Hoofdlijnen: 'Van imitatie naar associatie; E.T.A. Hoffmann en de plaats van de muziek in de epistemologie' - Arne Herman
In 1784 legde Immanuel Kant de laatste hand aan zijn essay Beantwortung der Frage: was ist Aufklärung?, waarmee hij de in het filosofisch landschap reeds eerder geformuleerde verlichtingsgedachten een laatste duw in de rug gaf. Het essay staat symbool voor een mentaliteitswijziging die haar oorsprong reeds in de late zestiende eeuw vindt. De mathematische logica verwierf een onaantastbaar statuut en werd de parameter voor het onderscheid tussen rationaliteit en irrationaliteit. Het optimistisch vertrouwen in de rationaliteit dat zich gaandeweg opbouwde, stelde de dichotomie rationaliteit-irrationaliteit ten slotte gelijk aan het onderscheid tussen realiteit en niet-realiteit. De zogenaamde mythische wereldbeelden zoals de religie en de kunst, die de strenge test van de rationaliteit niet volledig doorstonden, werden grondig herdacht. Deze masterproef belicht de reactie op dit strikt dualistisch kader die in de vroege negentiende eeuw bij kunstenaars op gang kwam, in het bijzonder uit muziekesthetische hoek.
Deze reactie speelde zich af op twee niveaus die beide in dit betoog aan bod komen: enerzijds de verschuivingen binnen de epistemologie en het bijhorende werkelijkheidsbegrip, en anderzijds de plaats van de kunst binnen de respectievelijke epistemologische contexten. Het onderzoeksveld heb ik in kaart gebracht aan de hand van de verhouding tussen drie personen die een belangrijke plaats bekleden in dit debat. Hiervoor vertrek ik bij Alexander Gottlieb Baumgarten (1714-1762), die met zijn neologisme 'aesthetica' in het gelijknamige werk uit 1750 de kunst en de daarmee verbonden subjectieve gevoelswaarde als eerste enig wetenschappelijk aanzien verschafte. Essentiële elementen uit Baumgartens kunstvisie werden enkele decennia later hevig bekritiseerd door Immanuel Kant (1724-1804). Zo onderging de esthetica al snel een belangrijke betekenisverschuiving die haar aanvankelijke objectief, de legitimatie van de kunst, stevig ondergroef. In het bijzonder focust deze masterproef zich op de figuur van Ernst Theodor Amadeus Hoffmann (1776-1822), die in een reactie op dit probleem de kunst hernieuwde legitimiteit gaf door haar te voorzien van een totaal nieuw epistemologisch denkkader waarin de subjectieve gevoelswaarde opnieuw een rol speelt en dat de inzichten van Baumgarten en Kant lijkt te combineren.
Hoffmann ontwerpt een visie op de kenleer waarin kunst en vooral de muziek een belangrijke plaats krijgen en die uit verschillende van zijn werken kan worden gepuurd. Extra aandacht gaat naar Hoffmanns beroemde verhaal Der Sandmann uit 1817, waarin ik een aantal kernmotieven identificeer die als topoi in zijn hele oeuvre verschijnen. Het verhaal behoort tot de typisch negentiende-eeuwse Unheimlichkeitsliteratuur, een genre waarbij de auteur de grens tussen rationele en irrationele beleving bewust versluiert. Via een tekstuele analyse van Der Sandmann tracht ik aan te geven hoe Hoffmann impliciet kritiek geeft op de stroeve afbakening van de rationaliteit sinds de Verlichting. Na deze vaststelling confronteer ik Hoffmanns visie met die van Baumgarten en Kant. In impliciete navolging van Baumgarten betoogt Hoffmann dat een zinvolle werkelijkheidsinterpretatie zit in een samenwerking tussen twee kenvermogens die elk hun werkterrein hebben, namelijk het rationele en het irrationele of gevoelsmatige. Deze samenwerking bestaat in het erkennen van het irrationele als wezenlijk onderdeel van de realiteit. Het effect dat het irrationele in de leefwereld bewerkstelligt, is vergelijkbaar met Kants begrip van het Sublieme. Het irrationele hoeft zich immers niet langer als unheimlich te presenteren maar kan omslaan in een sublieme overweldiging van de menselijke geest die de mens, zoals Kant eertijds zei, tot beter verstand van de totale werkelijkheid kan brengen. Hoffmann ontwerpt met dit 'Serapiontisch principe' een alternatief voor de puur rationele werkelijkheidsinterpretatie van de Verlichting: via dat principe is het mogelijk om binnen een rationele context ook irrationele elementen uit de fantasie en het onderbewuste te betrekken. Dit Serapiontisch principe lijkt Baumgartens visie en Kants visie te combineren en te optimaliseren. Zo contesteert Hoffmann de typisch rationalistische gelijkstelling van de dichotomie rationeel-irrationeel met realiteit en niet-realiteit.
