking met Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Afdeling Bos & Groen, 576 pag.
 
HEYLEN K., TRATSAERT K. en WINTERS S. (2007). “Leefbaarheid en de rol van toewijzing in de Vlaamse sociale huisvesting. Samenvatting.”, Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement RWO – Woonbeleid, 45 pag.
 
HIEMSTRA J.A., SCHOENMAKER – VAN DER BIJL E. en TONNEIJCK A.E.G. (2008). “Bomen. Een verademing voor de stad.” Boskoop: Plant Publicity Holland (PPH) en Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG), 35 pag.
 
HITCHCOCK D. (2004). “Urban heat Island. Trees and air quality: six methods to get SIP credit for trees.” Houston: Houston Advanced Research Center, 27 pag.
 
HOOGENRAAD, T. en TROMP, M.. (2000). “Afstudeerproject SIM (Synthesis of Infrastructure and Mass)”. Gevonden op 16/12/2002 op het internet: http://www.sim.toba.nl/main.html
 
HOOGLAND-KARMAN C., NIJBOER M.H., VAN DE LINDT M., VERMEIREN J. en WOLFS G. (2003). “Communicatie over omgevingskwaliteit (COOK).” Gouda: SKB - Stichting Kennisontwikke-ling Kennisoverdracht Bodem, 44 pag.
 
HOOIMEIJER P., KROON H. en LUTTIK J., (2001). “Kwaliteit in meervoud. Conceptualisering en operationalisering van ruimtelijke kwaliteit voor meervoudig ruimtegebruik.”, Gouda: Habiforum Nederland - expertisenetwerk meervoudig ruimtegebruik, 104 pag.
 
HUISMAN W. (1990). “Proefschrift: Sound propagation over vegetation-covered ground. Geluidsvoortplanting over begroeide bodem.” Nijmegen: Drukkerij Quickprint b.v., 172 pag.
 
JACOBS R. en JONES P.T. (2002). “Terra Incognita. Globalisering, ecologie en rechtvaardige duurzaamheid.” (tweede druk)  Gent: Academia Press (Ginkgo), 646 pag.
 
JACOBS M. en VAN ASSCHE, K. (2002). “Kwaliteit in complexiteit. Ruimtelijke kwaliteit en de kennisontwikkeling daarover.” Alterra-rapport 601. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 102 pag.
 
JAMES, M. (s.d.). “Greenbelt Land. What is greenbelt and its future in the UK?”
Gevonden op 14/04/2008 op het internet: http://www.buildinglanduk.co.uk/greenbelt-land-uk.htm
 
JONKHOF J.F., PHILIPPA M. en VISSCHEDIJK P. (2004). “De Groene Metropool. Werkbezoek van minister Veerman en bestuurders van de G30 aan Parijs en omgeving, 7, 8 en 9 april 2004.” Alterra-rapport 1000. Wageningen: Alterra Research Instituut voor de Groene Ruimte, 29 pag.
 
KUIPERS K. (2003). “Filosofie en duurzame ontwikkeling. Filosofieonderwijs rond een maatschappelijk thema.” Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen - Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling, Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs, 71 pag.
 
KULLBERG J. (2006). “De tekentafel neemt de wijk. Beloften en beperkingen in de herstructurering van buurten.” Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), 59 pag.
 
KUO F.E. en SULLIVAN W.C. (2001). “Environment and crime in the city. Does Vegetation Reduce Crime?” Tijdschrift Environment and Behavior, Vol. 33 No. 3, Sage Publications Inc., p. 343-367. 
 
LAMOOT I. (2005). “Pleidooi voor een duurzaam groenmanagement in Vlaanderen. Memorandum aan de Vlaamse Regering.” Roeselare: Innovatie- en kenniscentrum Groenmanagement, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (associatie K.U. Leuven), 19 pag.
 
LEIDELMEIJER K. en MARSMAN G. (1999). “Beleving van de leefkwaliteit. Nadere analyses nulmeting Stad & Milieu.” Amsterdam: RIGO Research en Advies BV.
 
LEIDELMEIJER K. en VAN KAMP I., (2003). “Kwaliteit van de Leefomgeving en Leefbaarheid. Naar een begrippenkader en conceptuele benadering.” Amsterdam: Rijksinstituut voor Volks-gezondheid en Milieu (RIVM) en RIGO Research en Advies, 103 pag.
 
