Het effect van homofoondominantie op de naleestaak

Ellen Danckaert
Persbericht

Het effect van homofoondominantie op de naleestaak

 

Sommige dt-fouten vallen meer op dan andere

Geen enkele andere fout heeft al zoveel onderwijsstof doen opwaaien als de dt-fout. Voor veel leerkrachten is het onbegrijpelijk dat zulke eenvoudige regels zoveel problemen veroorzaken. Ellen Danckaert van de Universiteit Antwerpen schreef een masterscriptie waaruit blijkt dat veel dt-fouten in teksten blijven staan omdat we er gewoon over heen lezen. Over sommige dt-fouten lezen we echter vaker heen dan over andere. Dat blijken nu net die fouten te zijn die spellers het vaakst maken. Wat meteen verklaart waarom dt-fouten zo hardnekkig zijn.

De dt-regel is voor sommigen een huiveringwekkend gegeven, voor anderen een vanzelfsprekendheid. Feit is dat we allemaal wel eens een dt-fout maken, vooral op homofonen. Dat zijn vormen die een verschillende spelling maar dezelfde uitspraak hebben, zoals (ik) word en (hij) wordt. Uit eerder onderzoek van professor Dominiek Sandra en zijn medewerkers van de Universiteit Antwerpen bleek dat spellers geneigd zijn om de frequentste (dominante) homofoon op te schrijven als ze te weinig tijd hebben om aan zinsontleding te doen. Die vorm wordt immers het snelst uit het geheugen opgehaald. De dominante homofoon is natuurlijk niet in elke situatie de juiste keuze en leidt dan ook geregeld tot dt-fouten (bv. omdat ik later graag leraar wordt).

In haar masterscriptie bestudeerde Ellen Danckaert niet het schrijfproces, maar het leesproces. Een dt-fout kan immers enkel voorkomen als we de fout maken tijdens het schrijven én laten staan tijdens het nalezen. Danckaerts uitgangspunt was dat we tijdens het lezen, net als tijdens het spellen, een voorkeur hebben voor de spelling van de dominante homofoon. Daardoor zouden we vaker een dt-fout over het hoofd zien als ze met die spelling overeenstemt. Aangezien de vorm wordt meer voorkomt dan word zullen we vaker de dt-fout missen in een zin als omdat ik later graag leraar wordt dan in een zin als omdat hij later graag leraar word.

In een eerste experiment moesten ASO-leerlingen uit de derde graad vijftig zinnen bewust nalezen op spelfouten. Zij waren er niet van op de hoogte dat het onderzoek dt-fouten betrof omdat er ook veel andere spelfouten in de tekst voorkwamen (bv. parallelogram). De leerlingen kregen een tijdslimiet opgelegd om ervoor te zorgen dat ze niet te lang bij elk woord bleven stilstaan. Daardoor zouden ze enkel de meest in het oog springende dt-fouten opmerken. Uit de resultaten bleek inderdaad dat de proefpersonen geneigd waren om de spelling van de dominante homofoon als correct te accepteren, ook als het om een dt-fout ging. Als de dt-vorm de dominante homofoon was (bv. wordt), werd een dt-fout minder vaak opgemerkt in de eerste persoon enkelvoud dan in de derde persoon. De proefpersonen lazen bijvoorbeeld vaker over de dt-fout heen in omdat ik later graag leraar wordt dan in omdat hij later graag leraar word. Het omgekeerde deed zich voor als de d-vorm de dominante homofoon was (bv. begeleid). Daar viel de dt-fout minder op in de derde persoon (omdat hij haar al lang begeleid).

In het tweede experiment werden dezelfde zinnen aangeboden aan leerlingen uit de derde graad van ASO-, TSO- en BSO-richtingen. Hiermee wilde Danckaert nagaan of de voorkeur voor een dominante homofoon afhankelijk was van het vermogen van leerlingen om abstract over taal na te denken. Die vaardigheid wordt vooral in het ASO aangebracht. Proefpersonen die deze vaardigheid in mindere mate bezitten, zouden bij het zoeken naar spelfouten wellicht vaker vertrouwen op hun voorkeur voor de spelling van de dominante homofoon. ASO-leerlingen konden inderdaad het best over de dt-regels nadenken terwijl BSO-leerlingen dat het minst goed konden. Toch was de voorkeur voor de spelling van de dominante homofoon even sterk in de drie richtingen: ASO’ers, TSO’ers en BSO’ers lazen allen vaker over een dt-fout heen wanneer die fout overeenstemde met de spelling van de dominante vorm.

