Bij coproductie staan burgers voor een deel zelf in voor de publieke diensten (zoals onderwijs of gezondheidszorg) die ze ‘consumeren’ of gebruiken, in samenwerking met de reguliere of professionele dienstverleners. In Vlaanderen zijn hiervan tal van voorbeelden terug te vinden: van mantelzorg, buurtinformatienetwerken en verenigingen waar armen het woord nemen, tot leesouders in lagere scholen of simpele bladkorven in de straat. Dit onderzoek focust op de vraag waarom mantelzorgers en leden van een buurtinformatienetwerk (vanaf nu: BIN) coproduceren. Hiervoor zijn zogenaamde ‘motivatieprofielen’ opgesteld die de verschillende drijfveren van coproducenten blootleggen door deze in te delen in een aantal types of profielen.
Coproductie is vandaag een ‘hot’ thema. De assumptie dat het meer (en beter) betrekken van burgers bij het dienstverleningsproces kan dienen als een kostenbesparend en/of democratiserend instrument oefent namelijk een sterke aantrekkingskracht uit. Zeker in tijden waar de budgettaire manoeuvreerruimte voor elke organisatie en politiek bestuur krap is en de bevolking (of klant) steeds mondiger wordt. Hoewel begrippen als burgerparticipatie, overleg en inspraak steeds vaker bovenaan de agenda prijken, blijft coproductie een zeer specifiek begrip dat ook op academisch niveau bijkomende onderzoeksaandacht vraagt.Coproductie binnen dienstverleningsnetwerken Bij coproductie worden gebruikers mede-eigenaar van ‘hun’ dienst. Er is sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid. Gebruikers en aanbieder staan samen in voor de dienstverlening, waardoor ook de tevredenheid en voldoening voor beide partijen toeneemt. Zo staan bijvoorbeeld zowel politie, private bewakingsfirma’s en buurtbewoners (via een BIN) samen in voor de veiligheid in de buurt. Het publieke dienstverleningsproces neemt op die manier de vorm van een netwerk aan. Een web van actoren waar zowel overheid, burgers en organisaties deel van uitmaken. Vooral op lokale schaal komen steeds meer van zo’n netwerken tot stand, waardoor ook het belang van coproductie systematisch toeneemt.
Samengevat zijn binnen de literatuur rond coproductie drie duidelijke onderzoekslijnen vast te stellen. Ten eerste is er de vraag wie coproduceert en waarom, met andere woorden: welke ‘soorten’ burgers coproduceren en wat zijn hun motieven of drijfveren? Ten tweede is er de vraag hoe coproductie-initiatieven tot stand komen: welke processen worden uitgebouwd en hoe krijgen deze processen organisatorisch vorm? Tot slot is er de vraag welke uitkomsten of effecten coproductie genereert. Leidt coproductie effectief tot een daling van de kosten, meer tevreden klanten, of andere (in)directe voordelen zoals een versterkte sociale cohesie in de buurt? Dit onderzoek vestigt de aandacht op de eerste vraag.
Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zijn twee groepen coproducenten bevraagd. Langs de ene kant een dertigtal mantelzorgers uit de Vlaamse gezondheidszorg, langs de andere kant een gelijk aantal leden van twee BIN’s uit de regio Gent. In het eerste geval is de coproducent een familielid, vriend of kennis die de zorg van een naaste (deels) op zich neemt, bij een BIN wisselen buurtbewoners (als coproducenten) permanent informatie uit met politie om zo de veiligheid in de eigen buurt te verhogen. Er is gebruikt gemaakt van Q-methodologie als onderzoeksmethode. Aan de respondenten werd daarbij gevraagd een aantal stellingen, die handelden over hun persoonlijke motieven om te coproduceren, te sorteren op een normale verdeling gaande van helemaal akkoord tot helemaal niet akkoord (zie figuur in bijlage). Uit al deze sorteringen zijn vervolgens (via statistische analyse) zeven verschillende ‘motivatieprofielen’ opgesteld. Motivatieprofielen delen coproducenten op in een aantal types, al naargelang deze personen er gelijkaardige beweegredenen of motieven op nahouden. Hieronder worden de resultaten van de bevraagde mantelzorgers besproken.