LEIJSSEN M. (2004). “Zingeving en zingevingproblemen vanuit psychologisch perspectief.” In “Wetenschappelijk denken: een laboratorium voor morgen? Lessen voor de eenentwintigste eeuw”. Leuven: Universitaire Pers Leuven, blz. 241-268.
 
LEMKOWITZ, GODFROIJ, VAN DER PLAS, VAN DIJK en WASSINK (2005). “De paradox van duurzaamheid.” TU Delta jaargang 39 nr. 33 (TU Delft).
Gevonden op 11/04/2008 op het internet: http://www.delta.tudelft.nl/archief/j39/n33/22568
 
LNVb(2007:a). “Leefbare stad, groene stad? – Beleidsdocument.” Rotterdam: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - LNV Consumentenplatform, 16 pag.
 
LNV (2007:b). “Leefbare stad, groene stad? – Achtergrondstudie.” Rotterdam: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - LNV Consumentenplatform, 22 pag.
 
LNV (2007:c). “Verslag LNV Consumentenplatform – Leefbare stad, groene stad?” Rotterdam: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - LNV Consumentenplatform, 18 pag.
 
MARKS N., SHAH H. en WESTALL A. (s.a.). “The power and potential of well-being indicators. Measuring young people’s well-being in Nottingham.” London: NEC (New Economics Foundation), 56 pag.
Gevonden op 14 maar 2007 op het internet: www.neweconomics.org
 
MARSH A. (1999). “Fundamentals of sound.” S.l.: The FRIDGE, Architectural Science Lab. Gevonden op 16/12/2002 op het internet:
http://fridge.arch.uwa.edu.au/topics/acoustics/index_acoustics.html
 
MEIER S. (2006). “Tussen leefstijl en wijkgedachte. Moderne en postmoderne denkbeelden over wonen en de herstructurering van naoorlogse wijken.” Amsterdam: Stichting De Driehoek, 100 pag.
 
MENTENS J., HERMY M. en RAES D. (2002). “Extensieve groendaken.” Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – afdeling Bos en Groen, 33 pag.
 
MENTENS J. (2004). “Waterretentie van extensieve groendaken. Eerste proefresultaten.” Tijdschrift Groencontact, 30e jaargang (2004/2), pag. 14-17.
 
MINA-RAAD (2005). “Advies van 27 oktober 2005 inzake het voorontwerp tweede Vlaams jeugd-beleidsplan 2006-2009” (d/2005/7080/a38).  Brussel: Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, 19 pag.
 
MINA-RAAD (2006). “Verkennende analyse van de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.” Brussel: Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, 30 pag.
 
MINA-RAAD en SERV (2007). “Advies Samenwerkingsovereenkomst met Gemeenten, Provincies, BBL en VODO 2008-2013.” Brussel: Milieu- & Natuurraad van Vlaanderen en Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, 27 pag.
 
MORRIS H. (2002). “Trails and Greenways. Advancing the Smart Growth Agenda.” S.l.: Rails-to-Trails Conservancy, 43 pag.
 
NIEUWENHUIS, E. (2000). “De lelijke snelweg.” De Groene Amsterdammer, 2000 (09/12).
 
OSAKA CITY (2005). “Quality of The Environment.  Conservation and Creation of Comfortable Environment.” Osaka: Osaka City – Environment and Sewerage Bureau.
Gevonden op 05/04/2008 op het internet:
http://www.city.osaka.jp/toshikankyo/english/environment/09.html
 
PEYMEN J., OOSTERLYNCK P., DEFLOOR W., VAN GULCK T., VAN STRAATEN D. en KUIJKEN E. (2000). “Opstellen en beoordelen van ecosysteemkwetsbaarheidkaarten met betrekking tot biotoopverlies en barrière-effect. Eindverslag van project 97/05.” Brussel: Vlaamse Gemeenschap en Instituut voor Natuurbehoud, 195 pag.
 
PIRSIG, R.M. (1974). “Zen en de kunst van het motoronderhoud; een onderzoek naar waarden.” Amsterdam:Uitgeverij Prometheus, 509 pag.
 
POUWELS W. (2007). “Noodstroomvoorziening voor huishoudens. Een onderzoek naar wensen en mogelijkheden.” Eindhoven: Technische universiteit Eindhoven – Human Technology Interaction – Technologie Management, 148 pag.
 
