In haar meesterproef ‘Vrijheid als afhankelijkheid’. Een genealogische studie van opvoedingsadvies in De Bond sinds 1960
gaat Emme Vandeginste na op welke manier ouders in opvoedingsliteratuur, door deskundigen aangesproken worden op hun opvoedingsgedrag. Ze gebruikt daarbij de gezinskrant De Bond (vroeger De Bond van Grote en Jonge Gezinnen) als onderzoeksmateriaal, die ze analyseert over een periode van vijftig jaar. Verantwoordelijkheden van ouders en de relatie tussen ouderlijke verantwoordelijkheid en verantwoordelijkheid van de samenleving worden dieper belicht .
‘Het gaat niet goed met de opvoeding’ is een veelgehoorde uitspraak. Pedagogen spreken hun ongerustheid uit: ze beweren dat er aan kinderen minder grenzen dan vroeger gesteld worden en dat dit een probleem vormt op vandaag. Ze spreken over iets dat nieuw zou zijn: minder grenzen, minder regels, meer onduidelijkheid, meer verwenning,... De oorzaak van problemen worden in handen van de ouders gelegd. Problemen zijn er omdat ouders hun kinderen niet meer de baas kunnen.
Populaire opvoedingsboeken hebben het over kinderen: ‘kinderen zijn verwender dan ooit’, ‘alles kan en alles mag’, ‘zij missen structuur van verboden en geboden’, ‘ze hebben nood aan duidelijke regelgeving’ (zie bijvoorbeeld Bisschop, 2005; Broeckmans, 1999; Delfos, 2004, 2006; Kok, 2000; Schöttelndreier, 2008),...
Diezelfde boeken hebben het ook over ouders: ‘ouders geven veel meer toe aan hun kinderen dan vroeger’, ‘ouders compenseren hun afwezigheid door van hun kind hun vriend te maken’. ‘Ouders moeten het heft weer in eigen hand nemen: weg met de ‘pedagogische weifelachtigheid’, de ‘gemakzuchtige verwennerij’ en de ‘opvoedingsverdwazing’’.
Dit soort opvoedingsadvies staat niet alleen. Ook wetenschappelijk advies heeft het over het verdwijnen van de laatste grenzen (Dasberg, 2000), ouders die geen regels meer stellen waar jongeren eens flink tegenaan kunnen lopen (Raes, 2009, in Geudens, 2009), ‘afwezige ouders’ (ibid.), ouders die niet weten hoe om te gaan met onderling overleg als nieuwe norm (Van Crombrugge, 2005), afgrenzingsproblemen in gezinnen als een feit (ibid.),...
Ouders kunnen het niet meer alleen. Dit is althans wat doorschemert in de wijze waarop opvoeding vandaag ter sprake komt, namelijk de idee dat ouders zich op de een of andere manier moeten professionaliseren (Poot, 1994; Ramaekers, 2009).
Opvoeden wordt naar voor geschoven als dé verantwoordelijkheid van ouders, als iets wat ouders kunnen leren door training van vaardigheden en vormingen, de idee dat opvoeding problemen van armoede en delinquentie kan oplossen. Het gaat om uitspraken die een bepaalde opvatting weergeven. Een wantrouwen aan het adres van ouders, in die zin dat de impliciete veronderstelling is dat het ooit wel eens fout zal lopen (Ramaekers & Lambeir, 2007).
Ook in de gemaakte analyse van De Bond kunnen we lezen dat ouders niet alleen een verantwoordelijkheid hebben in het opvoeden van kinderen, ze moeten ook zorgen dat kinderen veilig zijn. De gevaren zijn legio en ouders moeten de risico’s leren controleren en beheersen. Van een boze buitenwereld moeten ze een veilige binnenwereld maken. Ouders zijn vandaag én de natuurlijke opvoeders én de aangewezen opvoeders én de deskundige opvoeders als ze tenminste uit alle (tegenstrijdige) deskundige adviezen een opvoeding kunnen distilleren.
Er zijn boekenkasten vol geschreven over opvoeding, er is dus opvoedingsadvies à volonté. Veel minder literatuur is er over de vanzelfsprekendheid waarop deskundigen schrijven over die opvoeding.
Veel wordt gesproken over ouders, wat ze fout doen of wat beter kan. Veel minder is opvoedingsadvies op zich en de wijze waarop deskundigen over opvoeding schrijven, onderwerp van onderzoek.
Over zeker een periode van vijftig jaar zeggen deskundigen aan ouders, dat de ideale opvoeding niet bestaat. Deskundigen stellen ouders gerust door te zeggen dat er geen sprake is van opvoedingsrecepten, er geen boeken zijn vol met kant-en-klaar recepten voor een perfecte opvoeding. Kortom, dat de almachtige expert niet bestaat, net zomin als de ideale opvoeder.
Wat niet wegneemt dat de rode draad in de opvoeding vandaag is dat door het volgen van tal van studiedagen, vormingsmomenten, cursussen, opvoedingsprogramma’s, het met de opvoeding niet meer fout kan gaan. ‘Kookboeken’ verschijnen er dus aan de lopende band. Mijn analyse van De Bond bevestigt dat. Een constante in opvoedingsadvies is dat ouders geen schuld treft als ze het maar blijven proberen. Loopt het toch fout met de kinderen, dan is dat omdat ouders niet genoeg proberen en niet genoeg ‘deskundig’ in de opvoeding zijn. Een oplossing is dan: deskundig worden en nog meer leren en aandachtig zijn.
Een enorme druk op de schouders van de ouders. Een verantwoordelijkheid die onzichtbaar blijft, onderhuids werkt en nooit expliciet wordt in het publieke discours.
Om ouders minder onzeker te maken, worden ze ondersteund en komt nog meer informatie en advies op de markt. Die advies- en informatiecultuur lijkt echter voor meer van hetzelfde te zorgen: onzekerheid.
Met een analyse van De Bond kunnen we stellen dat niet alleen ouders onzeker zijn, maar ook deskundigen. Deskundigen spreken in absolute bewoordingen over opvoeden, maar tegelijkertijd herbergt dat ‘absolutisme’ twijfel en onzekerheid bij de deskundigen zelf. Ze spreken elkaar, maar ook zichzelf, voortdurend tegen. Maar dat betekent uiteraard niet dat er niet naar hen geluisterd wordt, integendeel.
De adviezen van deskundigen worden steeds machtiger, ook al zijn ze vaak tegenstrijdig en bevatten ze paradoxen. Tegelijkertijd is er (paradoxaal) een pleidooi voor professionalisering van het ouderschap.
En dat is nog maar het begin....
Een analyse van De Bond kan alleen maar een bevestiging zijn van het feit dat we vragen moeten stellen waar er nu geen zijn, vanzelfsprekendheden blootleggen die geen vanzelfsprekendheid zijn.
Voor de bibliografie en voor meer informatie: Vandeginste, E. (2011).‘Vrijheid als afhankelijkheid. Een genealogische studie van opvoedingsadvies in ‘De Bond’ sinds 1960. Onuitgegeven masterproef. Universiteit Gent, Faculteit Psychologie & Pedagogsische Wetenschappen, Vakgroep Sociaal Werk.