Het eerste gevonden type is dat van de task-bounded affectionate, een mantelzorger die zorgtaken opneemt vanuit een sterke emotionele band met de zorgbehoevende. Hij heeft daarbij een duidelijk doel, namelijk de levenskwaliteit van het familielid op peil helpen houden. Dit type mantelzorger is zeer geïnteresseerd in alle aspecten van het zorgproces (dus ook de gespecialiseerde zorgtaken), en wil daarom zijn steentje bijdragen op vele vlakken. De impure altruist handelt vanuit een normatief kader dat gebaseerd is op menslievendheid en liefdadigheid, maar kan dit pas opbrengen wanneer hij het gevoel heeft gewaardeerd te worden voor het geleverde werk. Persoonlijke voldoening en af en toe een schouderklop zijn zeer belangrijk. Het derde type mantelzorger, de impure rationalist, zorgt voor het familielid vanuit een zeker eigenbelang (goede levenskwaliteit helpen garanderen). Maar hij beseft tegelijkertijd dat dit een belangrijke maatschappelijke opdracht is, omdat ons zorgsysteem met zijn grote financiële maatschappelijke kost nood heeft aan dergelijke vrijwillige ondersteuning. Het vierde type is de duty-bounded affectionate. Hij verleent mantelzorg vanuit een zekere vanzelfsprekendheid, en is er van overtuigd dat de naaste dat ook voor hem zou hebben gedaan. Er is sprake van een soort normatieve druk: ‘het hoort zo’.
Welke lessen kunnen overheden en andere dienstverleners (of ‘professionals’) nu trekken uit de opgestelde motivatieprofielen? Vooreerst valt op dat de motivaties van coproducenten zeer verschillend zijn, en afhankelijk zijn van het specifieke initiatief waarvoor deze personen zich schijnbaar willeninzetten. Hoewel voor quasi alle mantelzorgers de emotionele band met de naaste centraal staat maken sommigen ook eerder rationele overwegingen, anderen laten zich dan weer leiden door hun normatieve overtuigingen. De motieven van coproducenten kunnen met andere woorden niet onder één noemer gebracht worden. Wanneer overheden en ‘professionals’ een stimulerend beleid wensen te ontwikkelen dat inzet op coproductie, houden ze dan ook best rekening met die diversiteit aan motivaties. Veel dienstgebruikers zijn immers bereid hun steentje bij te dragen, maar dan moet het voor de coproducent wel meteen duidelijk zijn welke bijdrage hij/zij kan leveren. Een duidelijke positionering en rolafbakening zijn dus noodzakelijk. “Mensen zijn niet te activeren door simpelweg op een knopje te duwen. Het is aan de omkadering, aan de overheid om te motiveren, om coproductie mogelijk te maken”, stelt ook prof. dr. Bram Verschuere (docent overheidsmanagement, UGent). Kortom, coproductie-iniatieven kunnen slechts succesvol zijn wanneer de initiatiefnemers ook voldoende zicht hebben op de specifieke drijfveren van coproducenten en hier actief op inspelen. Op die manier kan coproductie bovenvermelde voordelen ook concreet omzetten in de praktijk. Verhaeghe Tom
BIBLIOGRAFIE 1. Wetenschappelijke bronnen Akhtar-Danesh, N., Baumann, A. & Cordingley, L. (2008). Q-Methodology in nursing research: a promising method for the study of subjectivity. Western Journal of Nursing Research, 30(6), 759-773. Alford, J., (2002), why do public sector clients co-produce? Towards a contingency theory, Administration & society 34 (1): 32-56. Alford, J., (2009), Engaging public sector clients: from service delivery to co-production, Houndmills, UK: Palgrave Macmillan. Alford, J., (2009), Public value form co-production by clients. Andersen, L.B., N. Kristensen and L.H. Pedersen (2011). “Public Service Efficacy”. Paper presented at the 33rd EGPA Conference, Bucharest, Romania. Published at <http://soc.kuleuven.be/io/egpa/HRM/bucharest/Andersen-Kristensen& Pedersen2011.pdf>. Andreoni, J., (1989). Giving with Impure Altruism: Applications to Charity and Ricardian Equivalence. Journal of Political Economy 97 (6): 1447–1458. Anheier, K., (2005), Nonprofit Organizations: Theory, Management and Policy. New York, NY, London: Routledge, 2005. Arnstein, S.R. (1969). A Ladder of Citizen Participation. Journal of the American Planning Association, 35 (4): 216-224. Asquer, A., (2012), Co-investment of public services: are clients willing to do it? Barzelay, M., (2001), The New Public Management: Improving Research and Policy Dialogue. Berkeley : University of California Press . Bekkers, V.J.J.M. (1996). Coproductie in het milieubeleid: op zoek naar een nieuwe sturingsconceptie. In: Bestuurswetenschappen, 3, pp. 177-194. Bovaird, T. & Loeffler, E. (2010), “User and