Voortgaand op die inzichten tracht ik Hoffmanns visie op de beleving van muziek en de epistemologische en maatschappelijk-educatieve relevantie van die beleving te reconstrueren. In essentie zegt Hoffmann dat de specificiteit van de muziek zit in het feit dat ze op een esthetische manier uitdrukking kan geven aan wat vroege romantici aanduiden als het Unsagbare of onuitspreekbare. Taal, het medium van de rede, schiet tekort om de werkelijkheid in zijn geheel van rationele en irrationele componenten te vatten. Muziek bedient zich niet van een conventionele syntaxis en kan daardoor, zo redeneert Hoffmann, tot uiting brengen wat via de taal onbereikbaar is. Na een theoretische reflectie op dit gegeven kom ik aan de hand van enkele muzikale voorbeelden tot een concretisering van Hoffmanns kunst- en muziekbegrip binnen de maatschappij. Wanneer de kunst, en in het bijzonder de muziek, op de juiste manier en in de juiste context wordt gepresenteerd, kan ze de toeschouwer verheffen tot wat Hoffmann de poëtische exaltatie noemt: de toeschouwer stijgt uit boven zichzelf en komt tot een completer begrip van de werkelijkheid dat rationaliteit en irrationaliteit verbindt.
Hoffmanns radicale herdenken van de plaats die de muziek bekleedt binnen de epistemologie, heeft een enorme invloed gehad op het verdere verloop van de negentiende eeuw. Zo is bijvoorbeeld Richard Wagners gezaghebbende ideologie van het Gesamtkunstwerk volstrekt ondenkbaar zonder de voedingsbodem die Hoffmann leverde. Bovendien lijkt het mij dat Hoffmann op de brug tussen Verlichting en Romantiek een aantal fundamentele inzichten blootlegde die ook vandaag, voor wie wil, nog niet aan zeggingskracht hebben ingeboet.
_____________________
Bibliografie
Primaire bronnen
BAUMGARTEN, A., Aesthetica, Nabu Press, South-Carolina, 2010.
HOFFMANN, E.T.A., Leven en opvattingen van Kater Murr, uitgeverij Atlas, Amsterdam-Antwerpen, 2010 (vertaald door en met inl. door W. ORANJE en F. MARCKX).
HOFFMANN, E.T.A., Klaas Vaak en andere verhalen, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2004 (vertaald door A. HAAKMAN).
HOFFMANN, E.T.A., De Zandman, literaire Uitgeverij Nota Bene, Utrecht, 1991 (vertaald door en met inl. door K. SIEGEL).
HOFFMANN, E.T.A., Contes Fantastiques, Éditions Nilsson, Parijs, s.d.
HOFFMANN, E.T.A., Nouvelles Musicales, Delamain et Boutelleau, Parijs, 1929 (vertaald door A. HELLA en O. BOURNAC, met inl. door A. COEUROY).
HOFFMANN, E.T.A., Op dit uur van de nacht en andere verhalen, uitgeverij Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1978.
HOFFMANN, E.T.A., Schriften zur Musik: Aufsätze und Rezensionen, Winkler Verlag, München, s.d. (uitg. door, en met inl. door F. SCHNAPP).
HOFFMANN, E.T.A., Werke. II: Erzählungen und Märchen, Winkler Verlag, München, s.d. (uitg. door C. G. VON MAASSEN en G. ELLINGER, met nawoord van W. MÜLLER-SEIDEL).
KANT, I., Was ist Aufklärung? Aufsätze zur Geschichte und Philosophie, uitg. door J. ZEHBE, Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen, 1975.
KANT, I., Kritik der reinen Vernunft, Meiner Felix Verlag, Hamburg, 1998.
KANT, I., Kritik der praktischen Vernunft, Meiner Felix Verlag, Hamburg, 2003.
KANT, I., Kritik der Urteilskraft, Meiner Felix Verlag, Hamburg, 2009.
KANT, I., De mundi sensibilis atque intelligibilis forma et principiis (vertaald door W. Eckoff), Columbia college, New York, 1894.
