The Fate of Liberal Education: John Henry Newman's The Idea of a University Revisited

Milica
Petrovic

Milica Petrovic

En wat gaat u volgend jaar studeren?

Toen ik besliste dat ik filologie zou gaan studeren, was er één vraag die me menigmaal gesteld werd: wat ga je daarmee doen? Ik heb er vier jaar over gedaan om een concreet antwoord hierop te kunnen geven, en ik hoop dat ik met mijn scriptie daarin zal geslaagd zijn.

Het is alom geweten dat een universitair diploma afkomstig van een faculteit letteren en wijsbegeerte – kortom, een diploma in de alfawetenschappen – minder populariteit geniet dan een in de sociale en exacte wetenschappen. Waarom eigenlijk? Vaak wordt gezegd dat een diploma in de Germaanse Talen of de kunstgeschiedenis minder nuttig of minder relevant zou zijn dan een diploma bio-ingenieur of economie. En dan komen we uiteraard bij de vraag: wat is nut? Wie of wat bepaalt of iets nuttig is of niet?

Toen in de negentiende eeuw de industriële revolutie uitbrak, bracht dit een golf van veranderingen met zich mee. Deze veranderingen waren uiteraard praktisch en materieel van aard, maar hadden in feite vooral invloed op het vlak van mentaliteit en ethiek. Massaproductie en massaconsumptie zoals wij ze vandaag kennen, vinden hun oorsprong in die negentiende eeuw. Nut en relevantie zouden van dan af langzaam maar zeker worden bepaald door één specifieke waarde: geld. Wanneer zaken werden geproduceerd, werd er verwacht dat dit geld zou opbrengen – waarom er anders tijd, energie, en geld in investeren?

Middenin diezelfde negentiende eeuw in het Verenigd Koninkrijk bracht John Henry Newman een belangrijk boek uit, getiteld The Idea of a University. In dat boek gaf hij zijn beschouwing weer over het universitair onderwijs. Newman was een student en geleerde aan de Universiteit van Oxford alvorens hij gevraagd werd om een katholieke universiteit in Dublin te stichten in 1851 – wat meteen de gelegenheid en reden was voor zijn negen lezingen over universitair onderwijs die later de kern van The Idea of a University zouden vormen. Zijn tijdloze filosofie kunnen we samenvatten in drie begrippen: “liberal education”, “knowledge its own end”, en “universal knowledge”. Newman haalde deze idealen grotendeels bij Oxford, dat erom bekend stond zijn studenten te willen vormen tot “gentlemen”. Alle socio-economische bemerkingen achterwege latend, kunnen we hier de kern van Newmans denken vinden: het doel van studeren is de vorming tot culturele en kritische mensen die zich later voor de samenleving zullen inzetten. Kennisoverdracht zou met andere woorden enkel moeten dienen tot de intellectuele en morele ontwikkeling van studenten – waarbij morele ontwikkeling ook een sociale plichtsbewustheid impliceert – zonder te kijken naar de marktwaarde of de maatschappelijke relevantie van het resulterende diploma. Belangrijk hierbij is het derde begrip van Newmans denken: “universal knowledge”. Newman was er immers van overtuigd dat alle kennis, alles wat op om het even welke manier wetenschappelijk benaderd kon worden, thuishoorde in de universiteit. Humane en exacte wetenschappen werden hierbij nevengeschikt wat waarde betreft, want alles was het even veel waard om bestudeerd te worden, zolang de student er een beter gevormd mens door werd. Newman trachtte toen al de universiteit onafhankelijk te maken van de utilitaristische eisen die de negentiende-eeuwse maatschappij langzaamaan begon te stellen.

Vandaag de dag merken we dat de industriële revolutie onze maatschappij een onomkeerbare weg heeft doen inslaan. Sinds de technologische en informatierevolutie in de twintigste eeuw, maakt de universiteit volledig deel uit van deze nut- en productiegerichte maatschappij. Sommige critici zijn er zelfs van overtuigd dat de universiteit meer en meer op een bedrijf is gaan lijken, een “business” waarbij de studenten zijn gereduceerd tot klanten. In de Angelsaksische wereld lijken de torenhoge inschrijvingsgelden dit alvast te bevestigen. Maar opnieuw heeft dit meer te maken met mentaliteit. Studenten studeren gemiddeld vier jaar voor een diploma, niet voor een vorming. Ze redeneren zoals elke klant of elk bedrijf zou doen: “als ik vier jaar tijd en energie in een studie investeer, dan wil ik dat ze opbrengt.” En wie kan het hen kwalijk nemen?