Uit het onderzoek van Danckaert blijkt dus dat onze voorkeur voor de spelling van een dominante werkwoordhomofoon ons twee keer doet struikelen: een eerste keer bij het schrijven van de tekst en een tweede keer bij het nalezen ervan. Daarom zijn dt-fouten zo hardnekkig.

Deze resultaten zijn van belang voor het onderwijs van de Nederlandse spelling. Ten eerste kunnen leerkrachten hun leerlingen erop wijzen dat vooral homofonen gevaarvormen voor dt-fouten zijn, zowel tijdens het spellen als tijdens het nalezen. Een gewaarschuwd speller is er immers twee waard! Ten tweede kunnen ze de leerlingen er bewust van maken dat die homofonen vooral fouten uitlokken wanneer spellers én lezers te weinig tijd hebben (of nemen!) om de vereiste zinsontleding uit te voeren. Ten derde moeten leerkrachten hun leerlingen blijven trainen in zinsontleding, een vaardigheid die door de grote klemtoon op communicatief taalonderwijs in de verdrukking is gekomen. Tot slot moeten leerkrachten zich afvragen hoe zwaar ze aan een dt-fout willen tillen. De onderzoeksresultaten leiden uiteraard niet tot de conclusie dat leerkrachten zomaar dt-fouten door de vingers moeten zien. Ze tonen echter wel aan dat zelfs goede spellers ook dt-fouten maken en er ook vaak over heen lezen. Daarom mag een dt-fout niet als een halve misdaad beschouwd worden. Een bange speller lijdt immers aan taalonzekerheid en die twijfel zal dt-fouten niet voorkomen maar net nog meer in de hand werken. 

Bibliografie

Becker James T. & Robin G. Morris, ‘Working Memory(s)’, Brain and Cognition 41 (1999), 1-8.

Berits Jan, ‘Taal timmeren met ’n gebroken hamer’. In: Kohnstamm Dolf, Ik hoop dat de spelling verander d [t] wor dt [t]. J. Muusses nv, Purmerend, 1972, 39-44.

Butterworth Brian, ‘Lexical Representation’. In: Butterworth Brian, Language Production Volume 2, Development, Writing and Other Language Processes. Academic Press, Londen, 1983, 257-294.

Chomsky Noam, Aspects of the theory of syntax. The M.I.T. Press, Cambridge, 1965.

Chomsky Noam, The sound pattern of English. Harper & Row, Publishers, New York, 1968.

Dijkstra Ton & Gerard Kempen, Taal in uitvoering: inleiding tot de psycholinguïstiek. Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984.

Dijkstra Fedde 2010a, ‘De dt-crisis: wie losd hem op?‘, Leeuwarder Courant nr. (23/04/2010), 21.

Dijkstra Fedde 2010b, ‘Dt-ellende is verleden tijt‘, Leeuwarder Courant nr. (07/05/2010), 19.

Fox Gwyneth, Collins Cobuild English Guides 6: Homophones. HarperCollinsPublishers, Londen, 1995.

Griffin Zenzi, ‘Recency effects for meaning and form in word selection’, Brain and Language 80 (2002), 465- 487.

Hotopf W.H.N., ’Lexical slips of the pen and tongue: what they tell us about language production’. In: Butterworth Brian, Language Production Volume 2, Development, Writing and Other Language Processes. Academic Press, Londen, 1983, 147-199.

Jarema Gonia & Gray Libben, ‘Introduction: Matters of Definition and Core Perspectives’. In: Jarema Gonia & Gary Libben, The Mental Lexicon: Core Perspectives. Elsevier, Amsterdam, 2007, 1-6.

Kinsbourne Marcel & James George, ‘The Mechanism of the Word-Frequency Effect on Word Recognition’, Journal of verbal learning and verbal behavior 13 (1974), 63-69.

Kruyt J.G., 'Nationale tekstcorpora in internationaal perspectief', Forum der Letteren 36:1 (1995), 47-58.

Pepermans Jef & Paul Van Herck, Eigenwijzer, nieuwe methode voor werkwoordspelling. Acco, Leuven, 1985.

Pinker Steven, Words and rules: the ingredients of language. Weidenfeld & Nicolson, Londen, 1999.

Rayner Keith & Susan A. Duffy, ‘Lexical complexity and fixation times in reading: Effects of word frequency, verb complexity, and lexical ambiguity’, Memory & Cognition 14:3 (1986), 191-201.