RAAIJMAKERS H. (2004). “Hobbytuinen op waarde geschat. Verkenning van instrumentaria voor natuurwaardering van hobbytuinen.” Utrecht: Universiteit Utrecht, 54 pag.
 
RIJKSWATERSTAAT (1990). “Groene geluidbeperkende constructies... ja mits...”. Delft: Ministerie van Verkeer en Waterstaat – Rijkswaterstaat, 164 pag.
 
RIJKSWATERSTAAT (1997). “LCA Geluidwerende voorzieningen A12: Eindrapport.”, Delft: Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat – Dienst Weg- en Waterbouwkunde, 45 pag.
 
RLG (2004). “RLG-brief aan de vaste commissie voor VROM met vijf boodschappen voor de kamerbehandeling Nota Ruimte.” Utrecht: Raad voor het Landelijk Gebied.
Gevonden op het internet: http://www.rlg.nl/website/actueel/nota_brief/nota_brief.html
 
RLG (2005). “Recht op groen.” Advies RLG 05/06 (2 delen). Utrecht: Raad van het Landelijk Gebied.
 
RMNO (2004). “Demografie en Leefstijlen. Over Migratie, Segregatie en Leefstijlen.” S.l.: Raad voor Ruimtelijk-, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO), 32 pag.
 
SAMSON R. (s.a.). “Stadsklimaat, klimaatswijzigingen en stadsbomen: vloek of zegen?” Antwerpen: Presentatie voor de Universiteit Antwerpen, 23 pag.
 
SCHMEINK H. en VEER M.M. (2001). “Recreatieverkenning Noord-Holland.” Den Haag: Stichting Recreatie, Kennis- en Innovatiecentrum in opdracht van Provincie Noord-Holland, 95 pag.
 
SCHUIT A.J., SEIDELL J.C. en WENDEL-VOS G.C.W. (2002). “De gevolgen van beleids-maatregelen uit de Nota Wonen op bewegingsarmoede in Nederland. Onderdeel van de gezondheids-effectrapportage ‘Mensen Wensen Gezond Wonen’”, RIVM rapport 269960001/2002. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 73 pag.
 
SIMMS A. en WOODWARD D., (s.a.). “Growth isn’t working. The unbalanced distribution of benefits and costs from economic growth.” London: New Economics Foundation (NEC), 32 pag.
 
SNELGROVE A.G., MICHAEL J.H., WALICKZEK T.M. en ZAJICEK J.M. (2003). “Urban greening and criminal behavior: A Geographic Information System perspective.” Texas: Department of Forest Science, Texas A&M University, 13 pag.
SORVIG K. (2001). “A sound solution. Expressway noise walls can fix some community problems while causing others.”
Gevonden op 08/04/2002 op het internet:
http://www.planning.org/planningpractice/2001/april011.html
 
STAD ANTWERPEN (2005), “Toelichtingsnota GR2. BPA Kwadevelden.” Antwerpen: Stad Antwerpen – Dienst Stadsontwikkeling, 30 pag.
 
STAD ANTWERPEN (2006). “Nulmeting s-RSA Ecostad.” Antwerpen: Stad Antwerpen – Dienst Stadsontwikkeling.
 
STAD ANTWERPEN (2007:a). “Bestuursakkoord – Antwerpen, 2007 – 2012.” Antwerpen: Stad Antwerpen, 64 pag.
 
STAD ANTWERPEN (2007:b). “Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen.” Antwerpen: Stad Antwerpen – Dienst Stadsontwikkeling.
 
STAD ANTWERPEN (2007:c). “Milieurapport Antwerpen 2007.” Antwerpen: Stad Antwerpen, 246 pag.
 
STOLK T. (2006). “Bomen om vervuilde lucht gratis op te schonen.” Tijdschrift Tuin & Landschap nr. 25, p.12-15.
STRYCKERS P. (2001). “Wetgeving bos en natuur. Cursus bosbouwbekwaamheid.” Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos & groen, 106 pag.


