Een diepgravende historische studie, een verhelderende literaire analyse of een boeiende interpretatie van moderne kunst, sommige mensen krijgen er maar niet genoeg van. Ook aan de universiteiten blijven de disciplines die nadenken over de mens en zijn culturele productie ieder jaar populair onder de studenten. Toch staan de humane wetenschappen vaak onder druk: hun resultaten zouden minder betrouwbaar zijn, vooruitgang binnen deze disciplines blijft een groot vraagstuk en hun onderzoek heeft weinig of geen economische toepassingen. Misschien kan een filosofische blik dit vertekend beeld bijsturen.
Het traditionele beeld op de wetenschappelijke structuur aan de universiteiten bestaat uit een tweedeling tussen de humane wetenschappen en de natuurwetenschappen. Volgens dat beeld verschillen beide soorten van wetenschappen vooral op vlak van hun methode. De natuurwetenschappen beschrijven waarnemingen over de natuur met behulp van wiskundige wetten. Hierdoor kunnen zij in grote mate voorspellingen opstellen en deze controleren, waardoor hun resultaten altijd zeer nauwkeurig zijn. De humane wetenschappen daarentegen proberen hun studiedomein, namelijk de mens en zijn culturele activiteit, op een alternatieve manier te bestuderen: men onderzoekt culturele objecten als resultaten van de dominante waarden binnen een cultuur, men probeert niet wiskundig te beschrijven, maar eerder te begrijpen binnen de culturele context. De humane wetenschappen gebruiken daarvoor geen formules, maar verhalen om hun studieobjecten in te kaderen. Dit verklaart ook grotendeels hun populariteit: geen abstracte en wereldvreemde symbolen, maar levendige teksten moeten helpen hun claims duidelijk te maken.
Toch vormt deze toegankelijke manier om aan wetenschappelijk onderzoek te doen ook een probleem. De betrouwbaarheid van de wetenschappelijke resultaten kunnen bij de humane wetenschapper gemakkelijker in vraag gesteld worden: sluipt er geen eigenzinnige kronkel van de onderzoeker mee in zijn verhaal, liggen er geen subjectieve waarden aan de grondslag van zijn presentatie? De scriptie 'Over de objectiviteit van de humane wetenschappen, een vergelijking tussen Rudolf Carnap en Ernst Cassirer' probeert enerzijds het pleit op te nemen voor de objectiviteit en betrouwbaarheid van de humane wetenschappen. Anderzijds is het ook haar doelstelling de scherpe splitsing tussen de humane en de natuurwetenschappen in vraag te stellen. De scriptie gebruikt hiervoor een interessant debat tussen twee denkers die zich tijdens het interbellum hebben gebogen over deze problematiek.
In het invloedrijke werk 'Der logische Aufbau der Welt' probeerde Rudolf Carnap (1891-1970) een aanzet te geven tot de formalisering van alle wetenschappelijke concepten van zijn tijd in een logisch raamwerk. Aan de hand daarvan dacht Carnap dat het mogelijk was een strikte controle uit te voeren op de betekenis van de gebruikte concepten in wetenschappelijke uitspraken. Precies die controlemogelijkheid is voor Carnap een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van objectiviteit. Carnap meende dat zijn logische aanpak niet alleen toepasbaar was voor de sterk wiskundig geïnspireerde natuurwetenschappen; ook de humane wetenschappen maakten eigenlijk reeds impliciet gebruik van een conceptueel kader dat in logische symbolen gevat kan worden.
Met zijn logische aanpak hoopte Carnap bovenal de eenheid tussen de versplinterde wetenschappelijke disciplines te bewaren, niet op basis van een gedeelde methode of een gedeeld studieobject, maar op basis van een logische analyse van hun uitspraken. Ook de humane wetenschapper wordt aangespoord om op deze piste mee te stappen en samen te werken in één groot logisch-wetenschappelijk unificatieproject.
Een andere mogelijkheid om de nefaste splitsing tussen twee soorten wetenschappen tegen te gaan, kan men vinden bij Ernst Cassirer (1874-1945), een tijdgenoot en kennis van Carnap. Cassirer verdedigt net zoals Carnap de eenheid tussen de wetenschappen, alleen op een hoger en nog abstracter niveau dan een gedeeld logisch kader. Cassirer spreekt over verschillende manieren om voor zichzelf een wereld te vormen. Daarin heb je aan de ene kant de denkwereld van de natuurwetenschapper, waarin alle objecten geplaatst worden onder wiskundige wetten. Aan de andere kant heb je de wereld van de menselijke cultuur, waarin de objecten altijd geplaatst moeten worden in een wereld van gedeelde ervaring. Deze twee manieren om een wereld te 'hebben' komen overeen met twee verschillende vormen van wetenschap. De ene manier is volgens Cassirer niet beter dan de andere: beiden geven je immers de mogelijkheid om stabiele objecten te vormen en dat is precies wat Cassirer verstaat onder objectiviteit.
