Meer aandacht voor borstvoeding
Inleiding
Uit onderzoek blijkt dat de voedingssituatie van baby’s en peuters in Vlaanderen redelijk goed is (Lenaers, Goffin, Alliët, Raes & Vinck, 2002). Toch kan het nog beter, zeker wat betreft de borstvoedingscijfers. Er starten nog steeds te weinig vrouwen met borstvoeding. Bovendien krijgt slechts 16 % van de baby’s nog borstvoeding op de leeftijd van 6 maanden. Dat is bijzonder weinig, zeker in vergelijking met Scandinavische landen en Nederland. Maar er kan aan gewerkt worden…
Kiezen voor borstvoeding
Borstvoeding is de allerbeste voeding voor een baby. Het is steeds aangepast aan zijn behoeften. Dit is niet onbelangrijk aangezien de voeding die je als baby hebt gekregen, je latere gezondheid bepaalt (De Norre, 2009). De wereld gezondheidsorganisatie (WHO) raadt aan om 6 maanden exclusief borstvoeding te geven aan een baby. Nadien moet er gestart worden met vaste voeding, maar blijft ook borstvoeding de beste melkvoeding voor een baby en peuter. Jammer genoeg krijgt maar een kleine minderheid van de baby’s in Vlaanderen borstvoeding zoals het hoort.
Het al dan niet kiezen voor borstvoeding wordt beïnvloed door veel verschillende factoren, zowel persoonsgebonden als omgevings- en maatschappijgerichte factoren (Adams & Dedry, 2006). Zo is de kans dat een vrouw voor borstvoeding kiest, groter als ze zelf als baby borstvoeding gehad heeft (Ghillemyn, 2006). Ook aanmoediging en steun van de omgeving zijn belangrijke stimulansen. Verder speelt bijvoorbeeld ook het beeld dat de maatschappij heeft over borstvoeding een grote rol. Als borstvoeding als iets positief wordt bezien, zullen meer vrouwen ervoor kiezen (Adams & Dedry, 2006).
Borstvoedingsvriendelijk klimaat
Hoe kunnen we van Vlaanderen een meer borstvoedingsvriendelijke omgeving maken waarin veel vrouwen kiezen voor borstvoeding? Het belangrijkste om dit teweeg te brengen is zorgen voor mentaliteitswijziging m.b.t. borstvoeding. Sommige vrouwen voelen zich een uitzondering als ze kiezen voor borstvoeding (Adams & Dedry, 2006). Bovendien rust er een taboe op het geven van borstvoeding aan een kind van 6 maanden of ouder. Het wordt aanzien als abnormaal of het niet kunnen loslaten van het kind. Nochtans is dit gewoon het beste voor een kind. Het onderwijs, de media en de overheid kunnen een belangrijke rol spelen bij die mentaliteitsverandering.
Media
De media kunnen borstvoeding vertrouwd maken bij mensen. Zo kan er in een populaire tv-soap eens een borstvoedende vrouw getoond worden, iets wat nu zelden gebeurt. Ook degelijke campagnes voor de promotie van borstvoeding kunnen via de media bekend gemaakt worden aan het grote publiek.
Onderwijs
Ook het onderwijs kan een steentje bijdragen. Zo kan men vanaf kleuterleeftijd kinderen vertrouwd maken aan borstvoeding. In de kleuterklas kunnen bijvoorbeeld prentenboeken getoond worden waarin een mama borstvoeding geeft. Ook tijdens het spel moet er aandacht aan geschonken worden. Al te vaak wordt er afkeurend gekeken naar een kind dat spelenderwijs een pop aan de borst houdt. Kinderen gaan hierdoor denken dat de borst geven niet mag en nemen de volgende keer een flesje bij het spel.