THÖNNESSEN M. (s.a.). “Feinstaub und innerstädtisches Grün. Bemerkungen zu den Filtereigenschaften von Fassadenbegrünungen und Stadtbäumen.” Keulen: Universiteit Keulen – Geographisches Institut, Forschungsgruppe Fassadenbegrünung, 13 pag.
TONNEIJCK F. (2005). “Amsterdam moet geen bomen kappen.” Tijdschrift Het Parool van 17 oktober 2005, 2 pag.
TONNEIJCK F. (s.a.). “Kleine landschapselementen voor zuivere lucht en zuiver water.” Wageningen: Wageningen UR – Plant Research International, 20 pag.
TRIPLE E. (2007). “Uitzicht op groen of groen uit zicht. De groene ambities van nieuwe woonwijken.” S.l.: Plant Publicity Holland – Groene stad opgemaakt door het Onafhankelijk Kenniscentrum Triple E (Economy, Ecology & Experience).
VAES F. (2001). “Bosbouw: algemene begrippen. Cursus bosbouwbekwaamheid.” Brussel:Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos & groen, 106 pag.
 
VAN ASSCHE K.A.M. (2004). “Signs in time. An interpretive of urban planning and design, the people and their histories.” Wageningen: Universiteit Wageningen, 343 pag.
 
VAN DEN BERG, A. (2007). “Innerlijke versus uiterlijke ruimte: een filosofisch-psychologische onderbouwing.” Utrecht: InnovatieNetwerk (Wageningen UR en Alterra), 58 pag.
 
VAN DEN BERG A.E. en TER HEIJNE M. (2004). “Angst voor natuur: een theoretische en empirische verkenning.” Landschap nr. 3, p. 137-145.
 
VAN DER HOEK M. (2007). “Literatuurstudie naar het belang van spelen in de natuur voor kinderen van 0 tot en met 12 jaar.” Wageningen, s.n., 19 pag.
 
VAN DER HOEVEN F.D. (2001). “RingRing. Ondergronds bouwen voor meervoudig ruimtegebruik boven en langs de Ring in Rotterdam en in Amsterdam.” Delft: Technische Universiteit Delft, 375 pag.
 
VAN DORST M. (2002). “Duurzaam leefbaar. De vertanding van leefbaarheid en een duurzame ontwikkeling in de gebouwde omgeving.” Naarden: GIDO Stichting (Gemeenschappelijk Initiatief realisatie Duurzame Ontwikkeling), 48 pag.
 
VAN ELSLAND M. (2004). “Bomen en welzijn.” Utrecht: Bomenstichting, 8 pag’s.
 
VAN HERZELE A., WIEDEMANN T. en VAN OVERMEIRE M. (2000:a). “MIRA-S 2000 Stedelijk Milieu” In VAN STEERTEGEM (red.) “MIRA-S 2000 Milieu- en natuurraport Vlaanderen: scenario’s.” Erembodegem: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), p.501-515.
 
VAN HERZELE A., WIEDEMANN T. en VAN OVERMEIRE M. (2000:b). “Stedelijk milieu: wetenschappelijk rapport.” Mechelen: Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Meetnetten en Onderzoek, 88 pag.
 
VAN HERZELE A. en WIEDEMAN T. (2003). “Monitor voor bereikbaar en aantrekkelijk groen. De betekenis van de groene ruimte voor de kwaliteit van de leefomgeving hanteerbaar gemaakt voor discussie, afweging en besluitvorming.“ Tijdschrift Ruimte & Planning, Jg. 23 nr. 2/2003.
 
VAN ISTENDAEL G. (2006). “Alfabet van de globalisering.” Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas, 127 pag.
 
VAN LEEUWEN (s.a.). “Weinig herrie achter de schermen. Waarheden en onwaarheden bij het bepalen van het effect van een geluidsscherm.” S.l.: DGMR Raadgevende Ingenieurs BV, 9 pag.
 
VAN VALKENBURG D.A. (s.a.). “Hoger kursus akoestiek. Verkeerslawaai.” S.l., s.n., 155 pag.
 
VAN WEVERBERG, K. (2004). “Stedelijk warmte-eiland Brussel: een modelmatige schatting van het aandeel stedelijke warmte in de temperatuursreeks van Ukkel.” Leuven: K.U. Leuven.
Gevonden op 10/04/08 op het internet :
http://geo.kuleuven.be/geografie/schoolverlater/onderzoek/kwinten/index…
 
VAN ZOEST J. en MELCHERS M. (2006). “Leven in de stad. Betekenis en toepassing van natuur in de stedelijke omgeving.” Utrecht: KNNV Uitgeverij, 240 pag.
 