Secundaire bronnen
- Monografieën
ALLISON, H., Kant's theory of taste. A reading of the Critique of Aesthetic Judgment, Cambridge University Press, Cambridge, 2001.
BERGSTRÖM, S., Between real and unreal, a thematic study of E.T.A. Hoffmann's "Die Serapionsbrüder", (Studies on themes and motifs in literature, uitg. door H. DAEMMRICH, 49), Peter Lang Publishing, New York, 2000.
CHANTLER, A., E.T.A. Hoffmann’s Musical Aesthetics, uitgeverij Ashgate, Aldershot, 2006.
DE VISSCHER, J. en WILS, J.-P. (red.), Mythische figuren van de Moderniteit, uitgeverij Damon, Budel, 2004.
DETERDING, K., Hoffmanns Erzählungen, Eine Einführung in das Werk E.T.A. Hoffmanns, Königshausen & Neumann, Würzburg, 2007.
DOBAT, K.-D., Musik als romantische Illusion: eine Untersuchung zur Bedeutung der Musikvorstellung E.T.A. Hoffmanns für sein literarisches Werk, (Studien zur Deutschen Literatur, uitg. door W. BARNER e.a., 77), Max Niemeyer Verlag, Tübingen, 1984.
EHINGER, H., E.T.A. Hoffmann als Musiker und Musikschriftsteller, Walter Verlag, Olten, 1954.
EILERT, H., Theater in der Erzählkunst, eine Studie zum Werk E.T.A. Hoffmanns, Niemeyer Verlag, Tübingen, 1977.
FALKENBERG, M., Rethinking the Uncanny in Hoffmann and Tieck, (Studies in Modern German Literature, uitg. door P. BROWN, 100), Peter Lang AG, European Academic Publishers, Bern, 2005.
FELDES, B. en U. STADLER, E.T.A. Hoffmann. Epoche, Werk, Wirkung, C.H. Beck Verlag, München, 1986.
FUCHS, A., Kritik der Vernunft in E.T.A. Hoffmanns phantastischen Erzählungen ‘Klein-Zaches genannt Zinnober’ und ‘Der Sandmann’, Weiβensee Verlag, Berlijn, 2001.
JÄGER, M., Kommentierende Einführung in Baumgartens “Aesthetica”, (Philosophische Texte und Studien, deel 1), Georg Olms Verlag, Hildesheim, 1980.
KAISER, A. K., Die Kunstästhetik Richard Wagners in der Tradition E.T.A. Hoffmanns, (Rombach Wissenschaften – Reihe Cultura, uitg. door G. BRANDSTETTER e.a., 47), Rombach Verlag, Freiburg im Breisgau, 2009.
KOHNS, O., Die Verrücktheit des Sinns, Wahnsinn und Zeichen bei Kant, E.T.A. Hoffmann und Thomas Carlyle, Transcript Verlag, Bielefeld, 2007.
MARKUS, S.A., Musikästhetik, 1. Teil; Ein Beitrag zur Geschichte der Nachahmungsästhetik und Affektenlehre sowie der idealistischen Musikästhetik in Deutschland, VEB Deutscher Verlag für Musik, Leipzig, 1967.
ROHR, J., E.T.A. Hoffmanns Theorie des Musikalischen Dramas: Untersuchungen zum musikalischen Romantikbegriff im Umkreis der Leipziger Allgemeinen Musikalischen Zeitung, (Sammlung Musikwissenschaftlicher Abhandlungen, 71), Verlag Valentin Koerner, Baden-Baden, 1985.
RÜDIGER, W., Musik und Wirklichkeit bei E.T.A. Hoffmann: zur Entstehung einer Musikanschauung der Romantik, (Musikwissenschaftliche Studien, uitg. door H.H. EGGEBRECHT, 12), Centaurus-Verlagsgesellschaft, Freiburg im Breisgau, 1989.
SMYTH, R. A., Forms of Intuition: an historical introduction to the transcendental Aesthetic, Martinus Nijhoff, Den Haag, 1978.
VOGEL, N., E.T.A. Hoffmanns Erzählung Der Sandmann als Interpretation der Interpretation, (Münchener Studien zur literarischen Kultur in Deutschland, uitg. door R. VON HEYDEBRAND e.a., 28), Peter Lang, Frankfurt am Main, 1998.
