De vraagstelling klinkt retorisch, als ware het antwoord volmondig “ja”. De realiteit getuigt echter van het tegendeel. De temperatuur stijgt, belangrijke ijskappen smelten en weerpatronen kennen meer extremen. En wat doet Jan met de Pet? Even een zucht van verontwaardiging en bezorgdheid laten, om dan weer lustig verder te leven zoals voorheen. De vraag is dus allesbehalve retorisch. Het antwoord is volmondig “nee”: het energiegedrag van Jan verandert niet. En toch kan niemand het hem kwalijk nemen. Hij is immers een rationeel mens. U toch ook?!
Vele mensen steunen “groene” ideeën, de meesten leven er echter niet naar. Anders gezegd: de goodwill voor verandering is aanwezig, maar de goodaction om effectief een duurzame toekomst te realiseren, blijft achter. De verklaring berust in het rationele karakter van de mens: Jan met de Pet is niet begaan met zijn energiegedrag, enkel met zijn portefeuille. “Neem ik de wagen of het openbaar vervoer? Zet ik de verwarming een graad hoger of trek ik een trui aan?” De antwoorden zijn maar al te vaak “wagen en verwarming” omdat het onze portefeuille weinig schade doet. Nationale en supranationale overheden (respectievelijk België en de Europese Unie) beschikken echter over de middelen om een brug te slaan tussen groene woorden en daden. Zo beseft ook Wouter Van Besien van Groen! Op 2 oktober 2011 bevestigde de partijvoorzitter immers dat hij een toekomst ziet voor een groene minister van Financiën in de regering Di Rupo I. Een dergelijke minister zal trachten het energiegedrag van de burger aan te passen, niet door redevoering, maar door in te spelen op zijn rationeel karakter. Anders gezegd: zijn portefeuille. De “prijs” is immers een universele taal die we allen spreken en begrijpen. Hogere belastingen op energie zijn in dit opzicht de enige manier om daadwerkelijke verandering (lees: aanpassing van energiegedrag) te induceren. Een regering wenst haar kiezers echter niet te verarmen door de ene belasting na de andere op te stapelen. Dit zou nefast zijn voor de economische en sociale welvaart. Een taksombouw kan hieraan tegemoet komen door het niveau van andere belastingen te reduceren, zodanig dat het netto-effect quasi neutraal is. De voorkeur voor die verlaging gaat uit naar belastingen die impliciet onwenselijke gevolgen hebben, maar noodzakelijk zijn als fiscale bron van inkomsten. Denk hierbij aan belastingen op arbeid die aanleiding geven tot verstoringen in de arbeidsmarkt: lagere werkgelegenheid, zwartwerk, etc. Een nationale taks ombouw verlegt in dit geval de belastingsdruk van arbeid naar energie. De groene minister van Financiën realiseert zo een fiscale verschuiving van “goods” zijnde arbeid (e.g. belasting op inkomen, bijdragen tot RSZ) naar “bads” zijnde onduurzame activiteiten (e.g. energie- of koolstofheffing).
De problematiek omtrent klimaatverandering is te belangrijk om oplossingen uit te stellen. Wetenschappelijke studies van het IPCC bevestigen immers dat we geen tweede kans krijgen. Het wordt tijd dat overheden gebruik maken van de economische wetmatigheden om spoedig en gestaag het energiegedrag van de individuele mens bij te sturen.