De veranderende waarde van kunst door online verkoop.
Wanneer we de internet– en kunstsector met elkaar proberen vergelijken kunnen we al snel vaststellen dat hun raakvlakken eerder schaars lijken te zijn. Het internet wordt gekenmerkt door constante verandering, flexibiliteit en immateriëliteit; terwijl de geïnstitutionaliseerde kunstwereld net de indruk geeft bepaalde standaarden uit een al den niet recent verleden in een fysische vorm te willen vereeuwigen. Natuurlijk is dit een heel groteske veralgemening, en zijn er ook veel artiesten die net willen losbreken van de beperkingen die materiele vormen van expressie met zich meebrengen. Dit doen ze door het internet als een medium te gebruiken, bijvoorbeeld online netwerken te gebruiken om een bepaalde artistieke statement te maken.
Hoewel dit een interessant onderwerp is waar er nog veel over geschreven kan worden kijken we in dit artikel eerder naar hoe het internet vaak als een transmissie systeem voor andere media gebruikt wordt. Want men kan er niet om heen dat een significant deel van de hedendaagse kunstproductie nog steeds met traditionele, (lees: materiële) vormen van expressie bezig is. In vele gevallen is dit te verklaren door het feit dat tastbare kunstobjecten zoals een schilderij stukken gemakkelijker te verhandelen zijn dan bijvoorbeeld een geluidsinstallatie of een experimentele website.
In dit artikel gaan we dieper in op de wisselwerking tussen de totaal verschillende economische logica’s van de kunstsector enerzijds en de online verkoop sector anderzijds.
Door de opkomst van digitale informatienetwerken is het mogelijk geworden om alles overal en om het even wanneer te raadplegen. Het aanbod is oneindig; maar onze aandacht is nog steeds even beperkt als voorheen. Hierdoor moeten we onze attentie spreiden over veel meer informatie dan vroeger, waardoor de aandacht per unit automatisch afneemt.
Kunsttheorie leerde ons echter dat kunst tegelijkertijd een economische en een esthetische waarde heeft. De economische waarde is natuurlijk afhankelijk van de esthetische waarde; maar vooral de zeldzaamheid, originaliteit en authenticiteit van het object spelen een grote rol in het bepalen van de geldprijs.
Wanneer we deze twee tendensen naast elkaar legden; en er de logica van ‘internet economie’ op toepasten, konden we niet anders dan concluderen dat hier een bepaalde wrijving bestaat. Dit omdat online economische systemen net gekenmerkt worden door een logica van overvloed in plaats van de schaarste die de materiële wereld automatisch met zich meebrengt. De ruimte om producten aan te bieden is niet meer letterlijk een fysische ruimte, waardoor het aantal producten dat aangeboden kan worden in theorie ongelimiteerd is. Dit concept is moeilijk te combineren met de logica van zeldzaamheid waar de traditionele kunstsector bij zweert. Selectie lijkt een begrip uit het verleden online; of tenminste: deze selectie gebeurt nu al dan niet rechtstreeks door het publiek zelf. Door middel van algoritmes zoals bijvoorbeeld ‘meest bekeken’, of bepaalde ‘rating systems’ waar mensen elkaars producten gaan beoordelen wordt de oneindige hoeveelheid aan informatie op overzichtelijke manier aangeboden aan de consument.
Het probleem dat zich hier voordoet is dat in theorie, een mening van 100 gewone mensen kan opwegen tegen die van 1 expert. Maar in de praktijk gaan mensen vooral op zoek naar stemmen die hun eigen predisposities versterken. Onopzettelijk creëert men op deze manier online gemeenschappen van mensen met dezelfde ideeën en smaken, en op deze manier worden ook concepten als originaliteit en authenticiteit vaak vervangen oor mediocriteit en gelijkvormigheid.
Er zijn twee mogelijkheden om bovenvermelde contradictie tussen kunsthandel en online verkoop te verhelpen. De eerste mogelijkheid is om niet ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden die het internet biedt. Het internet wordt dan als een eenzijdig platform gebruikt om dezelfde markten te bereiken die men online ook al aansprak; maar dan op een globale schaal op een meer efficiënte manier. Dit is een strategie die eerder door de traditionele, conventionele spelers, gebruikt wordt. Voorbeelden zijn hier de grote veilinghuizen zoals ‘Sotheby’s’ die hun centrale positie als referentiepunt voor kleinere huizen en galerijen enkel hebben weten te versterken door gebruik te maken van het internet.
De tweede optie om eerder genoemde paradox te verhelpen is door de kunstwereld haar eigen economische fundamenten te laten herzien. Dit is een invalshoek die vaak aangehaald wordt door nieuwe spelers; die in het internet een tool zien om zich flexibel te (her)positioneren tegenover de logge reuzen. Vaak hanteren deze nieuwelingen een retoriek van revolutie, verandering, en rebellie. Maar zoals eerder vermeld leidt een online verkoop eerder tot een verschuiving naar mediocriteit; en blijft er van het revolutionaire karakter niet meer over dan een doorzichtige promotietool.