community co-production of public services and public policies through collective decision-making: the role of emerging technologies”. In T. Brandsen and Marc Holzer (Eds), The Future of Governance. Newark, NJ: National Center for Public Performance. Bovaird, T., Van Ryzin, G., Loeffler, E., & Parrado, S., (2012), Influences on collective co-production of public services: which citizens most participate in complex governance mechanisms? Bovaird, T. (2007), Beyond Engagement and Participation: User and Community Coproduction of Public Services, Public Administration Review, 67 (5): 846-860. Brandsen, T., & Pestoff., V., (2006). Co-production, the third sector and the delivery of public services: An introduction. Public Management Review 8 (4): 493–501. Brandsen, T., & Pestoff, V., (Z.D.), Public service delivery and third sector: opportunities for co-production and innovation? Brandsen, T., & Helderman J-K., (2012), The trade-off between capital and community: the conditions for succesfull coproduction in housing. Voluntas: international journal of voluntary and nonprofit organizations volume 23 issue 4: 1139-1155. Brewer, G.A., Selden, S.C., & R.L. Facer II, (2000). Individual Conceptions of Public Service Motivation. Public Administration Review, 60 (May/June): 254-264. Brouwer, M., (1999), Q is accounting for tastes. Journal of Advertising Researc 39(2): 35-39 Brown, S.R., (1980). Political subjectivity: application of Q methodology in political science. New Haven, ct: Yale University. Brown, (1993), A primer on Q methodology. Operant Subjectivity. 16(3/4): 91-138. Brudney, J., & England, R., (1983). Towards a definition of the co-production concept. Public Administration Review, 43 (10): 59–65. Cahn, E.S., & Gray, C., (2012). “Co-production from a normative perspective”. In: V. Pestoff, T. Brandsen, & B. Verschuere (eds.), New public governance, the third sector and coproduction. New York/London: Routledge. Calabro, A. (2012). “Coproduction: An alternative to the partial privatization processes in Italy and Norway”. In: V. Pestoff, T. Brandsen, & B. Verschuere (eds.), New public governance, the third sector and coproduction. New York/London: Routledge. Clary E. G., Snyder, M., Ridge, R., Copeland, J., Stukas, A., Haugen, J., et al. (1998), Understanding and assessing the motivations of volunteers: A functional approach, Journal of personality and social psychology, 74 (6): 1516-1530. Danielson, S. (2009). Q method and surveys: Three ways to combine Q and R. Field Methods, 21(3): 219–237. Dekker, P. (2004). De civil society als terrein en taak. In de marge: periodiek over levensbeschouwing en wetenschap, 13(1), 15-21. Denters, S. (2004). Achtergrondstudie stedelijk burgerschap. Twente: Universiteit Twente. DiMaggio & Powell (1983). The iron cage revisited: institutional isomorphism and collective rationality in organizational fields, American Sociological Review, 48, 147-60. Dryzek, J.S. & Berejikian, J., (1993). Reconstructive Democratic Theory. American Political Science Review, 87 (1): 48-60. Duijnstee, M. S. H., Cuipers, W. J .M. J., van den Dungen, A. W. L., Maliepaard R. (1994). De rol, de belasting en ondersteuning van mantelzorgers in Nederland. In M. S. H. Duijnstee, W. J. M. J. Cuipers, M. J. Humbert, A. W. L. van den Dungen (Eds.), Mantelzorg voor mensen met een chronische ziekte (pp.179-201). Zoetermeer: Nationale Commissie Chronisch Zieken. Easton, D. (1965) A Systems Analysis of Political Life, New York: J. Wiley & Sons. Edelenbos, J. & Monnikhof, R. (2001). Lokale interactieve beleidsvorming. Een vergelijkend onderzoek naar de consequenties van interactieve beleidsvorming voor het functioneren van de lokale democratie. Utrecht: Lemma. Edelenbos, J., Monnikhof, R., (1998). Naar een hybride democratie? Spanningen tussen interactieve beleidsvorming en het vertegenwoordigende stelsel. In: Edelenbos, J., Monnikhof R., (red.), Spanning in interactie. Een analyse van interactief beleid in lokale democratie, Amsterdam, Instituut voor Publiek en Politiek. Evers & Adalbert, (2006), “Complementary and Conflicting: The different meaning of„user involvement‟ in social service”. In Nordic civic society organizations and the future of welfare services. a model for Europe?; Matthies, Aila-Leena (ed.); Copenhagen: Nordic Council of Ministers, TemaNord 2006:517. (pp. 255-276). Evers, A. & Laville, J-L., (eds). (2005). The Third Sector in Europe. Cheltenham, UK & Northampton, MA, USA: Edgar Elger. Fung, A. (2004). Empowered Participation: Reinventing Urban Democracy. Princeton, NJ: Princeton University Press. Gunn, L. (1988). Public management: a third approach? Public Money and Management, 8(1–2): 5–23. Hood, C. (1991). A public management for all seasons? Public Administration 69 (1): 3–19. Horne, M., & Shirley, T., (2009). Co-production in public services: A new partnership with citizens. London: Cabinet Office. Jakobsen, M. (2012): Can government Initiatives Increase Co-production? Results of a Randomized Field Experiment. Journal of Public Administration Research and Theory. 