Deze paper evalueert de relatie tussen de ‘globale geldhoeveelheid’ en huizenprijzen, aandelenprijzen en grondstoffenprijzen. Gedurende de recente economische crisis is de publieke interesse in dit onderwerp sterk toegenomen, doch is de literatuur hieromtrent relatief schaars. Het doel van deze paper is de bestaande literatuur aan te vullen, gebruik makende van twee innovaties. Ten eerste introduceren we data omtrent opkomende groeimarkten (“emerging market” countries), wat onze data set toelaat 85 procent van het globale BBP te omvatten voor de periode 1990-2007. Ten tweede beogen we een ‘eclectische’ benadering van het onderwerp, waarbij we zowel huizen-, aandelen- als grondstoffenprijzen trachten te verklaren aan de hand van ‘globale’ monetaire beleidschokken. Deze methode laat ons toe om een diepgaande, theoretisch gebaseerde vergelijking te maken tussen de reacties van deze verschillende activa.
Op econometisch vlak hanteren we de structurele VAR methode en schatten we twee basismodellen, namelijk één voor vastgoed- en aandelenprijzen en één voor grondstoffenprijzen, gebruik makende van data voor de periode van 1990Q1 tot 2007Q4. Onze resulaten suggereren dat er een sterke assymetrie bestaat tussen de reactie van de verschillende prijzen op evoluties in ‘globaal monetaire beleid’. Huizenprijzen blijken erg sterk, doch vertraagd te reageren op zowel globale liquiditeitsschokken als ‘globale interestvoetschokken’. Deze effecten zijn in mindere mate ook aanwezig voor grondstoffenprijzen. Inzake aandelenprijzen wordt er geen dergelijk patroon gevonden, wat impliceert dat andere drijfveren de evolutie van globale aandelenprijzen bepalen. Verder observeren we dat ontwikkelingen inzake globale economische activiteit zowel aandelenprijzen als grondstoffenprijzen sterk beïnvloeden, hoewel ze maar een gelimiteerde impact op huizenprijzen uitoefenen.
Aanvullend voeren we een ‘cross-country’ analyse uit, ten einde na te gaan of de aggregatie van nationale huizen- en aandelenprijzen mogelijk de uitkomsten vertekent. De resultaten inzake huizenprijzen wijzen uit dat de Verenigde Staten - en in beperkte mate de Eurozone - krachtig reageren op globale liquiditeitsschokken, terwijl de Japanse huizenmarkt onaangetast blijft. Deze bevindingen suggereren een sterk belang van binnenlandse determinanten. Betreffende de impact van globale liquiditeit op aandelenprijzen duiden de resulataten op een duidelijkere reactie in opkomende groeimarkten ten opzichte van ontwikkelde landen. Dergelijke observaties lijken op het bestaan van ‘push’ en ‘pull’ kanalen te duiden.
De door ons aangebrachte innovaties leiden tot bijkomende conclusies. Betreffende de inclusie van opkomende groeimarkten, vinden we gelijkaardige resulaten als in bestaande literatuur, doch verschilt de magnitude van sommige prijsreacties bijwijlen. Inzake het eclectische karakter van deze paper, rapporteren we het bestaan van een sterke assymetrie tussen de reacties van huizen-, aandelen- en grondstoffenprijzen. Als mogelijke verklaring wijzen we op verschillen in elasiticiteiten en de idiosyncratische elementen van bepaalde activa.