Sinds de jaren negentig heeft men in de Angelsaksische academische wereld een poging ondernomen om de humane wetenschappen wat aantrekkelijker te maken onder de noemer “Cultural Studies”. Hierin een master behalen klinkt alvast iets hipper dan bijvoorbeeld een master in geschiedenis of filosofie. Maar ook hierop is kritiek gekomen, want wat houden die Cultural Studies nu precies in? “Cultural Studies” is een overkoepelende term die verschillende vertakkingen binnen de alfawetenschappen omvat, maar geen concrete uitdieping of vorming biedt. De tragische kern van de zaak is dat de humane wetenschappen concurreren in een strijd die ze nooit kunnen winnen, want de spelregels zijn niet eerlijk opgemaakt. De humane wetenschappen kunnen gewoonweg geen tastbare bewijzen of gevolgen aanvoeren van een specifiek onderzoek en worden hiervoor benadeeld omdat deze bewijzen nu eenmaal de parameters van de huidige samenleving zijn. Er is uiteraard een onderscheid tussen de humane wetenschappen enerzijds en de exacte wetenschappen anderzijds, maar die dualiteit en tegenstelling is er een die volkomen is gecreëerd door de ethiek van de huidige maatschappij. Jammer genoeg vertolkt deze dualiteit zich in een hiërarchie waarin de humane wetenschappen onderaan de maatschappelijke ladder komen te staan.

En precies met het oog op deze problematiek is Newmans idee zo sterk en relevant: omdat hij van mening is dat de universiteit enkel een universiteit genoemd mag worden als ze universele kennis aanbiedt, plaatst hij alle vormen van kennis op een gelijkwaardig niveau, los van de maatschappelijke eisen van nut en relevantie. Dit wil echter niet zeggen dat Newman pleitte voor een universiteit die geïsoleerd stond ten opzichte van de samenleving. Integendeel, hij was ervan overtuigd dat een mens de samenleving enkel optimaal kon dienen indien hij of zij cultureel, moreel en intellectueel gevormd was - ieder op zijn of haar eigen manier.

Met een grondige analyse van Newmans boek en met behulp van de inzichten van verschillende hedendaagse critici heeft deze scriptie vooral tot doel gehad om de huidige mentaliteit van het universitair onderwijs onder de loep te nemen. Bovenal heeft deze scriptie een antwoord willen bieden aan al die ouders, vrienden, en medestudenten die zich afvragen wat je met een diploma in de geesteswetenschappen kan doen. Het antwoord is simpelweg dat de verkeerde vraag is gesteld. Niet wat je met een studie kan of zal doen, maar waarom je die studie kiest is van belang. En daarop luidt het antwoord: enkel de persoonlijke interesse voor een bepaald kennisgebied telt – de honger naar kennis louter omwille van de kennis – want dit is de enige weg naar zelfontplooiing.

 

 

 

 

 

 

Bibliografie

BibliographIE



“A Brief History.” London.ac.uk. 2008. University of London. 08 April 2009 <http://www.london.ac.uk/history.html#c815&gt;.

 

Bérubé, Michael. “The Abuses of the University.” American Literary History 10 (1998): 147-163. JSTOR. 14 Oct. 2008 <http://www.jstor.org/stable/490264&gt;.

 

Bevinick, Sidney L. “Integrity and the Future of the University.” The Journal of Higher Education 54 (1983): 566-573. JSTOR. 30 Sep. 2008 <http://www.jstor.org/stable/1981629&gt;.

 

Bloom, Allan. The Closing of the American Mind. New York: Simon and Schuster, 1987.

 

Boulton, Geoffrey, and Lucas, Colin. “What are universities for?” LERU (2008): 3-17. LERU. 11 Dec. 2008 <http://www.leru.org/&gt;.

 

Brubacher, John S. “The Theory of Higher Education.” The Journal of Higher Education 41 (1970): 98-115. JSTOR. 30 Sep. 2008 <http://www.jstor.org/stable/1977419&gt;.

 

Cabal, Alfonso Borrero. The University as an Institution Today. Paris and Ottawa: UNESCO and IDRC, 1993.

 

Castro-Klarén, Sara. “The Paradox of Self in The Idea of a University.” Turner 318-338.

 

Derrida, Jacques. “The Principle of Reason: The University in the Eyes of Its Pupils.” Diacritics 13 (1983): 3-20. JSTOR. 11 Nov. 2008 <http://www.jstor.org/stable/464997&gt;.

