Voordat de bom valt: De rakettenkwestie in Belgische cartoons (1979-1985).

Filip Vranckx
Persbericht

Voordat de bom valt: De rakettenkwestie in Belgische cartoons (1979-1985).

 

MY ONLY FRIEND, THE END
 
 
Dit jaar bestaat de NAVO precies 60 jaar. Sinds de oprichting in 1949 heeft het militair bondgenootschap een rol gespeeld in verschillende internationale conflicten. De belangrijkste pijler binnen de alliantie zijn altijd al de Verenigde Staten van Amerika geweest. De overige lidstaten hebben de Amerikaanse beslissingen echter zelden blindelings gevolgd. Dat was ook zo tijdens de rakettenkwestie van de jaren 1980. Daarom waren de gebeurtenissen tussen 1979 en 1985 uiteindelijk bepalend voor de latere onderlinge relaties tussen de VS en België.
Als men meer wil leren over het verleden is het erg belangrijk om de beeldvorming over een bepaalde periode te onderzoeken. Het is immers niet voldoende om enkel de institutionele geschiedenis te vertellen. Historici moeten proberen te weten komen hoe mensen naar de situatie keken. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van cartoons. Weinig historici gebruiken deze nochtans zeer interessante bron. Aan de hand van karikaturen in zes Belgische tijdschriften wordt er een beeld geschetst van wat een deel van de bevolking nu eigenlijk dacht van de internationale spanningen.
 
“Is er nu wel iets zotters te bedenken dan om de een of andere oorzaak zulk een strijd te ondernemen, waarbij elk van beide partijen altijd meer schade dan voordeel heeft?”, vroeg de humanist Desiderius Erasmus zich al in de zestiende eeuw af. Na de Tweede Wereldoorlog leken de VS en de Sovjet-Unie de wereld mee te slepen in een nieuwe globale oorlog. Beide machtsblokken hadden bovendien genoeg nucleaire wapens om de wereld meermaals te vernietigen.
Na een periode van ontspanning in de jaren zeventig barstte de Koude Oorlog opnieuw in alle hevigheid los op het einde van dat decennium. In 1976 begon de USSR immers SS20-raketten op te stellen. Uiteindelijk kwam de NAVO op 12 december 1979 met het zogenaamde dubbelbesluit op de proppen. Enerzijds besloten ze dat er in West-Europa kernraketten moesten worden opgesteld om de lidstaten van de NAVO te beschermen. Anderzijds moesten er onderhandelingen met de Sovjet-Unie worden opgestart. Eén jaar later werd Ronald Reagan president van de VS. Hij zorgde voor een enorme toename van de defensie-uitgaven in de hoop de USSR op de knieën te krijgen.
In België waren de kernwapens in de jaren 1980 de “koninginnestukken op het politieke schaakbord”. Er waren grote tegenstellingen tussen de verschillende partijen en tussen de partijen onderling. Belangrijke voorstanders waren premier Wilfried Martens (CVP) en diens minister van Buitenlandse Zaken Leo Tindemans (CVP), de voornaamste tegenstanders waren Kamervoorzitter Louis Tobback (SP) en SP-voorzitter Karel Van Miert. De verdeeldheid tussen de verschillende partijen zou nadien nog jaren doorleven.
Net als in andere landen kwamen er in België grote betogingen tegen de plaatsing van de raketten. Het protest kwam er op initiatief van het Vlaamse Aktiekomitee tegen Atoomwapens (VAKA). De koepelorganisatie van verschillende vredesbewegingen organiseerde tal van protestacties. In 1981 wist VAKA circa 200.000 betogers op de been te brengen in Brussel. In 1983 kwamen er zelfs dubbel zoveel demonstranten opduiken. Het ging om de grootste na-oorlogse manifestatie in België.
 
Voor het onderzoek wordt niet op de cartoonisten gefocust. Centraal staat de tijdschriften hun visie op de rakettenkwestie. Alle Belgische tijdschriften die karikaturen over het onderwerp publiceerden worden behandeld. Het gaat om Knack, Pan, De Zwijger, Rood, Alle Macht aan de Arbeiders (AMADA)/Konkreet/Solidair – het blad veranderde in de onderzochte periode tweemaal van naam – en Vrede. De meeste cartoons werden uitgegeven naar aanleiding van de vredesdemonstraties van 1981 en 1983. Dit geeft aan dat de rakettenkwestie vooral in die periodes onder de bevolking leefde. Wanneer er geen belangrijke gebeurtenissen plaatsvonden, leken de mensen de spanningen tussen de machtsblokken te vergeten. Op zulke momenten waren economische problemen blijkbaar belangrijker.
De meerderheid van de karikaturen behandelde de angst voor de totale vernietiging. Er verschenen enorm veel cartoons over de agressieve VS – de staat werd bijvoorbeeld afgebeeld als een driftige Amerikaanse zee-arend of als de patriottische Uncle Sam – en haar oorlogszuchtige president – Reagan verscheen dikwijls als een cowboy. Dat de VS en haar president zo vaak getekend werden, hing samen met de strekkingen van de tijdschriften. Er waren namelijk drie types.
Het eerste genre periodieken gaf de VS de schuld van de nieuwe wapenwedloop. Het ging om Vrede, De Zwijger en Knack. De eerste twee bladen waren links en publiceerden amper spotprenten over de USSR omdat de natie op die manier wel eens in een slecht daglicht geplaatst kon worden. Voor Knack tekende hoofdzakelijk Gal spotprenten over de rakettenkwestie. Omdat ook hij de vredesbeweging over het algemeen genegen bleek te zijn, leek Knack Vrede en De Zwijger te volgen.
Het tweede type tijdschriften gaf de Sovjet-Unie de schuld van de rakettenkwestie. Dat gebeurde enkel in het rechtsere Pan. Aangezien Alidor de bescherming van de VS noodzakelijk vond, werden Reagan en diens onderdanen nauwelijks afgebeeld. Op die manier kon de tekenaar de Amerikanen ook niet ongunstig voorstellen.
Het derde type van tijdschriften beschuldigde zowel de VS als de USSR van het starten van de nieuwe bewapeningswedloop. Het ging om de linkse periodieken AMADA/Konkreet/Solidair en Rood. Ondanks het feit dat Rood geen enkele grootmacht genegen was, leunde het blad nauw aan bij het eerste type periodieken. De VS werd immers meermaals zwartgemaakt.
De USSR daarentegen kwam nauwelijks aan bod. Bij AMADA en haar opvolgers was er geen verschil te merken. Zowel de VS als de Sovjet-Unie werden negatief afgebeeld. De Belgische overheid werd voorgesteld als een volgeling van de VS. Ze aanvaardde de Amerikaanse beslissingen blindelings.
In tegenstelling tot de inwoners van de VS en de USSR werden de Belgen voorgesteld als een eensgezind volk. De cartoonisten zagen hen als een erg belangrijke factor in het protest tegen de kernwapens. Ze waren echter evenzeer slachtoffers van de regeringsbeslissingen. Daarom vonden sommige tekenaars hun rol in het rakettendebat verwaarloosbaar. De vredesbeweging had eveneens een grote invloed op veel karikaturisten. Symbolen als de vredesduif, onschuldige vrouwen en kinderen kwamen vaak voor in de tekeningen.
 
Het merendeel van de cartoons ging over de afschrikwekkende resultaten van nucleaire wapens. Pacifistische symbolen als de vredesduif werden afgemaakt, vredesbesprekingen faalden en demonstraties werden als nutteloos gezien. Mensen die bezorgd waren om de internationale spanningen vreesden het ergste. Zowel in de kwantiteit als in de thematiek van de cartoons vormde 1983 een breuklijn: na dat jaar daalde het aantal spotprenten over de rakettenkwestie en borgen de tekenaars – en met hen een groot deel van de bevolking – hun hoop op wereldvrede op.

- Filip Vranckx -

 

Bibliografie

 

Bronnen
· Alle macht aan de arbeiders, 1979-1980.
· De Zwijger, 1982-1984.
· Knack, 1979-1985.
· Konkreet, 1981-1982.
· Pan: l’hebdomadaire … du mercredi, 1979-1985.
· Rood: maandblad voor socialistische democratie, 1979-1985.
· Solidair, 1982-1985.
· Vrede: maandblad voor internationale politiek en vredesproblemen, 1979-1985.

 

Artikels en bijdragen
· ANTHIERENS, K., ‘Geen talent naast Jan en Gal? Hoeilaart ziet het maar niet zitten’, Knack (30 september 1981), 40.
· BOWMAN, J., Bespreking van JOHNSON, H., Sleepwalking Through History: America in the Reagan Years, New York, 1991, National Review, 43 (1991), 44-46.
· BREUVAL, N., ‘Knack-magazine’, Persgids. Tweede aflevering: Weekbladen, Brussel, 1972, 2.111.02.
· CALDWELL, L.T., en LEGVOLD, R., ‘Reagan Through Soviet Eyes’, Foreign Policy, 52 (1983), 3-21.
· CANBY, S. en DÖRFER, I., ‘More Troops, Fewer Missiles’ Foreign Policy, 53 (1983), 3-17.