We hebben drie verschillende cases onder de loep genomen om een genuanceerd beeld te geven over hoe men kunsthandel online kan organiseren.
Eerst en vooral was er ‘Kunzt.be’, die via een nieuw kanaal de traditionele logica van kunstverkoop op een heel efficiënte manier heeft aangepakt. We zien echter ook hier een doorgedreven commodificatie van kunstobjecten, die met enkele muisklikken vanop de andere kant van de wereld verkocht worden. Kunst wordt benadert als investering en als een prestige object. De esthetische waarde is van ondergeschikt belang en ook het sociaal politieke karakter dat kunst in onze moderne samenleving zou moeten bezitten is totaal afwezig.
‘Deviant art’ is kunzt’s complete tegenpool, aangezien het een open platform is waar iedereen kan aanbieden aan iedereen. In deze case zagen we duidelijk dat in plaats van een evenwichtige representatie van verschillende uitdrukkingsvormen, we eerder afschoven naar een oppervlakkige en eenzijdige benadering van kunst, zoals voorspeld in ons theoretische luik.
De derde case positioneerde zich ergens tussenin de twee vorige cases door zich actief te proberen positioneren als een nieuwe gatekeeper. Het is een relatief gesloten platform waarin ‘Art Rebels’ zelf selecteert wie ze representeren. Er wordt wel volop gebruik gemaakt van ‘online economics’, wat ook duidelijk een negatieve invloed heeft op de uiteindelijke verkoopprijs.
We concludeerden dat kunst zien als commercieel goed geen schande is, maar het is wel belangrijk niet uit het oog te verliezen welke sociaal-politieke en culturele doelstellingen de kunstenaar zich zou moeten voorhouden. Dit zal uiteindelijk het onderscheid maken tussen ‘kunst’ en ‘Kunst’.
Abbing, H. (2002). Why are artists poor? The exceptional economy of arts. Amsterdam: Amsterdam university Press.
Avrachenkov, K. & livtak, N. (2006). The effect of new links on Google Pagerank. Stochastic Models, 22(1), 319-331.
Anderson, C. (2004, October). The Long Tail. Wired Magazine, 170-177.
Anderson, C. (2006). The Long Tail: Why the future of business is about selling less of more. New York: Hyperion Books.
Anderson, C. (2009). Free: How today's smartest businesses profit by giving something for nothing. New York: Randon House Publishers.
ArtRebels (2012). Consulted on April 24, 2012 on the World Wide Web: http://artrebels.com/
Barzilai-Nahon, K. (2009). Gatekeeping: A critical review. Annual Review of Information Science and Technology, 43(1), 1-79.
Benjamin, W. (1969). The work of art in the age of mechanical reproduction. In H. Arendt (Ed.), Illuminations Walter Benjamin: Essays and reflections (pp. 217-250). Berlin: Schocken Books inc.
Bourdieu, P. (2008). The forms of capital, in N. W. Biggart (Ed.), Readings in economic sociology (pp. 280-291). Oxford: Blackwell Publishers.
Carr, N. (2005, October 05). ‘The Amorality of Web 2.0’ Consulted on 20th of November 2011 on the World Wide Web: http://www.roughtype.com/archives/2005/10/the_amorality_o.php
Castells, M. (1996). The rise of the network society: The information age (pp. 355-406). Oxford: Blackwell Publishing.
Castells, M. (2004). An introduction to the information age. In F. Webster (Ed.), The information society reader (pp. 138-149). London: Routledge.
Cohen, N. (2008). The valorization of surveillance: Towards a political economy of Facebook. Democratic Communiqué, 22(1), 5-19.
Cybenko, G. & Brewington, B. (1997). The foundations of information push and pull. Unpublished Thesis, Dartmouth College Hanover, Engineering Department.
Delmundoo (2012). Consulted on April 23, 2012 on the World Wide Web: http://www.delmundoo.com/
DeviantART (2012). Consulted on April 23, 2012 on the World Wide Web: http://www.deviantart.com/
Enders, A.; Hungenberg, H.; Denker, H. & Mauch, S. (2008). The long tail of social networking: Revenue models of social networking sites. European Management Journal, 26(3), 199-211.
Evrard, Y. (1997). Democratizing culture or cultural democracy? Journal of Arts Management, 27(3), 167-166.
Fenton, N. (2007). Bridging the mythical divide: Political economy and cultural studies approaches to the analysis of the media. In E. Devereux (Ed.), Media studies: key issues and debates (pp. 7-31). Thousand Oaks: Sage Publications.
Freitas, M. (2009). DeviantArt: where art meets application. Unpublished work, Funchal, Madeira interactive technologies institute.
Giddens, A. (1984). The constitution of society: Outline of the theory of structuration. Berkeley: UC Press.