 

Doherty, Thomas. “Newman, Ireland, and Universality.” Contemporary Irish Culture and Politics 31 (2004): 73-92. Project Muse. 3 Oct. 2008 <http://muse.jhu.edu/login?uri=/journals/boundary/v031/31.1docherty.pdf&…;.

 

Fludernik, Monika. “Threatening the University – The Liberal Arts and the Economization of Culture.” New Literary History 36 (2005): 57-70. Project Muse. 10 Mar. 2009 <http://muse.jhu.edu/journals/new_literary_history/toc/nlh36.1.html&gt;.

 

Gossman, Lionel. “Literature and Education” New Literary History 13 (1982): 341-371. JSTOR. 20 Sep. 2008 <http://www.jstor.org/stable/468916&gt;.

 

Habermas, Jürgen. The New Conservatism. Cambridge: Polity Press, 1989.

 

“History of UCL.” Ucl.ac.uk. 2009. University College London. 08 April 2009 <http://www.ucl.ac.uk/about-ucl/history&gt;.

 

Jameson, Fredric. Foreword. The Postmodern Condition: A Report on Knowledge. By Jean-François Lyotard. Trans. Geoff Bennington and Brian Massumi. Manchester: Manchester University Press, 1984.

 

Jónassen, Jón Torfi. Inventing Tomorrow’s University. Who is to Take the Lead? Bologna: Bononia University Press, 2008.


Kronman, Anthony. Education’s End: Why our Colleges and Universities

Have Given Up on the Meaning of Life. New Haven: Yale University Press,

2007.

 

LaCapra, Dominick. “The University in Ruins?” Critical Inquiry 25 (1998): 32-55. JSTOR. 14 Oct. 2008 <http://www.jstor.org/stable/1344132&gt;.

 

Landow, George P. “Newman and the Idea of an Electronic University.” Turner 339-361.

 

Lyotard, Jean-François. The Postmodern Condition: A Report on Knowledge. Trans. Geoff Bennington and Brian Massumi. Manchester: Manchester University Press, 1984.

 

Marsden, George M. “Theology and the University: Newman’s Idea and Current Realities.” Turner 302-317.

 

McMackin Garland, Martha. “Newman in His Own Day.” Turner 265-281.

 

Newman, John Henry. The Idea of a University Defined and Illustrated in Nine Discourses Delivered to the Catholics of Dublin. 1852. Project Gutenberg. [Ebook 24526] 25 Oct. 2008 <http://www.gutenberg.org/etext/24526&gt;.

 

Newman, John Henry. University Subjects, Discussed in Occasional Lectures and Essays. 1858. Project Gutenberg. [Ebook 24526] 25 Oct. 2008 <http://www.gutenberg.org/etext/24526&gt;.

 

O’Boyle, Lenore. “Learning for Its Own Sake: The German University as Nineteenth-Century Model.” Comparative Studies in Society and History 25 (1983): 3-25. JSTOR. 13 Oct. 2008 <http://www.jstor.org/stable/178570&gt;.

 

Pelikan, Jaroslav. The Idea of the University: A Reexamination. New Haven: Yale University Press, 1992.

 

Readings, Bill. The University in Ruins. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1999.

 

Readings, Bill. “The University without Culture?” New Literary History 26 (1995): 465-492. Project Muse. 14 Oct. 2008 <http://muse.jhu.edu/journals/new_literary_history/toc/nlh26.3.html&gt;.

 

Redfield, Marc. “Introduction: Theory, Globalization, Cultural Studies, and the Remains of the University.” Diacritics 31 (2001): 3-14. JSTOR. 14 Oct. 2008 <http://www.jstor.org/stable/1566416&gt;.

 

Scott, John C. “The Mission of the University: Medieval to Postmodern Transformations.” The Journal of Higher Education 77 (2006): 1-39. Project Muse. 3 Oct. 2008 <http://muse.jhu.edu/journals/journal_of_higher_education/v077/77.1scott…;.

 

Snow, C.P. The Two Cultures and The Scientific Revolution. Cambridge: University Press, 1961.

 

Turner, Frank M., ed. The Idea of a University. By John Henry Newman. 1852. London: Yale University Press, 1996.

 

Turner, Frank M. “Newman’s University and Ours.” Turner 282-301.

 

Williams, Jeffrey. “Brave New University.” College English 61 (1999): 742-751. JSTOR. 30 Sep. 2008 <http://www.jstor.org/stable/378955&gt;.

 

Wilshire, Bruce. “Can the University Defend the Values upon Which It Stands?” The Journal of Higher Education 58 (1987): 249-260. JSTOR. 30 Sep. 2008 <http://www.jstor.org/stable/1981267&gt;.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Download scriptie (450.5 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2009