· COOPER, A. en EICHNER, K., ‘The West German Peace Movement’, B. KLANDERMANS red., Peace Movements in Western Europe and the United States (International Social Movement Research. A Research Annual, 3), Greenwich, 1991, 149-171.

· CUFF, R.P., ‘The American editorial cartoon. A critical historical sketch’, Journal of Educational Sociology, 19 (1945), 87-96.

· DAVIDSON, L.J., Bespreking van P.D. JORDAN, Uncle Sam of America, Saint Paul, 1953, Western Folklore, 12 (1953), 220-221.

· DE GRAEVE, J., ‘Het evangelie volgens Jan’, Knack (19 december 1984), 58-63.

· DE LOOF, J., ‘Onzin van de burgerbescherming bij een atoomoorlog. Antwoord aan minister Nothomb’, Vrede, [234] (juni 1984), 5-6.

· EKO, L., ‘It’s a political jungle out there: how four African newspaper cartoons dehumanized and deterritorialized African political leaders in the post-cold war era’, International Communication Gazette, 69 (2007), 219-238.

· FORD, R.A.D., ‘The Soviet Union: The Next Decade’, Foreign Affairs, 62 (1984), 1132-1144.

· GAMSON, W.A. en STUART, D., ‘Media discourse as a symbolic contest: The bomb in political cartoons’, Sociological forum, 7 (1992), 55-86.

· GLAZOV, Y., ‘Yuri Andropov: A New Leader of Russia’, Studies in Soviet Thought, 26 (1983), 173-215.

· HEMMERIJCKX, R., ‘De communistische partijen’, P. VAN DEN EECKHOUT en G. VANTEMSCHE red., Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19e-20e eeuw, Brussel, 2003, 752-759.

· HUNG, C.-T., ‘The fuming image: cartoons and public opinion in late republican China, 1945 to 1949’, Comparative Studies in Society and History, 36 (1994), 122-145.

· HUNG, C.-T., ‘War and peace in Feng Zikai’s wartime cartoons’, Modern China, 16 (1990), 39-83.

· JOFFE, J., ‘Peace and Populism: Why the European Anti-Nuclear Movement Failed’, International Security, 11 (1987), 3-40.

· JOHNSON, I.S, ‘Cartoons’, The Public Opinion Quarterly, 3 (1937), 21-44.

· KUPPINGER, P., Bespreking van F.M. GÖCEK red., Political cartoons in the Middle East, Princeton, 1998, International Journal of Middle East Studies, 32 (2000), 571-573.

· LAMBRECHT, J., ‘Karikaturen over de Spaanse burgeroorlog in de Belgische dagbladpers (17.7.36 - 30.3.39)’, Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 18 (1987), 801-864.

· LAMOT, M., ‘De Koude Oorlog als storende ruis en ultiem referentiekader. 1970-1990’, M. VAN DEN WIJNGAERT en L. BEULLENS red., Oost West, West Best. België onder de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, 1997, 137-155.

· LANKOWSKI, C., ‘Social Movements in Germany and the United States. The Peace Movement and the Environmental Movement’, D. JUNKER red., The United States and Germany in the era of the Cold War, 1945-1990: A Handbook, II, New York, 2004, 430-436.

· LELIEVRE-DAMIT, ‘De Russen zijn weer vijand nummer een. Het beeld dat wij van de andere kant hebben’, Knack (9 december 1981), 156.

· MATERNE, L., ‘Dit is het allerlaatste…’, Alle macht aan de arbeiders (21 januari 1981), 1.

· MATERNE, L., ‘Konkreet’, Konkreet (28 januari 1981), 3.

· MEYER, W.N. en BUFFINGTON, N., Rhetoric of the Mushroom Cloud: How Explosive an Image Can Be, Paper, Second Semi-Annual Conference on The Rhetoric of Monstrosity, Stanford, 27 februari 2006.

· MOL, H., ‘Vietnam-veteranen als voorbode?’, Rood (18 februari 1982), 10.

· MCCARTHY, M.P., ‘Political Cartoons in the History Classroom’, The History Teacher, 11 (1977), 29-38.

· PENNE, R., ‘Het gevaar op het witte doek’, M. VAN DEN WIJNGAERT, L. BEULLENS, Oost West, West Best. België onder de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, 1997, 241-248.