Deze twee denkers geven op twee verschillende manieren weer hoe er over de humane wetenschappen gedacht kan worden als een objectieve wetenschap. Rudolf Carnap legt sterk de nadruk op een logisch-formalistische onderbouwing van alle wetenschappelijke concepten, waardoor de verschillende disciplines noodzakelijk moeten steunen op elkaars concepten om een wetenschappelijke objectiviteit te bereiken. Het sleutelwoord van Carnaps visie op de humane wetenschappen is dan ook interdisciplinariteit en nauw daarbij aansluitend de integratie van alle disciplines. Ernst Cassirer legt veel meer de nadruk op de autonomie van het studiedomein van de humane wetenschappen. De humane wetenschappen hebben volgens hem in eerste instantie de taak culturele producten te beschouwen als zingevende instrumenten van de mens. Hierdoor worden de humane wetenschappen in veel grotere mate relevant voor de maatschappij: zij leren onszelf immers begrijpen als zingevende wezens. In het onverdraagzame klimaat van het interbellum waarin Ernst Cassirers werken geschreven zijn, is dit wellicht zijn grootste boodschap aan de economen die ook heden ten dage de humane wetenschappen als discipline in vraag willen stellen: hoe ver wij ook vorderen binnen de natuurwetenschappen, wij zullen onszelf en onze positie in de wereld daardoor niet beter begrijpen.
Zowel Carnap als Cassirer probeerden binnen het wetenschappelijke klimaat van hun tijd de humane wetenschappen als objectieve wetenschappen te verdedigen. Hoewel hun visies sterk verschillen, kunnen zij ook vandaag nog steeds gebruikt worden om mogelijke aanvallen op de humane wetenschappen te counteren. Bovendien breiden zij ons denkbeeld uit over de mogelijkheden en de taken van die bedreigde discipline en helpen zij ons gerichter na te denken over de rol van de humane wetenschapper binnen de maatschappij en zijn/haar positie binnen het universitaire veld.
Birkeland, Asmud, and Havard Nilsen. “Thinking in Forms: Ernst Cassirer and His Critique of the Idiographic-nomothetic Distinction.” In Forms of Knowledge & Sensibility: Ernst Cassirer & the Human Sciences, edited by Gunnar Foss and Eivind Kasa, 98–118. Norwegian Academic Press, 2002.
Carnap, Rudolf. Der Logische Aufbau Der Welt. Hamburg: Felix Meiner, 1998.
———. Der Logische Aufbau Der Welt - Scheinprobleme in Der Philosophie. Hamburg: Felix Meiner Verlag, 1961.
———. “Die physikalische Sprache als Universalsprache der Wissenschaft.” Erkenntnis 2, no. 1 (1931): 432–465.
———. “Logical Foundations of the Unity of Science.” In The Philosophy of Science, 393–404. Cambridge, MA: MIT Press, 1991.
———. The Logical Structure of the World and Pseudoproblems in Philosophy. Translated by Rolf A. George. Chicago: Open Court, 2003.
Cassirer, Ernst. Philosophie Der Symbolischen Formen 1: Die Sprache. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft, 1964.
———. Philosophie Der Symbolischen Formen 3: Phänomenologie Der Erkenntnis. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft, 1964.
———. Substance and Function & Einstein’s Theory of Relativity. Mineola: Dover Publications, 2004.
———. Substanzbegriff und Funktionsbegriff : Untersuchungen ueber die Grundfragen der Erkenntniskritik. Berlin: Verlag von Bruno Cassirer, 1923.
———. The Logic of the Cultural Sciences: Five Studies. Translated by S. G. Lofts. New Haven and London: Yale University Press, 2000.
———. Zur Logik der Kulturwissenschaften. Fünf Studien: Mit einem Anhang: Naturalistische und humanistische Begründung der Kulturphilosophie. Hamburg: Meiner Verlag, 2011.
Cat, Jordi. “The Unity of Science.” In The Stanford Encyclopedia of Philosophy, edited by Edward N. Zalta, 2010. http://plato.stanford.edu/archives/fall2010/entries/scientific-unity/.
Creath, Richard, ed. Rudolf Carnap and the Legacy of Logical Empiricism. Springer, 2012.
Damböck, Christian. “Rudolf Carnap and Wilhelm Dilthey:‘German’ Empiricism in the Aufbau.” Edited by Richard Creath. Rudolf Carnap and the Legacy of Logical Empiricism (2012): 67–88.
Eliaeson, Sven. “Value Orientation and the Secularization of post-Enlightenment Social Science.” History of the Human Sciences 25, no. 3 (2012): 3–31.
Foss, Gunnar, and Eivind Kasa, eds. Forms of Knowledge & Sensibility: Ernst Cassirer & the Human Sciences. Norwegian Academic Pr, 2002.
Friedman, Michael. A Parting of the Ways: Carnap, Cassirer, and Heidegger. Chicago: Open Court, 2000.
———. “Epistemology in the Aufbau.” In Reconsidering Logical Positivism, 115–162. Cambridge University Press, 1999.
———. Reconsidering Logical Positivism. Cambridge: Cambridge University Press, 1999.
———. “Scientific Philosophy from Helmholtz to Carnap and Quine.” In Rudolf Carnap and the Legacy of Logical Empiricism, edited by Richard Creath, 1–11. Springer, 2012.
———. “The Aufbau and the Rejection of Metaphysics.” In The Cambridge Companion to Carnap, edited by Michael Friedman and Richard Creath. Cambridge: Cambridge University Press, 2007.
———. “The Evolution of the A Priori in Logical Empiricism.” In The Cambridge Companion to Logical Empiricism, edited by Thomas Uebel and Alan W. Richardson, 91–116. Cambridge: Cambridge University Press, 2007.
Goodman, Nelson. The Structure of Appearance. Cambridge, MA: Harvard university press, 1951.
Hoel, Aud sissel. “Cassirer’s Dynamic Conception of Form.” In Forms of Knowledge & Sensibility: Ernst Cassirer & the Human Sciences, edited by Gunnar Foss and Eivind Kasa, 183–207. Norwegian Academic Press, 2002.
Iggers, Georg G. Historiography in the Twentieth Century: From Scientific Objectivity to the Postmodern Challenge. Middletown: Wesleyan University Press, 1997.
———. The German Conception of History: The National Tradition of Historical Thought from Herder to the Present. Middletown: Wesleyan University Press, 1983.
Ikonen, Sirkku. “Cassirer’s Critique of Culture.” Synthese 179, no. 1 (2011): 187–202.
Kant, Immanuel. Kritiek van de Zuivere Rede. Translated by Jabik Veenbaas and Willem Visser. Amsterdam: Boom, 2004.
Kim, Sung Ho. “Max Weber.” In The Stanford Encyclopedia of Philosophy, edited by Edward N. Zalta. Fall 2012, 2012. http://plato.stanford.edu/archives/fall2012/entries/weber/.
Krois, John Michael. Cassirer : Symbolic Forms and History. New Haven (Conn.): Yale university press, 1987.
Makkreel, R. A. “Wilhelm Dilthey and the Neo-Kantians: The Distinction of the Geisteswissenschaften and the Kulturwissenschaften.” Journal of the History of Philosophy 7, no. 4 (1969): 423–440.
Makkreel, Rudolf. “Wilhelm Dilthey.” In The Stanford Encyclopedia of Philosophy, edited by Edward N. Zalta. Summer 2012, 2012. http://plato.stanford.edu/archives/sum2012/entries/dilthey/.
Margolin, Uri. “Character.” In The Cambridge Companion to Narrative, edited by David Herman, 66–79. Cambridge: Cambridge University Press, 2007.
Mormann, Thomas. “A Virtual Debate in Exile: Cassirer and the Vienna Circle after 1933.” In Rudolf Carnap and the Legacy of Logical Empiricism, edited by Richard Creath, 149–167. Springer, 2012.
———. “Between Heidelberg and Marburg: On the Aufbau’s Neokantian Origins and the AP/CP-Divide.” Sapere Aude! 1 (2006): 22 – 50.
———. “Werte Bei Carnap.” Zeitschrift Für Philosophische Forschung 60, no. 2 (2006): 169–189.
Oppenheim, Paul, and Hilary Putnam. “Unity of Science as a Working Hypothesis.” Minnesota Studies in the Philosophy of Science 2 (1958): 3–36.
Pincock, Christopher. “Russell’s Influence on Carnap’s Aufbau.” Synthese 131, no. 1 (2002): 1–37.
Quine, W. V. “Two Dogmas of Empiricism.” The Philosophical Review 60, no. 1 (1951): 20–43.
Reisch, George A. “From the ‘life of the Present’ to the Icy Slopes of Logic”: Logical Empiricism, the Unity of Science Movement, and the Cold War.” In The Cambridge Companion to Logical Empiricism, edited by Alan W. Richardson and Thomas Uebel, 58–87, 2007.
Richardson, Alan W. Carnap’s Construction of the World: The Aufbau and the Emergence of Logical Empiricism. Cambridge: Cambridge University Press, 1997.
Uebel, Thomas. “Carnap, Philosophy and ‘Politics in Its Broadest Sense’.” In Rudolf Carnap and the Legacy of Logical Empiricism, edited by Richard Creath, 133–148. Springer, 2012.
Uebel, Thomas, and Alan W. Richardson, eds. The Cambridge Companion to Logical Empiricism. Cambridge University Press, 2007.