Sandra Dominiek, Steven Frisson & Frans Daems, ‘Why Simple Verb Forms Can Be So Difficult to Spell: The Influence of Homophone Frequency and Distance in Dutch’, Brain and Language 68 (1999), 277–283.

Sandra Dominiek, Frans Daems & Steven Frisson, ‘Zo helder en toch zoveel fouten!

Wat leren we uit psycholinguïstisch onderzoek naar werkwoordfouten bij ervaren spellers?’, Vonk 30:3 (2001), 3-20.

Sandra Dominiek, ‘Homophonous regular verb forms with a morphographic spelling: spelling errors as a window on the mental lexicon and working memory’. In: Assink Egbert M.H. & Dominiek Sandra, Reading complex words, Cross-Language Studies. Kluwer Academic/ Plenum Publishers, New York, 2003, 315-330.

Sandra Dominiek, Steven Frisson & Frans Daems, ‘Still errors after all those years… Limited attentional resources and homophone frequency account for spelling errors on silent verb suffixes in Dutch’, Written Language and Literacy 7 (2004), 61-77.

Sandra Dominiek, ‘Skills and Representations in Learning to Spell and in Experienced Spellers’. In: Jarema Gonia & Gary Libben, The Mental Lexicon: Core Perspectives. Elsevier, Amsterdam, 2007, 207-227.

Sandra Dominiek & Lien Van Abbenyen, ‘Frequency and analogical effects in the spelling of full-form and sublexical homophonous patterns by 12 year-old children’, The Mental Lexicon 4:2 (2009), 239–275.

Sandra Dominiek, ‘Homophone Dominance at the Whole-word and Sub-word Levels: Spelling Errors Suggest Full-form Storage of Regularly Inflected Verb Forms’, Language and Speech 53:3 (2010), 405–444.

Sandra Dominiek, ‘Geheugen lokt ons in de val: dt-fouten gekraakt’, Eos: actueel maandblad over wetenschap en technologie 5 (2011), 70-73.

Stemberger Joseph Paul & Brian MacWhinney, ‘Frequency and the lexical storage of regularly inflected forms’, Memory & Cognition 14:1 (1986), 17-26.

Taft Marcus, ‘Morphological representation as a correlation between form and meaning’. In: Assink Egbert M.H. & Dominiek Sandra, Reading complex words, Cross-Language Studies. Kluwer Academic/ Plenum Publishers, New York, 2003, 113-137.

Van Abbenyen Lien, ‘Dat verklaard veel… Over de detectie van spelfouten tijdens het leesproces en de invloed van lexicale en sublexicale homofoondominantie hierop’. Masterscriptie 2009-2010. Antwerpen.

Van Abbenyen Lien & Dominiek Sandra, ‘Dubbele valkuil voor d/t-fouten’, Over Taal 50:1 (2011), 6-8.

Van der Velde Isaac, Tragedie der werkwoordsvormen. Wolters, Groningen, 1956.

van Wijk Judith, ‘The Acquisition of the Dutch Plural’. Doctoraatsproefschrift 2007. [online raadpleegbaar op:] http://www.lotpublications.nl/publish/articles/002137/bookpart.pdf [10-4-2012]

Zuidema Johan & Jeroen Weber, ‘DT-duiveltje’, Vonk 20:3 (1990), 32-36.

‘3e graad BSO landbouw’, T.I St-Isidorus.

http://www.bio.broeders.be/algemene_info/studierichtingen%20en%20lessentabel/Lessentabel_3egrBSOLandbouw.html [18/05/2012]

‘Celex’, Linguistic Data Consortium.

http://www.ldc.upenn.edu/Catalog/readme_files/celex.readme.html#CELEX [9/04/2012]

‘CELEX database voor het Nederlands’, Centre for Computational Linguistics Faculty of Arts Katholieke Universiteit Leuven (27/11/1996).

 http://www.ccl.kuleuven.ac.be/about/ANNO/TEKST/celex.html [8/04/2012]

Google. http://www.google.be [28/04/2012]

‘kantoor BSO’, Stella Maris Merksem.

http://www.stellamarismerksem.be/stellamarismerksem/wp-content/uploads/2011/07/lessentabel-Kantoor.pdf [18/05/2012]

Web Celex. http://celex.mpi.nl/ [22/05/2012]

Universiteit of Hogeschool
Taal- en Letterkunde: Nederlands
Publicatiejaar
2012
Share this on: