Bij sprookjes denkt iedereen aan de verzamelingen van de gebroeders Grimm of Andersen. Sneeuwwitje, Assepoester en Roodkapje zijn drie van de bekendste verhalen. Het sprookje van Sneeuwwitje portretteert een meisje dat door het slechte karakter van haar stiefmoeder haar alledaagse leven achter zich moet laten. Sneeuwwitje vlucht het bos in en komt bij enkele dwergen terecht, die haar waarschuwen niet alleen rond te dwalen. Ze luistert echter niet naar de goede raad en komt een oude vrouw tegen, die eigenlijk haar stiefmoeder is. De laatste biedt Sneeuwwitje een vergiftigde appel aan, waardoor het meisje in een soort levenloze toestand terechtkomt. Een prins reist op dat moment het land door, vindt Sneeuwwitje en wordt meteen verliefd op haar. Hij kan de vloek (althans in de Disneyversie) met een kus van ware liefde ongedaan maken en uiteindelijk met het meisje trouwen. Het sprookje van Sneeuwwitje is een ideaal voorbeeld van een verhaal dat ouders aan hun kinderen voorlezen. Dit soort sprookjes past perfect bij het huidig opvoedingspatroon waarbij de kinderen via de verhalen waardevolle lessen leren. Door het verhaal van Sneeuwwitje leren ze dat niet alleen op straat of in de stad mogen ronddwalen en dat ze moeten oppassen voor vreemden, die hen allerlei zoetigheden aanbieden. Volgens Bettelheim leren we op deze wijze vaak morele waardes, levenslessen en inzichten, maar ook onze fantasie wordt op deze manier aangewakkerd (Berger 83). Op deze manier kunnen kinderen over morele ontwikkeling leren. Kinderen verwerven zo een moreel hoogstaande en maatschappijconforme identiteit.Hoewel het plotverloop van Sneeuwwitje bij de bekendste sprookjes voorkomt, concentreert dit werkstuk zich op de minder bekende sprookjes, die echter het meest voorkomende sprookjestype zijn: de avonturensprookjes. Deze sprookjes onderscheiden zich van de regeneratieverhalen. De sprookjes die hiervoor onderzocht worden, komen uit het verre Rusland en zijn door Alexander Afanesjev gebundeld. Deze verhalen zijn voor ons vaak onbekend terrein en slechts enkelingen zijn vertrouwd met deze vertellingen. Niettemin zijn het uitgerekend deze verhalen die één van de pioniers van de westerse literatuur tot object koos: Vladimir Propp.Het terrein van de sprookjes is niet volledig onontgonnen dankzij Vladimir Propp, die de verschillende bewegingen en acties in de sprookjes uitvoerig bestudeerd heeft. Propp heeft echter bij deze bewegingen geen ruimtelijke constanten in rekening gebracht. Dit werkstuk heeft het doel door een grondig onderzoek, de ruimtelijke constanten aan Propp’s functies toe te voegen. Mijn onderzoeksvraag is: wat is avontuur in de avonturensprookjes? Als corpus kies ik voor vijftig sprookjes uit het oude Rusland. Het onderzoek spitst zich toe op avontuur en meer bepaald op de ruimtes van het avontuur, omdat ruimtes een belangrijke rol in de avontuurlijke ontwikkeling van een verhaal spelen. Verschillende ruimtes zoals de Blauwe zee, het bos, diverse paleizen en het huisje van de Baba Jaga komen onder andere aan bod. In mijn uiteenzetting groepeer ik ze in categorieën die narratologisch relevant zijn: initiële ruimtes, donorruimtes, grensruimtes... .Aan de hand van een studie van deze Russische sprookjes zou ik de verschillende ruimtes in het avonturensprookje aan bod willen brengen. Hiervoor baseer ik me op een theoretisch kader dat bestaat uit narratologische werken van Marie-Laure Ryan en Porter Abbot. Daarnaast komen ook enkele studies van Vladimir Propp en Joseph Campbell (aangevuld met het onderscheid tussen missie- en regeneratieverhalen dat in Verhaal en verbeelding centraal staat), over de narratieve logica van de avonturenverhalen aan bod. Ten slotte komt het werk van Bakhtin en Keunen over literaire ruimtes en de rol ervan in de plotontwikkeling aan bod.
Bibliografie Afanasjev,Alexander
1964 Sprookjes uit het oude Rusland. Utrecht: Het Spectrum.
Abbot, Porter H. 2008 The Cambridge introduction to Narrative. New York: Cambridge University Press. Berger, Arthur Asa. 1997 Narratives in popular culture, media, and everyday life. California: Sage publications. Campbell, Joseph. 2011 De held met de duizend gezichten. Amsterdam: Olympus. Ferber, Michael. 1999 A dictionary of literary Symbols. Cambridge: Cambridge UP. Keunen, Bart. 2007 Verhaal en verbeelding: chronotopen in de westerse verhaalcultuur. Gent: Academia press. Lüthi, Max. 1964 Märchen. Stuttgart : Metzler. 1960 Das europäische Volksmärchen : Form und Wesen. Bern : Francke. Meyer, Rudolf. 1991 Sprookjeswijsheid, Betekenis en Motieven. Zeist: Christofoor. Ryan, Marie-Laure. 2003 Narrative Cartography: Toward a Visual Narratology in What is Narratology? Questions and Answers regarding the Status of a Theory. Berlin – New York: Walter de Gruyter, p. 333-364. 2003 Cognitive maps and the construction of narrative space in Narrative Theory and the Cognitive Sciences. Leland Stanford Junior University, CSLI, p. 214 – 242.