23 (1): 27-54. Jedeloo, S. & Van Staa, A., (2009), Q-methedologie, een werkelijke mix van kwalitatief en kwantitatief onderzoek? Kwalon, 14 (2). Kendall, J. & Knapp., M., (1995), “A loose and baggy monster. Boundaries, definitions and typologies”. In An introduction to the voluntary sector; J.D. Smith; C. Rochester; R.Hedley (eds.), Routledge: London, 1995, pp. 66-95. Levine, C. (1984). Citizenship and service delivery: The promise of co-production. Public Administration Review 47 (March): 26–34. Löffler, E. (2009). Why co-production is an important topic for local government. Birmingham: Governance International. Marshall, A. (2004). Europeanization at the urban level: Local actors, institutions and the dynamics of multi-level interaction. Journal of European Public Policies 12 (4): 668–686. Olson, M., (1965), The logic of collective action: public goods and the theory of groups. Harvard university press. Osborne, S. P., ed. (2010). The New Public Governance? New Perspectives on the Theory and Practice of Public Governance. New York: Routledge. Osborne, S, & McLaughlin, K., (2004). The cross-cutting review of the voluntary sector. What next for local government voluntary sector relationships. Regional Studies 38 (5): 573–582. Osborne, D., & Gaebler, T., (1992). Reinventing government: how the entrepreneurial spirit is transforming the public sector, Plume, New York. Ostrom, E. (1999). “Crossing the great divide: Co-production, synergy, and development”. In: M. D. McGinnis (ed.), Polycentric governance and development: Readings from the workshop in political theory and policy analysis. Ann Arbor: University of Michigan Press. Parks, R., P. Baker, L. Kiser, R. Oakerson, E. Ostrom, V. Ostrom, S. Percy, M. Vandivort, G. Whitaker, and R. Wilson. (1981). Consumers as coproducers of public services: Some economic and institutional considerations. Policy Studies Journal 9 (7): 1001–1011. Percy, S., (1984). Citizen participation in the co-production of urban services. Urban Affairs Quarterly 19 (4): 431–446. Pestoff, V., (2006). Citizens and co-production in welfare services, Public management review 8 (4). Pestoff, V., (2011), Coproduction, new public goverance, and third sector social services in Europe. São Leopoldo, Vol. 47, N. 1, p. 15-24. Pestoff, V., (2012). Co-production and Third sector Social services in Europe: some crucial conceptual issues. In: V. Pestoff, T. Brandsen, & B. Verschuere (eds.), New public governance, the third sector and coproduction. New York/London: Routledge. Pestoff, Brandsen, Verschuere, V., T., B., (2012), New public governance, the third sector and co-production, New York: Taylor & Francis (Routledge). Pollitt, C. (1990). Managerialism and the Public Services. Oxford, UK: Blackwell. Ridenour, C. S., and Newman, I. 2008. Mixed Methods Research: Exploring the Interactive Continuum, Carbondale, IL: Southern Illinois University Press. Rosentraub, M. S., & Warren, R. (1987). Citizen Participation in the Production of Urban Services. Public Productivity Review, 75–89. Schlappa, H., (2012), “Co-management in urban regeneration: New perspectives on transferable collaborative practice”. In: Pestoff, Brandsen, Verschuere, V., T., B., (eds.), New public governance, the third sector and coproduction. New York/London: Routledge. Schneider, M., Teske, P., Marschall, M., Mintrom, M., Roch, C., (1997). InstitutionalArrangements and the Creation of Social Capital: The Effects of Public School Choice. The American Political Science Review, 91(1), pp. 82-93. Sharp, E. (1980), „Towards a new understanding of urban services and citizen participation: the co-production concept'. Midwest Review of Public Administration, 14, 105-118. Smith, N.W., (2001), Current systems in psychology: History, theory, research, and applications. Belmont, CA: Wadsworth/Thomson Learning. Chapter 11, “Operant subjectivity: Objectivity of subjectivity,” pp. 