Studie naar aanleiding van het werk van Els Pelgrom: her(ver)talen van klassiekers, ook voor de jonge dyslect

Geertrui
Rutten

Klassiekers in een hedendaags jasje: hervertalen voor de jonge, dyslectische lezer

De kans is groot dat je als kind of tiener wel eens een klassiek boek zoals Robinson Crusoe, Pippi Langkous of Oliver Twist hebt gelezen, maar er niet bij stilstond waarom net die boeken doorheen de eeuwen populair zijn gebleven en steeds opnieuw worden verslonden. De oorzaak is terug te vinden bij de hervertaler die het belangrijk acht een klassiek boek in een ‘hedendaags’ jasje te steken, zodat ook kinderen en jongeren ze zonder veel problemen kunnen lezen. Tegenwoordig worden die boeken niet enkel voor de leesgevorderde jeugd hervertaald[1], maar wordt ook belang gehecht aan de noden van de moeilijke lezer: de jonge dyslect. Dit onderzoek trachtte te achterhalen welke strategieën en technieken worden gebruikt bij het hervertalen van klassiekers voor jonge, dyslectische lezers. Daarbij werd ook nagegaan of die overeenkomen met de aangewende strategieën en technieken door hervertalers van klassiekers voor een niet-dyslectisch, jong publiek.

Klassiekers zijn volgens de Vlaamse hervertaler Ed Franck “boeken uit het verre verleden die de stof der eeuwen overleefd hebben”. Meer dan negentig procent van alle boeken verdwijnt, terwijl de rest meestal via bewerkingen steeds wordt herdrukt en onder de aandacht wordt gebracht en zo tot een klassieker wordt verheven. Het hervertalen van klassiekers is belangrijk omdat de jeugd anders niet meer in contact komt met het literaire erfgoed. Ze zijn immers zeer archaïsch geschreven, bevatten lange, complexe zinnen en gaan in op de kleinste details waar de lezer zich tegenwoordig niet meer bij betrokken voelt. Het hervertalen van een klassiek boek voor dyslectische lezers gebeurt niet in één, twee, drie. Het vergt heel wat inlevingsvermogen in de moeilijke lezer om het boek vlot leesbaar en begrijpelijk te maken.  Hoewel het belangrijk is om de sfeer en de schrijfstijl van de oorspronkelijke auteur te respecteren, is het van belang zodanig veel aanpassingen door te voeren zodat het boek toegankelijk is voor de jeugd – klassiekers zijn oorspronkelijk namelijk enkel op een volwassen publiek gericht.

Om een klassiek boek leesbaar te maken voor de jonge dyslect worden aanpassingen doorgevoerd op drie niveaus: de opbouw van het verhaal, woord- en zinsniveau, vormgeving en typografie. Om de opbouw van het verhaal aan te passen, moet het aantal verhaallijnen beperkt zijn. Zo worden heel wat overbodige verhaallijnen, die niet bijdragen tot het verdere verloop van het verhaal, geschrapt. Eveneens worden overbodige, en dus onbelangrijke, personages weggelaten. De hoofdstukken zijn bij voorkeur kort en bevatten liefst geen flashbacks. Bovendien kunnen op het eind van een hoofdstuk cliffhangers worden gebruikt die de dyslectische lezer aanzetten om verder te lezen. De hervertaler kan eventueel ook nog informatie toevoegen om het verhaal te verduidelijken.

Vervolgens passen de auteurs ook een aantal technieken toe op woord- en zinsniveau. Het is belangrijk dat dyslectische lezers het verhaal gemakkelijk tot zich kunnen nemen. Dat kan ten eerste worden gerealiseerd door het gebruik van eenvoudige zinnen (geen complexe zinnen met bijzinnen). Daarnaast worden weinig of geen moeilijke woorden zoals dubbelzinnige woorden, schrijftaalwoorden en afkortingen, weinig verwijswoorden, weinig figuurlijk taalgebruik, geen woordspelingen (‘hij leeft op grote voet’) en weinig tot geen samenstellingen gebruikt.

Tot slot dragen ook de vormgeving en de typografie bij tot een vlottere lectuur. Voor een goede vormgeving moet de hoeveelheid tekst op één bladzijde in verhouding zijn met het formaat van het blad. Er moet genoeg witruimte rond de tekst zijn en om de tien à vijftien regels wordt best een witregel ingevoegd. Bovendien is er voldoende contrast tussen de papier- en letterkleur. Om de lectuur te bevorderen, kunnen illustraties worden toegevoegd zodat de dyslectische lezer het verhaal daarin herkent. De typografie draagt eveneens bij tot een vlottere lectuur: de voorkeur gaat uit naar blokletters in plaats van schreefletters, de lettergrootte bevindt zich tussen tien en veertien, de tekst wordt links uitgelijnd en de regelafstand bedraagt bij voorkeur 1,5. Bovendien bevat één regel niet meer dan twaalf woorden, en één alinea niet meer dan vijftien woorden.