- Naslagwerken
DAHLHAUS, C. en MILLER, N., Europäische Romantik in der Musik,deel II: Oper und syphonischer Stil 1800-1850; Von E.T.A. Hoffmann zu Richard Wagner, Verlag J.B. Metzler, Stuttgart-Weimar, 2007.
STEINECKE, H. e.a. (ed.), E.T.A. Hoffmann Jahrbuch, I. 1992-1993, Erich Schmidt Verlag, Berlijn, 1993.
WETZEL, C. (ed.), Ernst Theodor Amadeus Hoffmann, (Die Grossen Klassiker, Literatur der Welt in Bildern, Texten, Daten, 36), Verlagsbuchhandel Andreas & Andreas, Salzburg, 1981.
- Artikels
CHALUPA, C., Re-Imaging the Fantastic: E.T.A. Hoffmann’s “The story of the Lost Reflection”, in Marvels & Tales, 20, nr. 1, 2006, p. 11-29.
CHANTLER, A., Revisiting E.T.A. Hoffmann’s Musical Hermeneutics, in International Review of the Aesthetics and Sociology of Music, 33, nr. 1, 2002, p. 3-30.
DAHLHAUS, C., E.T.A. Hoffmann’s Beethoven-Kritik und die Ästhetik des Erhabenen, in Archiv für Musikwissenschaft, 38, nr. 2, 1981, p. 79-92.
DUTTON, D., Kant and the conditions of artistic beauty, in The British Journal of Aesthetics, 34, nr. 3, 1994, p. 226-237.
FORTIN, J., Brides of the Fantastic: Gautier’s “Le Pied de Momie” and Hoffmann’s “Der Sandmann”, in Comparative Literature Studies, 41, nr 2, 2004, p. 257-275.
GREGOR, M. J., Baumgarten’s “Aesthetica”, in The Review of Metaphysics, 37, nr. 2, 1983, p. 357-385.
GRIMM, H., art. Baumgarten, in Die Musik in Geschichte und Gegenwart, uitg. door L. FINSCHER, 2e uitg., Personenteil 2, Kassel-Bazel, 1999, kol. 523-527.
KEIL, W., art. Hoffmann, in Die Musik in Geschichte und Gegenwart, uitg. door L. FINSCHER, 2e uitg., Personenteil 9, Kassel-Bazel, 1999, kol. 113-122.
KERTZ-WELZEL, A., The “Magic” of Music: Archaic Dreams in Romantic Aesthetics and an Education in Aesthetics, in Philosophy of Music Education Review, 13, nr. 1, 2005, p. 77-94.
KROLL, E., Über den Musiker E.T.A. Hoffmann, uit E.T.A. Hoffmann, uitg. door H. PRANG, Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1976.
LOCKE, A., Beethoven’s Instrumental Music: Translated from E.T.A. Hoffmann’s “Kreisleriana” with an Introductory Note, in The Musical Quarterly, 3, nr. 1, 1917, p. 123-133.
MÜNCH, S., “Fantasiestücke in Kreislers Manier”: Robert Schumanns “Kreisleriana” opus 16 und die Musikanschauung E.T.A. Hoffmanns, in Die Musikforschung, 45, p. 255-277.
NUZZO, A., Kant and Herder on Baumgarten’s Aesthetica, in Journal of the History of Philosophy, 44, nr. 4, 2006, p. 577-597.
STANYON, M., “Rastrierte Blätter, aber mit keiner Note beschrieben”: The Musical Sublime and Aporias of Inscription in Hoffmann’s Ritter Gluck, in The German Quarterly, 83, nr. 4, 2010, p. 412-430.
TEDESCO, S., A.G. Baumgartens Äesthetik im Kontext der Aufklärung: Metaphysik, Rhetorik, Anthropologie, uit Alexander Gottlieb Baumgarten: Sinnliche Erkenntnis in der Philosophie des Rationalismus, (Aufklärung, 20), Meiner Verlag, Leipzig, 2008.
VAN DER STEEN, D., Tussen verlangen en verlies: antropologische aspecten van de Don Juan-figuur in de tijd van de Romantiek, proefschrift, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 1997.
- Elektronische bronnen
PFISTER, J., E.T.A. Hoffmann: Der Sandmann: Interpretation der Schlussszene, www.homepage.bnv-Bamberg.de, geraadpleegd op 29 november 2012.
VAN DEN STORM, E., Over angst, het ‘Unheimliche’ en de literatuur van E.T.A. Hoffmann, www.vooruit.be, opgeladen op 9 oktober 2007.