VEEN, S. (2001). “Uitwerking Ecologische Verbindingszones Kennemerzoom.” Culemborg: Bureau Waardenburg B.V. - Adviseurs voor ecologie & milieu i.o. van Provincie Noord-Holland, 60 pag.
VERHEYDEN W. (2003). “De Greenwall als groen geluidsscherm. Mogelijkheden en beperkingen bij toepassing en integratie.” Onuitgegeven eindwerk, Katholieke Hogeschool der Kempen Geel – Departement Industrieel Ingenieur Biowetenschappen, 2 delen, respectievelijk 160 en 99 pag.
 
VLAAMSE GEMEENSCHAP (2004). “Algemene omgevingsanalyse Vlaanderen.” Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Administratie Planning en Statistiek, 309 pag.
 
VLAAMSE OVERHEID (s.a.). “Presentatie CAR-Vlaanderen. Calculation of Air Pollution from Traffic Road.” Brussel: Vlaamse Overheid – Departement Leefmilieu, Natuur en Energie – afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid – dienst Lucht & Klimaat, 5 pag.
 
VLAAMSE OVERHEID (2005). “Doelgroepenbeleid Consumenten. Aankomend milieubeleid voor de doelgroep consumenten 2005-2007.” Brussel: Vlaamse Overheid – Administratie Milieu, Natuur & Leefmilieu (AMINAL) – Directoraat-generaal, Cel Doelgroepenbeleid, 22 pag.
 
VLAAMSE OVERHEID (2006). “CAR-Vlaanderen. Mogelijkheden van het stratenmodel.” Brussel: Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie – afdeling Lucht, Hinder, Milieu & Gezondheid, 18 pag.
 
VLAAMSE OVERHEID (2007), “Bestek groenstructuurplanning.” Brussel: Vlaamse Overheid – Agentschap voor Natuur en Bos (ANB).
 
VLAAMS PARLEMENT (2001). “Commissievergadering – Nr. 199 – 6 juni 2001. Vraag om uitleg van mevrouw Isabel Vertriest tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Ambtenarenzaken, over gemeentelijke investeringen in groenvoorzieningen.” Brussel: Vlaamse Overheid – Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid.
 
VLAAMS PARLEMENT (2002). “Hoorzitting over de sociale mix en de leefbaarheid in de sociale huisvesting.” Zitting 2002-2003, stuk 1498 (2002-2003)- nr.1. Brussel, Vlaamse Overheid – Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid, 45 pag.
 
VLAAMS PARLEMENT (2007:a). “Commissievergadering C212 – WON16 – 14 juni 2007.” Brussel: Vlaamse Overheid – Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen, 14 pag.
 
VLAAMS PARLEMENT (2007:b) “Commissievergadering C45 – LEE5 – 25 oktober 2007.” Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, 25 oktober 2007. Brussel: Vlaamse Overheid – Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, 36 pag.
 
VMM (2008). “Website van de Vlaamse Milieumaatschappij”
Gevonden op 10/03/08 op het internet: http://www.milieurapport.be (laatst bijgewerkt: 2005).
 
VRIENS L., VAN HOVE M., PAELINCKX D. en HEIRMAN J. (2006). “Biologische waarderingskaart. Kaartbladen 15.” Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), 180 pag + 16 kaartbladen.
 
VROM (2005). “Investeren in groen.” Interview op het VROM-Ruimteforum. S.l.: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM).
Gevonden op 16/09/2007 op het internet: http://ruimteforum.vrom.nl
 
WATERMAN E. (2001). “Veel gestelde vragen over geluid.”
Gevonden op 18/09/2002 op het internet: http://utopia.ision.nl/users/mier/faq_geluid.htm
 
WIEDEMANN T. (2007). “Kaarten: Parken in Vlaanderen.” Intern document. Brussel: Vrije Universiteit Brussel (VUB) in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) Vlaanderen, Brussel, 33 pag.         

WOESTENBURG M. (2007). “Groen in de stad: wat wil de burger.” Tijdschrift Architectuur & Stedebouw, jaargang 24 nr. 8, 4 pag.

Download scriptie (17.26 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2008