Voor een niet-dyslectisch, jong publiek worden de bovenstaande aanpassingen bij het hervertalen van een klassiek boek niet allemaal toegepast. Zo is aanpassing op vlak van vormgeving en typografie in mindere mate van belang. Wel is het belangrijk om ook aanpassingen door te voeren op vlak van opbouw: inhoudelijk wordt het verhaal ook vereenvoudigd en worden flashbacks vermeden. Tot slot gaat op woord- en zinsniveau eveneens de voorkeur uit naar eenvoudige zinnen zonder bijzinnen en wordt het gebruik van archaïsche woorden vermeden.

Hoewel voor een dyslectisch publiek meer aanpassingen doorgevoerd worden op vlak van typografie, vormgeving en woord- en zinsniveau, blijft het voor een niet-dyslectisch publiek echter wel belangrijk om aanpassingen door te voeren zodat het boek de jeugd nog aanspreekt. Mocht het klassiek boek gewoon worden vertaald, dan zou de ouderwetse taal worden overgenomen en zou de jeugd het boek simpelweg laten voor wat het is.

Een klassiek boek, dat oorspronkelijk enkel voor volwassenen werd geschreven, kan dus enkel onder de aandacht van de jeugd worden gebracht door middel van hervertaling. Een moeilijk leesbaar en inhoudelijk zwaar beladen boek moet in een aantrekkelijk en vlot leesbaar boek worden omgetoverd, waarin de dyslect zichzelf bovendien kan herkennen. Een hervertaler kan dat bereiken door aanpassingen door te voeren op vlak van opbouw van het verhaal, op woord- en zinsniveau en op vlak van typografie en vormgeving. De aanpassingen die voor een niet-dyslectisch publiek worden doorgevoerd, komen gedeeltelijk overeen. Het aanpassen van de vormgeving en de typografie is daar in mindere mate van belang.


[1] Een hervertaling is een nieuwe vertaling in dezelfde taal van een werk dat voorheen al één of meerdere keren werd vertaald. Een hervertaling voor een dyslectische lezer is een vereenvoudigde en vlotter leesbare versie van het origineel. 

 

Bibliografie

Geraadpleegde werken

Alvstad, C. (2010). Children’s literature and translation. In: Y. Gambier & L. Van Doorslaer (Eds.), Handbook of Translation Studies (pp. 21-27). Amsterdam/Philadelphia: Benjamins.

Bensimon, P. (1990). Retraduire. Paris: Publications de la Sorbonne Nouvelle.

Berman, A. (1990). La retraduction comme espace de la traduction. In: Palimpsestes, nr. 4, 1-7. Paris: Publications de la Sorbonne Nouvelle.

Braams, T. (1998). Kinderen met dyslexie: een gids voor ouders. Amsterdam: Boom.

Braams, T. (2002). Dyslexie: een complex taalprobleem. Amsterdam: Boom.

Braams, T. & Menninga, A. (2010). Wat is dyslexie? In: J. H. Loonstra & T. Braams (Red.), Omgaan met dyslexie: sociale en emotionele aspecten  (pp. 11-49). Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

Bravo-Villasante, C. (1978). Translation problems in my experience as a translator. In: G. Klingberg, M. Ørvig & S. Amor (Ed.), Children’s books in translation: the situation and the problems (pp. 46-50). Stockholm: Almqvist och Wiksell.

Ceyssens, M. (2009). Helpkids dyslexie. Tielt: Lannoo.

Chesterman, A. (2010). Vertaalstrategieën: een classificatie. In: T. Naaijkens (Red.), C. J. Koster & H. Bloemen, Denken over vertalen (pp. 153-172). Nijmegen: Uitgeverij Vantilt.

Coillie, J. Van (2005). Vertalen voor kinderen: hoe anders? In: Literatuur zonder leeftijd, 19, nr. 67, 16-39. Leidschendam: Biblion.

Coillie, J. Van (2006). Character names in translation: a functional approach. In: J. Van Coillie & W.P. Verschueren (Eds.), Children’s literature in translation: challenges and strategies (pp. 123-139). Manchester: St. Jerome. 

Coillie, J. Van (2007). Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Leuven: Davidsfonds.