Goodman, L. (1961). Snowball sampling. The Annals of Mathematical Statistics. 32(1), 148-170.
Graves, J. (2005). Cultural democracy: The arts, community and the public purpose. Urbana-Champagin: University of Illinois Press.
Greenberg, C. (2000). Art in theory: An anthology of changing ideas. Oxford: Blackwell publishing.
Jenkins, H. (2006, November 27). ‘Collective intelligence vs. the wisdom of crowds. Confessions of an Aca-fan’. Consulted on March 10, 2012 on the World Wide Web: http://henryjenkins.org/2006/11/collective_intelligence_vs_the.html
Jenkins, H.; Purushotma, R; Weigel, M.; Clinton, K. & Robinson A. (2006). Confronting the challenges of participatory culture: Media education for the 21st century. London: MIT Press.
Jick, T. (1979). Mixing qualitative & quantitative methods: Triangulation in action. Administrative Science Quarterly, 24(4), 602-611.
Johnson, J. (2002). In-depth interviewing. In J. Holstein & J. Gubrium (Eds.) Handbook of interview research: context and method (pp. 103-121). Thousand Oaks: Sage Publications.
Keen, A. (2007). The cult of the amateur: How today's Internet is killing our culture and is assaulting our economy. London: Nicholas Brealey Publishing.
Kingsbury, K. (2008, May 20). The Value of a Human Life: $129,000, Time Magazine.
Kunzt (2012). Consulted on April 23, 2012 on the World Wide Web: http://www.kunzt.be/
Lesthaeghe, R. & Neels, K. (2009). Inleiding onderzoeksmethoden in mens- en maatschappijwetenschappen. Leuven: Acco.
Manovich, L. (2002). The language of new media. Massachusetts: MIT Press.
McLuhan, M. (2002). Understanding media. London: Routledge.
Mosco, V. (2009). The political economy of communication. Thousand Oaks: Sage Publications.
Oxford English Dictionary (2012). Consulted on March 27, 2012 on the World Wide Web: http://www.oed.com/
Peirce, C. S. (1998). What is a sign? In ‘The Peirce Editing Project’ (Eds.), Philosophical writings (1893-1913) vol 2 (pp. 4-10). Indiana: Bloomington.
Popper, K. (1959). The logic of scientific discovery. New York: Basic Books.
RebelAcademy (2012). Consulted on April 25, 2012 on the world Wide web: http://rebelacademy.org/
Ritzer, G. & Jurgenson, N. (2010). Production, consumption, presumption: The nature of capitalism in the age of the digital ‘prosumer’. Journal of Consumer Culture, 10(1), 13-36.
Rustema, R. (2007, May 30-31). Dead or alive? Culture and web 2.0, In Virtueel Platform (Org.), Cultuur 2.0. conference paper (pp. 13-15). Amsterdam.
Salah, A. (2010). The online potential of art creation and dissemination: DeviantArt as the next art venue. Electronic Visualisation and the Arts, 5(7), 16-22.
Shoemaker, P; Eichholz, M; Kim, E & Wrigley, B. (2001). Individual and routine forces in gatekeeping. Journalism & Mass Communication Quarterly, 78(2), 233-246.
Smythe, D. (2006). On the audience commodity and its work, In M. G. Durham & D. Kellner (Eds.), Media and cultural studies: Keyworks (pp. 230-256). Oxford: Blackwell Publishers.
Sotira, D. (20120, August 10). DeviantART 10th Birthday Bash at House of Blues - Angelo Sotira's Closing Speech PT 2. Consulted on April 7 2012 on the World Wide Web: http://www.youtube.com/watch?v=9O2lRAooUWk
Stallabras, J. (2003). Internet art: The online clash of culture and commerce. London: Tate Publishing.
Gotved, S. (2006). Time and space in cyber social reality. New Media & Society. 8(3), 467-486.
Surowiecki, J. (2003). The wisdom of crowds. New York: Randon House Publishers.
Terranova, T. (2000). Free labor: Producing culture for the digital economy. Social Text, 63(18), 33-55.
Tryon, C. (2009). Reinventing cinema: Movies in the age of media convergence. New Brunswick: Rutgers University Press.
Van Dijck, J. (2006). The network society: social aspects of new media. London: Sage Publications.
Van Dijck, J. (2009). Wikinomics and its discontents: a critical analysis of Web 2.0 business manifestos. New Media & Society, 11(5), 855-874.
Van Iersel, M. & Van 't Zelfde, J. (2007, May 30-31). Brave new museum: A conversation about museums in the digital age, In Virtueel Platform (Org.), Cultuur 2.0. conference paper (pp. 16-20). Amsterdam.
Vandenbraembussche, A. (1996). The value of art: a philosophical perspective. In K. Arja (Ed.), The value of culture (pp. 31-43). Amsterdam: Amsterdam University Press.
Zuurmond, A. (2005). Organizational transformation through the Internet. Journal of Public Policy, 25(1), 133-147.