319-343. Steen, T. (2006). Public Sector Motivation: Is There Something to Learn From the Study of Volunteerism? Public Policy and Administration, 21 (1): 49-62. Steen, T., & Van Eijk, C., (2012), Comprehending citizens‟ motivations to participate in co-production of public services. Steen, T., & Van Eijk, C., (2007), Motivated for active citizenship: comprehending citizens‟ motivations to participate in coproduction of public services by bringing in the concept of public serive motivation. Tak van der, I., & Karr, L.B., (2007), In their own words: motivations and experiences of young volunteers in the Netherlands. Van Der Vaart, I., (2010), Motivaties voor vrijwilligerswerk: wat maakt het verschil? Van Eijk, C., (2012), An overview of Q-methodology Van Exel, J. & De Graaf, G., (2005), Q methodology: a sneak preview Vamstad, J., (2012), Co-production and service quality: the case of cooperative childcare in Sweden, Voluntas: international journal of voluntary and nonprofit organizations volume 23 issue 4: 1-16. Verschuere, B., Brandsen, T., & Petstoff, V., (2012), Co-production: The state of the art in research and future agenda, Voluntas: international journal of voluntary and nonprofit organizations volume 23 issue 4: 1083-1101. Warren, R., K. S. Harlow, & M. S. Rosentraub. (1982). Citizen participation in services: Methodological and policy issues in co-production research. Southwestern Review of Management and Economics 2 (March): 41–55. Wauters, B. & Dezeure, K. (2011), „Bestuur en burger‟, in: A. Hondegem, S. Op De Beeck, W. Van Dooren, B. Verschuere & D. Vancoppenolle (reds), Handboek bestuurskunde, s.l., pp. 291-316. Webler, T., Danielson, S., & Tuler, S. (2009). Using Q method to reveal social perspectives in environmental research. Greenfield MA: Social and Environmental Research Institute. Whitaker, G. (1980), Co-production: citizen participation in service delivery. Public Administration Review 40 (3): 240–246. Wilson, J. (1973). Political organizations. New York: BasicBooks. Wilson, R. K., (1981), Citizen Coproduction as a Mode of Participation: Conjectures and Models. Journal of Urban Affairs 3: 37-49. Yin, R. (2009). Case study research: design and methods (fourth edition). Sage Publications. Young, D. R. (2006).Complementary, supplementary, or adversarial?: Nonprofit-government relations. In E. T. Boris, C. E. Steuerle (Eds.) Nonprofits & government: Collaboration & conflict .Washington: The Urban Institute Press. 2. Internetbronnen Bavikhove, (2013), Artikelen. Geraadpleegd op 10 april 2013 via http://www.bavikhove-digitaal.be/index.php/Buurt-Informatie-Netwerk/het…, (2013), Online encyclopedie, (Encyclo). Geraadpleegd op 27 februari 2013 via http://www.encyclo.nl/begrip/Motivatie Horne, M. & Shriley, T., (2009), co-production in public services: a new partnership with citizens, (Cabinet Office : the strategic unit). Geraadpleegd op 22 september 2012 via http://webarchive.nationalarchives.gov.uk/+/http:/www.cabinetoffice.gov… politie, (2012a), buurt informatie netwerk, (lokale politie). Geraadpleegd op 24 september 2012 via http://www.lokalepolitie.be/5455/bin.htmlLokale politie, (2012b), buurtinformatienetwerk, (lokale politie). Geraadpleegd op 24 september 2012 via http://www.lokalepolitie.be/5447/buurtinformatienetwerk.htmlLokale politie, (2012c), buurtinformatienetwerk, (lokale politie). Geraadpleegd op 24 september 2012 via http://www.lokalepolitie.be/5418/bin.htmlLokale politie, (2013), Oorsprong van een BIN, (lokale politie). Geraadpleegd op 10 april 2013 via http://www.lokalepolitie.be/5355/buurt-informatie-netwerken/164.html Na… audit office, (2012), what is the third sector and its benefits for commissioners. Geraadpleegd op 27 september 2012 via http://www.nao.org.uk/sectors/third_sector/successful_commissioning/suc…, A., (2006), Coproductie? Een kwestie van balancerend besturen! Een casestudie naar factoren die de beleidsuitvoering belemmeren binnen coproducties, (Erasmus universiteit Rotterdam, Rotterdam, Nederland). Geraadpleegd op 13 september 2012 via http://oaithesis.eur.nl/ir/repub/asset/3785/Coproductie,%20een%20kwesti… en preventie, (2013), buurtinformatienetwerk. Geraadpleegd op 10 april 2013 via http://besafe.be/nl/bin Wikipedia, (2013), De hond van Pavlov. Geraadpleegd op 3 maart 2013 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Hond_van_Pavlov Wikipedia, (2013a), Mantelzorg. Geraadpleegd op 18 april 2013 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Mantelzorg