Desmet, M. K. T. (2005). De vier dochters van Dr March: een klassiek Amerikaans meisjesboek in een Nederlands jasje. In: Literatuur zonder leeftijd, 19, nr. 67, 83-92. Leidschendam: Biblion. 

Desmet, M. K. T. (2006). Intertextuality/Intervisuality in Translation: The Jolly Postman’s Intercultural Journey from Britain to the Netherlands. In: G. Lathey (Ed.), The translation of children’s literature: a reader (pp. 122-133). Clevedon: Multilingual matters.

Desmidt, I. (2006). A prototypical approach within descriptive translation studies? Colliding norms in translated children’s literature. In: J. Van Coillie & W.P. Verschueren (Eds.), Children’s literature in translation: challenges and strategies (pp. 79-96). Manchester: St. Jerome. 

Desmidt, I. (2009). “(Re)translation revisited” In: Meta, 54, nr. 4, 669-683. Montréal: Les Presses de l’Université de Montréal.

Doedel, J. (2012). Literatuur, Een Open Boek: Over het gebruik van hertalingen in het literatuuronderwijs in de havo bovenbouw van het voortgezet speciaal onderwijs. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam.

Franck, E. (2005). De klokkenluider van de Notre-Dame. Leuven: Davidsfonds/Infodok.

Gambier, Y. (1994). La Retraduction, retour et détour. In: Meta, 39, nr. 3, 413-417. Montréal: Les Presses de l’Université de Montréal.

Hoefnagel, M. & Bakker, H. (2005). Makkelijk Lezen en Gewone Taal. In: Leesgoed, 32, nr. 6, 249-250. Leidschendam: Biblion.

Hugo, V. (1988). Notre-Dame de Paris. Québec: Librairie Générale Française.

Jianzhong, X. (2003). Retranslation: Necessary or unnecessary. In: Babel, 49, nr. 3, 193-202. Amsterdam: John Benjamins.

Klingberg, G. (1980). Aspecten van onderzoek. In: B. Stolt & G. Klingberg, Het vertalen van kinderboeken: vakliteratuur voor wie kinderen en boeken samen wil brengen (pp. 25-32). Den Haag: Nederlands bibliotheek- en lektuurcentrum.

Kock, E. de & Westhuizen, B. van der (2005). Hoe kaketoe een papegaai wordt: Nederlandse kinderpoëzie in Afrikaanse vertaling; een theoretisch en praktisch onderzoek. In: Literatuur zonder leeftijd, 19, nr. 67, 74-82. Leidschendam: Biblion.

Koskinen, K. & Paloposki, O. (2010). Retranslation. In: Y. Gambier & L. Van Doorslaer (Eds.), Handbook of Translation Studies (pp. 294-298). Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins.

Koster, C. (2005). Laat de boeken tot ons komen. In: Filter, 12, nr. 4, 30-39. Nijmegen: Vantilt.

Linders, J., Staal, J. & Tromp, H. (1995). Het ABC van de jeugdliteratuur: in 250 schrijversportretten van Abkoude naar Zonderland. Groningen: Nijhoff.

McKinney, M. (2011). Making classics new. In: Australian Association for Literary Translation Review, 2, nr. 3, 64-67. Melbourne: Monash University.

Naaijkens, T. (2005). Van fissen, vossen en vertaling. In: Literatuur zonder leeftijd, 19, nr. 67, 11-15. Leidschendam: Biblion.

Niewold, S. (1994). Dromen is fantastisch, maar de werkelijkheid is ook niet mis. De samenhang in het werk van Els Pelgrom. In: Literatuur zonder leeftijd, 8, nr. 32, 75-87. Leidschendam: Biblion

O’Connell, E. (2006). Translating for children. In: G. Lathey (Ed.), The translation of children’s literature: a reader (pp. 15-24). Clevedon: Multilingual matters.

Oittinen, R. (2005). Translating culture. Children’s literature in translation. In: Literatuur zonder leeftijd, 19, nr. 67,  45-56. Leidschendam: Biblion.

Oittinen, R. (2006). No innocent act: on the ethics of translating for children. In: J. Van Coillie & W. P. Verschueren (Eds.), Children’s literature in translation: challenges and strategies (pp. 35-45). Manchester: St. Jerome.

O’Sullivan, E. (2006a). Does Pinocchio have an Italian Passport? What is Specifically National and what is International about Classics of Children’s literature. In G. Lathey (Ed.), The translation of children’s literature: a reader (pp. 146-162). Clevedon: Multilingual matters.

O’Sullivan, E. (2006b). Narratology meets translation studies or the voice of the translator in children’s literature. In: G. Lathey (Ed.), The translation of children’s literature: a reader (pp. 98-109). Clevedon: Multilingual matters.

O’Sullivan, E. (2006c). Translating pictures. In: G. Lathey (Ed.), The translation of children’s literature: a reader (pp. 113-121). Clevedon: Multilingual matters.

Paloposki, O. & Koskinen, K. (2010). Reprocessing texts. The fine line between retranslating and revising. In: Across Languages and Cultures, 11, nr. 1, 29-49. Budapest: Akadémiai Kiadó.

Pascua-Febles, I. (2006). Translating cultural references: the language of young people in literary texts. In: J. Van Coillie & W. P. Verschueren (Eds.), Children’s literature in translation: challenges and strategies (pp. 111-121). Manchester: St. Jerome.

Pelgrom, E. (1997). De klokkenluider van de Notre-Dame. Averbode: Altoria Averbode.

Pennen, W. van der (1998). Lezen over Els Pelgrom. Den Haag: NBLC Uitgeverij.

Rodriguez, L. (1990). Sous le signe de Mercure, la retraduction. In: Palimpsestes, nr. 4, 63-80. Paris: Publications de la Sorbonne Nouvelle.

Shavit, Z. (2006). Translation of Children’s Literature. In: G. Lathey (Ed.), The translation of children’s literature: a reader (pp. 25-40). Clevedon: Multilingual matters.

Sterck, M. de, Kakebeeke, H. & Franck, E. (1999). Schrijver Gevonden. Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Tielt: Lannoo.

Stolt, B. (1980). Hoe Emil verandert in Michel. In: B. Stolt & G. Klingberg, Het vertalen van kinderboeken: vakliteratuur voor wie kinderen en boeken samen wil brengen (pp. 7-24). Den Haag: Nederlands bibliotheek- en lektuurcentrum.

Tegelberg, E. (2011). La retraduction littéraire - quand et pourquoi? In: Babel, 57, nr. 4, 452-471. Amsterdam: John Benjamins.

Veen, P.A.F. van & Sijs, N. van der (1997). Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden. Utrecht: Van Dale lexicografie.

Venturi, P. (2009). The translator’s immobility: English modern classics in Italy. In: Target, 21, nr. 2, 333-357. Amsterdam/Philadelphia: Benjamins

Verbeek, M. (1993). Els Pelgrom. In: H. Verschuren (Red.), Lexicon van de jeugdliteratuur (pp. 1-12). Groningen: Nijhoff.

Vriesendorp, H. (2005). Intermezzo. Een mensbaksel is geen ‘human bean’: Roald Dahl vertaald. In: Literatuur zonder leeftijd, 19, nr. 67, 40-44. Leidschendam: Biblion.

Internetbronnen

Ed Franck. (z.j.). Geraadpleegd op 18 april 2013 van Leesplein via http://www.leesplein.be/KB_plein.php?submenu=set_set&id=345

Eureka ADIBib. (2013). Geraadpleegd op 15 februari 2013 via http://www.adibib.be/

Franck Ed. (2010). Geraadpleegd op 18 april 2013 van Davidsfonds via  http://www.davidsfonds.be/publisher/author/detail.phtml?id=7

Ik haat lezen. (z.j.). Geraadpleegd op 15 februari 2013 via www.ikhaatlezen.be

Lezen voor iedereen. (z.j.). Geraadpleegd op 18 april 2013 via http://www.lezenvooriedereen.be/?home

Luisterpunt. (2013). Geraadpleegd op 15 februari 2013 via http://www.luisterpuntbibliotheek.be/nl/

Margaretha Meijboom. (z.j.). Geraadpleegd op 15 januari 2013 van DBNL via http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=meij004

Marian Hoefnagel. (2013). Geraadpleegd op 18 januari 2013 via  http://www.marianhoefnagel.nl/

Orion College Amsterdam. (2011). Geraadpleegd op 18 april 2013 via http://www.orioncollegeamsterdam.nl/locatie_west_orioncollege

Stichting Makkelijk Lezen. (z.j.). Geraadpleegd op 21 april 2013 via http://www.stichtingmakkelijklezen.nl/

Uitgeverij Eenvoudig Communiceren. (z.j.). Geraadpleegd op 21 april 2013 via http://www.eenvoudigcommuniceren.nl/

Zoeklicht dyslexie. (z.j.). Geraadpleegd op 15 februari van Zwijsen via http://www.infoboek.be/educatief/method.asp?id=205 

Download scriptie (1.55 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2013