· PODHORETZ, N., ‘The Reagan Road to Détente’, Foreign Affairs, 63 (1984), 447-464.

· ROBERTSON, R.T., ‘Uncle Sam: Image and Reality’, Peabody Journal of Education, 40 (1962), 157-166.

· ROSENTHAL, P., ‘The Nuclear Mushroom Cloud as Cultural Image’, American Literary History, 3 (1991), 63-92.

· SALISBURY, P., ‘Gile’s cold war: How Fleet Street’s favourite cartoonist saw the conflict’, Media History, 12 (2006), 157-175.

· SEVASTIANOVA, V., Bespreking van K.J. MCKENNA, All the Views Fit to Print: Changing Images of the U.S. in Pravda Political Cartoons, 1917-1991, New York, 2001, The Slavic and East European Journal, 48 (2004), 140-141.

· SHAW, T., ‘From Liverpool to Russia, With Love: A Letter to Brezhnev and Cold War Cinematic Dissent in 1980s Britain’, Contemporary British History, 19 (2005), 243-262.

· SHLAPENTOKH, D., ‘The End of the Russian Idea’, Studies in Soviet Thought, 43 (1992), 199-217.

· STOUTHUYSEN, P., ‘Oud en nieuw in één. De vredesbeweging als atypische nieuwe sociale beweging’, M. HOOGHE en J. BILLIET red., Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 34 (2004), 399-419.

· STOUTHUYSEN, P., ‘The Peace Movement in Belgium’, B. KLANDERMANS red., Peace Movements in Western Europe and the United States (International Social Movement Research. A Research Annual, 3), Greenwich, 1991, 175-199.

· STOUTHUYSEN, P., ‘Weg met die bommen. De vredesbeweging en het politieke debat over het Belgisch veiligheidsbeleid’, M. VAN DEN WIJNGAERT en L. BEULLENS red., Oost West, West Best. België onder de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, 1997, 158-170.

· STROOBANT, R., ‘Belgische protestsongs tegen de Koude Oorlog’, M. VAN DEN WIJNGAERT, L. BEULLENS, Oost West, West Best. België onder de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, 1997, 247-258.

· STRUYS, W.,‘Country Survey XV: Defence Policy and Spending’, Defence and Peace Economics, 13 (2002), 31-53.

· SULLIVAN, E.B., Bespreking van S. BREDHOFF, Draw!: Political cartoons from left to right (tentoonstellingscatalogus), Washington D.C., 14 juni 1991-31 augustus 1992, The public historian, 14 (1992), 162-163.

· UGEUX, W., ‘Pan’, Persgids. Tweede aflevering: Weekbladen, Brussel, 1972, 2.2.1.

· VAN SEVEREN, T., ‘De erkenning breekt door voor cartoonist Gal’, Knack (13 april 1977), 161-169.

· VAN YPERSELE, L., ‘La caricature politique belge dans l’entre-deux-guerres a travers de la presse francophone’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 23 (1992), 415-446.

· VON BREDOW, W., ‘The Peace Movement in the Federal Republic of Germany: Composition and Objectives’, Armed Forces and Society, 9 (1982), 33-48.

· WILLIAMS, P., ‘The Limits of American Power: From Nixon to Reagan’, International Affairs, 63 (1987), 575-587.

· ZIEMANN, B., ‘Situating Peace Movements in the Political Culture of the Cold War. Introduction’, B. ZIEMANN red., Peace Movements in Western Europe, Japan and the USA during the Cold War, Essen, 2008, 11-38.

· ZIEMANN, B., ‘The code of protest: images of peace in the West German peace movements, 1945-1990’, Contemporary European History, 17 (2008), 237-261.

 

Werken
· ANTHIERENS, J., Niemands meester, niemands knecht. Leve mij, Gent, 2003.
· ANTHIERENS, J., De overspannen jaren, Berchem, 1996.
· BUELINCKX, J., Radicaal-links in België en de val van de Muur. Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het ‘reëel bestaande socialisme’?, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, vakgroep Nieuwste Geschiedenis, 2002.
· CLAES, S., Vrede zonder rechtvaardigheid is geen vrede: geschiedenis van de BUVV / vzw Vrede, 1949-1994, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, vakgroep Nieuwste Geschiedenis, 1996.
· COOLSAET, R., België en zijn buitenlandse politiek, 1830-2000, Leuven, 2001.
· COOLSAET, R., Buitenlandse zaken, Leuven, 1987.