In het lager en secundair onderwijs kan er aandacht naar dit onderwerp gaan tijdens de lessen biologie. Dit alles zorgt ervoor dat kinderen en jongeren vertrouwd raken met borstvoeding. Deze vertrouwdheid komt de houding ten opzichte van borstvoeding ten goede. Hoe positiever deze houding, hoe groter de kans dat ze als ouder zelf kiezen voor borstvoeding. Bovendien bestaat de kans dat dankzij zulke lessen, de volgende generatie ouders borstvoeding als de norm gaat zien.
Overheid
Voor de overheid is de belangrijkste rol weggelegd. De overheid kan campagnes opstarten via de media. Onlangs verscheen de campagne ‘Borstvoeding, natuurlijk!’. Deze geeft de verschillende voordelen van borstvoeding weer en toont dat borstvoeding geven in het openbaar kan en mag. Dergelijke campagnes kunnen een mentaliteitswijziging teweeg brengen bij het grote publiek.
Maar de overheid kan nog veel meer doen. Zo kan ze het moeders gemakkelijker maken om te kiezen voor borstvoeding en om deze keuze ook voldoende lang vol te houden. Dit kan bijvoorbeeld door ze minstens 6 maanden betaald borstvoedingsverlof te geven. Veel moeders geven ‘terug starten met werken’ aan als één van de belangrijkste redenen om te stoppen met borstvoeding (Adams & Dedry, 2006). Dit lijkt misschien een kostelijke grap, maar op termijn verdient de overheid dit terug. Kinderen die lang genoeg borstvoeding hebben gehad, worden immers minder snel ziek en hebben minder kans op verschillende chronische aandoeningen. Bovendien hebben vrouwen die minstens 3 maanden exclusief borstvoeding geven, minder kans op het krijgen van eierstokkanker en borstkanker voor de menopauze. Ook de kans op osteoporose en dus fracturen op latere leeftijd is veel kleiner. Dit alles verlaagt de ziektekosten aanzienlijk. De overheid moet dit dus zien als een duurzame investering die iedereen ten goede komt.
Gezondheidswerkers
Tenslotte is er ook nog een belangrijke rol weggelegd voor de gezondheidsmedewerkers. Het is belangrijk dat gynaecologen en vroedvrouwen borstvoeding promoten bij hun patiënten. Bovendien is de informatie en steun van vroedvrouwen van groot belang voor de vrouwen die borstvoeding geven. Indien een vrouw goed geïnformeerd en begeleid wordt, houdt ze langer vol met het geven van borstvoeding (Adams & Dedry, 2006). Ook organisaties als Kind & Gezin hebben een niet te onderschatten invloed op vrouwen die borstvoeding geven. Ze kunnen er immers steeds terecht met hun twijfels en vragen.
Besluit
Ondanks het feit dat de voedingssituatie van baby’s en peuters in Vlaanderen vrij goed is, moet er toch nog aan gewerkt worden. Zeker wat betreft de borstvoedingscijfers. De media, het onderwijs, de overheid en de gezondheidsmedewerkers kunnen ervoor zorgen dat Vlaanderen stap voor stap evolueert naar een borstvoedingsvriendelijk klimaat.
Adams, J. & Dedry, A. (2006). Succesvol borstvoeding geven in Vlaanderen, kan het?: Profiel van langvoedsters, invloed van omgevingsfactoren en aanbevelingen voor een borstvoedingsvriendelijke omgeving. Sint-Pieters-Leeuw: Jan Verhoeven nv.
De Norre, L (2009). Invloed van de voeding tijdens het eerste levensjaar op de ontwikkeling en op de gezondheid op volwassen leeftijd. Patient Care, 32 (2), 22-23.
Ghillemyn, P. (2006). De rol van de persoonlijkheid en andere factoren bij de beslissing om borstvoeding te geven. Tijdschrift van de Vereniging voor Begeleiding en Bevordering van Borstvoeding, 13 (52), 3-7.
Lenaers, S., Goffin, I., Alliët, P., Raes, M. & Vinck, J. (2002). Onderzoek naar de voedingssituatie van jonge kinderen. Diepenbeek: Limburgs Universitair Centrum Sein.