1. België is een democratische staat en dit democratische uitgangspunt ligt aan de basis van verscheidene grondwetsbepalingen. Vooreerst werd het recht op vrije meningsuiting in verscheidene verdrags- en grondwetsbepalingen opgenomen. Deze teksten kennen iedere burger het recht toe om in alle vrijheid zijn gedachten en meningen te uiten. Iedereen mag dus een mening hebben en iedereen heeft het recht om voor zijn mening op te komen.
Zo garandeert de Belgische Grondwet het recht op vrije meningsuiting van iedere burger in artikel 19. Ook artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens beschermt deze twee aspecten van het recht op vrije meningsuiting. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft het belang van de vrije meningsuiting steeds benadrukt. Het is als het ware het hart van iedere samenleving die zich een democratie noemt.
2. Ondanks haar belangrijke rol in onze samenleving is duidelijk dat deze vrijheid niet absoluut is of kan zijn. Het recht op vrije meningsuiting kan namelijk in aanvaring komen met andere (grond)rechten en waarden die een democratische samenleving tracht te beschermen. Daarom kunnen beperkingen aan het recht op vrije meningsuiting aangebracht worden, maar enkel voorzover ze in overeenstemming zijn met de vereisten die de Belgische Grondwet en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens naar voor schuiven. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens legt immers een negatieve verplichting op aan de overheden van de lidstaten die het EVRM hebben ondertekend, maar indien de beperkingen aan het recht op vrije meningsuiting voldoen aan de vereisten van artikel 10, § 2 EVRM zijn ze geoorloofd.
3. In mijn masterproef heb ik getracht de precieze grenzen aan het recht op vrije meningsuiting bij politici te bepalen. Het onderzoek beperkte zich tot de zogenaamde ‘uitspraken van algemeen belang’ die politici doen zowel binnen de uitoefening van hun functie als daarbuiten. De onderzoeksvraag luidt met andere woorden: hoe ver reikt het recht op vrije meningsuiting voor politici bij het uiten van uitspraken van algemeen belang?
4. De basis voor dit onderzoek vormde de relevante grondwettelijke en verdragsrechtelijke artikels en de hierbij horende rechtspraak. Uit dit onderzoek bleek dat het grondwettelijk en Europeesrechtelijk regime dezelfde waarden en belangen willen garanderen. Zo zien we dat de inbreuken op de bescherming van de eer en goede naam, de bescherming van het privéleven, het verbod op godslasterlijke smaad, het verbod op discriminerende, racistische en segregerende uitspraken, het verbod op negationistische en revisionistische meningen en het vijandig staan ten aanzien van de rechten opgenomen in het EVRM in beide rechtsorden worden afgestraft. Daarnaast heeft de Belgische wetgever nog voorzien in de specifieke strafbaarstelling van het verstoren en belemmeren van de verkiezingen, het oproepen tot ongehoorzaamheid aan de wet en het aanranden van de wetgevende kamers, het beledigen van de koning, het aanzetten van de bevolking van een vreemd land tot het opnemen van de wapens tegen het gezag van dat land en tenslotte het verspreiden van berichten die lands krediet kunnen ondermijnen of het vertrouwen in de munt kunnen aantasten. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens maakt op zijn beurt nog een onderscheid ten aanzien van de meningen die oproepen tot haat, geweld of vijandigheid.
5. Bij het beoordelen van meningen gedaan door politici, moet er opnieuw rekening worden gehouden met het democratische uitgangspunt van de Belgische Grondwet. Dit uitgangspunt was immers ook aanwezig bij het uitdenken van het kiesrecht van de Belgische bevolking. Het kiesrecht garandeert namelijk een democratische samenstelling van de leden van de verschillende parlementaire kamers. Bovendien voorzag de Belgische Grondwetgever daarom in een specifiek beschermingsregime voor de meningen van politici. Het is namelijk zo dat parlementariërs, zowel op het federale als deelstatelijk niveau, kunnen genieten van een verregaande immuniteit voor de meningen die zij hebben uitgesproken in de uitoefening van hun functie of hun ambt. De Belgische grondwetgever voorzag in gelijkaardige bepalingen voor de ministers van de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen. Een parlementslid of minister kan bijgevolg nooit aangevallen worden voor die uitspraken.
De immuniteit houdt evenwel niet in dat het hen toegestaan zou zijn om het even welke mening te verspreiden. De Belgische grondwet voorziet namelijk in de mogelijkheid om de immuniteit van de politici te doorprikken. De meningsuitingen die niet gedekt worden door de onverantwoordelijkheid zullen aan de hierboven vermelde grenzen (zie nr. 4) getoetst worden.
6. De laatste jaren zijn de grenzen aan het recht op vrije meningsuiting enorm toegenomen. Hoewel ongetwijfeld goede argumenten dit optreden van de wetgever kunnen ondersteunen, kan echter ook de vraag gesteld worden of dit wettelijk optreden wel zo wenselijk en efficiënt is. Zeker indien we meningen uitgesproken door politici moeten beoordelen, is een zekere terughoudendheid vereist omwille van de belangrijke plaats die het politieke debat inneemt in een democratische samenleving.
Zie laatste vijftien pagina's thesis.