· DAMEN, S., Het beeld van de Sovjetunie in Belgische politieke karikaturen gedurende de Koude Oorlog (1946-1991), Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, vakgroep Nieuwste Geschiedenis, 2002.

· DE RIDDER, H., Geen winnaars in de wetstraat, Leuven, 1986.

· ERASMUS ROTERODAMUS, E., Dulce bellum inexpertis, VAN SUCHTELEN, N. vert., Amsterdam, 1969.

· EVERTS, P.P. en WALRAVEN, G., Vredesbeweging, Utrecht, 1984.

· FETSKO, F., Using and Analyzing Political Cartoons, Cursus, Colonial Williamsburg Foundation, 2001.

· GARTHOFF, R.L., Détente and confrontation. American-Soviet relations from Nixon to Reagan, Washington, 1985.

· GOODWIN, S.W. en BRONFEN, E. red., Death and Representation, Baltimore 1993.

· HEIRMAN, M., Het Belgisch rakettendossier. 1979-1984 (IPIS-Dossier, 6), Antwerpen, 1985.

· HELLEMANS, G., De politieke cartoon: een analyse van het visuele nieuwsdiscours in de Vlaamse dagbladpers, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, vakgroep Communicatiewetenschappen, 2007.

· HUYSENTRUYT, S., Typologie van de Vlaamse redactionele weekbladpers, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Communicatiewetenschappen, 1978.

· KAELBLE, H., Sozialgeschichte Europas: 1945 bis zur Gegenwart, München, 2007.

· KEYMEULEN, M., Het medium als gebruiksinstrument. Een type-voorbeeld: het partijorgaan van AMADA (huidige Partij van de Arbeid van België), 5 okt. 1970 - 1 jan. 1983, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, vakgroep Communicatiewetenschappen, 1983.

· LAMB, C., Drawn to extremes. The use and abuse of editorial cartoons, New York, 2004.

· LENTZEN, E., La presse hebdomadaire francophone (CRISP. Courrier hebdomadaire, 1519), Brussel, 1996.

· MARTENS, W., De memoires. “Luctor et emergo", Tielt, 2006.

· PODEVYN, J., Cartoons in het land van de anti-sovjets. Ontwerp voor een methodologisch onderzoek naar het vijandbeeld in de Belgische pers (1918-1936) aan de hand van politieke prenten, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, vakgroep Nieuwste geschiedenis, 1991.
· REYCHLER, L., Vredesbewegingen en wapenwedlopen: enkele bedenkingen, Leuven, 1981.
· STOUTHUYSEN, P., In de ban van de bom. De politisering van het Belgische veiligheidsbeleid, 1945-1985, Brussel, 1992.
· STOUTHUYSEN, P., Les mouvements de paix en Flandre (CRISP. Courrier hebdomadaire, 1092-1093), Brussel, 1985.
· STUTJE, J.W., Ernest Mandel: rebel tussen droom en daad. 1923-1995, Antwerpen, 2007.

· TROY, G., Morning in America: How Ronald Reagan Invented the 1980s, Princeton, 2005.

· TOWER, S.A., Cartoons and lampoons. The art of political satire, New York, 1982.
· ULENS, W., Analyse van de betogingen in België, 1979-1984, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Politieke wetenschappen, 1994.
· VANNESTE, W., De middeleeuwen volgens Knack: beeldvorming over de middeleeuwen in Knack (1971-1991), Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement Geschiedenis, 1993.

· VAN DE PUTTE, B., Het beeld van de Verenigde Staten in politieke cartoons tijdens de eerste fase van de Koude Oorlog (1948-1959), Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, vakgroep Communicatiewetenschappen, 1995.

· VAN DEN WIJNGAERT, M. en BEULLENS, M. red., Oost West, West Best. België onder de Koude Oorlog (1947-1989), Tielt, 1997.

· VAN HOOREBEKE, A., De politieke cartoon: de cartoons van Plantu over Algerije, Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, vakgroep Communicatiewetenschappen, 1998.

· VERSCHAFFEL, T., Beeld en geschiedenis: het Belgische en Vlaamse verleden in de romantische boekillustraties, Turnhout, 1987.

· WALGRAVE, S., Nieuwe sociale bewegingen in Vlaanderen. Een sociologische verkenning van de milieubeweging, de derde wereldbeweging en de vredesbeweging, Leuven, 1994.

· YOUNG, J.W. en KENT, J., International Relations Since 1945: A Global History, Oxford, 2004.

 

Universiteit of Hogeschool
Master Geschiedenis
Publicatiejaar
2009
Share this on: