XX or XY … Who cares? Attitudeonderzoek naar gendernormen, homofobie en transfobie.

Casper Reybrouck
Persbericht

XX or XY … Who cares? Attitudeonderzoek naar gendernormen, homofobie en transfobie.

XX or XY …  Who cares?

Image removed.

Attitudeonderzoek naar gendernormen, homofobie en transfobie.

Naar aanleiding van een zeer agressieve transfobe geweldpleging die plaats vond op 15 Oktober 2012, wilden we met dit onderzoek peilen naar hoe het echt gesteld is met de attitudes van de Vlaamse bevolking naar holebi’s en transgenders toe. Eerdere onderzoeken stelden al vast dat transgenders niet vanzelfsprekend kunnen rekenen op sociale en maatschappelijke acceptatie (Hammerberg, 2009; Kuyper, 2012; Human Rights Watch, 2011). Motmans, Biolley,& Debunne (2009) en Lombardi, Wilchins, Priesing en Malouf (2001) stelden al vast dat pesterijen, verbaal geweld, materieel geweld, fysiek geweld en discriminatie voor vele transgenders dagelijkse kost zijn.

We zijn dit onderzoek dan ook gestart met een breed theoretisch kader. We zijn begonnen met het definiëren van de termen gender, genderidentiteit en genderrol. Daarna zijn we verder gegaan met het benoemen van de kenmerken, prevalentiecijfers en subgroepen van genderidentiteitsstoornissen (GID). Tenslotte hebben we nog de geslachtsaanpassende behandelingsprocedure in België onder de loep genomen alvorens verder te gaan met het volgende concept, zijnde attitudes. Binnen het kader van de attitudes hebben we de definitie en het ontstaan van attitudes beschreven alsook de bekende componententheorie. Verder hebben we ook recente cijfers van homofobie en transfobie bekeken.

Het laatste deel van het theoretische kader bestond eruit om voorgaande attitudeonderzoeken naar homo en transfobie toe. Een belangrijk onderzoek hierin was naar de ontwikkeling en validatie van een gender –en transfobieschaal.

Eerst wilden we nagaan hoe hoog het percentage van mensen die als ‘transgender’ gecategoriseerd kunnen worden in Vlaanderen echt ligt.  De Cuypere et al. (2006) vonden al een prevalentie van 1:4800 transvrouwen en 1:9000 transmannen in Vlaanderen. Kuyper (2012) gaf echter al aan dat we met de aanmelding van transseksuelen slechts ‘het topje van de ijsberg’ zien en dat het aantal transgenders veel ruimer is.

Vervolgens wilden we nagaan hoe frequent transfobie voorkomt binnen de Vlaamse populatie. Op basis  van Kuyper (2012) konden we schatten dat ongeveer een vijfde van de Vlaamse bevolking  afkerig zou staat ten opzichte van transgenders. We stelden dus als hypothese dat in Vlaanderen 20% van de bevolking transfoob zou zijn.

Daarna zijn we binnen de Vlaamse cisgenderpopulatie (alle niet-transgenders) gaan meten hoe transfoob, homonegatief, homofoob en rigide ze in hun genderopvattingen zijn.

Uit onderzoek van Landèn & Innala (2000) en Kuyper (2012) was al gebleken dat mannen er een veel striktere visie op genderdiversiteit en transgenders nahouden dan vrouwen. Dit was echter nog niet eerder gemeten in de Vlaamse populatie. Voor zowel de cisgendergroep als de transgendergroep zijn we nagegaan of mannen er nu effectief een zoveel striktere visie dan vrouwen op nahouden. We hadden als hypothese gesteld dat mannen transfober zouden zijn dan vrouwen.

Voor de transgenders in Vlaanderen hebben we ook eens afgetoetst hoe transfoob ze zelf zijn. Transfobie houdt in dat er een gevoel is van afkeer voor mannelijke vrouwen, vrouwelijke mannen, cross-dressers, transgenderisten en/of transseksuelen (Hill & Willoughby, 2005). Hoewel dit wat ongewoon klinkt, kunnen transgenders zich zelf ook schuldig maken aan transfobie.

Verder zijn we ook nagegaan hoe homofoob, homonegatief ze zelf zijn en wat hun sekseopvattingen zijn. Er waren echter geen precedenten van dergelijk onderzoek naar de attitudes van transgenders in Vlaanderen.

Binnen de transgenderpopulatie zijn we vervolgens eens nagegaan of er binnen de drie subgroepen (travestieten, transgenderisten en transseksuelen) verschillen in opvattingen zijn.

Tenslotte zijn we nog nagegaan of cisgenders en transgenders significant van elkaar verschillen in hun genderopvattingen, homofobie, homonegativiteit en transfobie.

Aan de hand van een uitgebreide vragenlijst die zowel cognities, emoties als gedrag over holebi’s, gender en transgenders bevroeg hebben we via een sneeuwbaleffect op Facebook een steekproef van 582 mensen kunnen bereiken. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 32.55 jaar en er namen in totaal 198 mannen (34% van de totale groep) deel aan dit onderzoek en 363 vrouwen (62% van de totale groep) Tenslotte was er nog een groep van 21 respondenten (4% van de totale groep) die aangaven zich geen man of vrouw of net beiden te voelen. Deze groep had een gemiddelde leeftijd van 35.19 jaar oud.

Uit deze vragenlijst kwam naar voor dat 12% van onze steekproef transgender bleek te zijn. Dit cijfer lag veel hoger dan aanvankelijk verwacht. Dus zoals Kuyper (2012) al zei, zien we inderdaad maar het topje van de ijsberg met de aanmeldingen van de transseksuelen.

Transfobie blijkt nog frequent voor te komen in Vlaanderen. Maar liefst 22.12% van de Vlaamse bevolking zou nog steeds transfoob zijn. Onze hypothese werd dus correct bevonden

De cisgenders scoren op zowel transfobie, rigide genderopvattingen en homofobie significant hoger dan de transgenders. De enige dimensie waarop ze niet significant hoger scoorden dan transgenders was homonegativiteit.

Zowel cisgender als transgendermannen blijken ook significant hoger te scoren dan de vrouwen op alle dimensies. Hier werd de gestelde hypothese dat mannen strikter zijn in hun opvatting dus ook gestaafd.

Transgenders blijken echter zelf wel zeer rigide te zijn in hun geslachtsopvattingen. Tussen transgenderisten en transseksuelen werden en er met uitzondering van homofobie geen significante verschillen gevonden op deze dimensies. Transgenderisten bleken echter significant homofober dan transseksuelen.

De resultaten van dit onderzoek vragen echter nog enige nuancering. Zo kunnen we bijvoorbeeld niet zeker zijn of de onderzoeksresultaten opgaan voor de gehele Vlaamse populatie. We beschikten over een vrij grote steekproef, maar we hebben maar een select deel van de populatie kunnen bereiken door enkel het gebruik van Facebook. We beschikken ook niet over volledige zekerheid omtrent de validiteit van de vragenlijst en er waren ook geen normscores beschikbaar om te vergelijken.

Dit onderzoek heeft ook een aantal sterke punten die niet over het hoofd gezien mogen worden. Dankzij de overkoepelende samenwerking hebben een vrij omvangrijke steekproef kunnen bereiken. Het is ook een uniek onderzoek in Vlaanderen. We hebben transgenderisten bij het onderzoek weten te betrekken en we hebben ook opvallend veel jongeren weten te bereiken.

Uit dit onderzoek mogen we dus concluderen dat een sensibiliseringsactie een stap in de goede richting zou zijn om genderisme, homonegativiteit, homofobie en transfobie uit Vlaanderen te bannen.

Bibliografie

Titel van de bachelorproef/afstudeerproject:XX or XY … Who cares?Attitudeonderzoek naar gendernormen, homofobie en transfobie.Korte inhoud:Naar aanleiding van een zeer agressieve transfobe geweldpleging zijn we met dit onderzoek nagegaanhoe het met de attitude van de Vlaamse bevolking naar holebi’s en transgenders toe gesteld is.Met dit onderzoek wilden we eerst nagegaan wat de echte prevalentiecijfers van transgenderismein Vlaanderen zijn en hoe frequent transfobie voorkomt bij de Vlaamse bevolking. Binnen decisgenderpopulatie in Vlaanderen (= niet-transgenders) werd er gemeten hoe transfoob, homonegatief,homofoob en rigide ze zijn in hun genderopvattingen. Vervolgens zijn we voor zowel cisgenders alstransgenders nagegaan of mannen effectief op al deze dimensies opvallend hoger scoorden danvrouwen. Nadien hebben we binnen de transgendergroep in Vlaanderen afgetoetst hoe het staatmet de transfobie en of er binnen de drie voornaamste subgroepen verschillen in opvattingen zijnrond gendernormen, homofobie en homonegativiteit. Tenslotte gingen we ook na of cisgendersen transgenders nu significant van elkaar verschillen inzake genderopvattingen, homofobie,homonegativiteit en transfobie.Van de 582 ondervraagde mensen bleek 12% transgender te zijn, wat veel hoger bleek danaanvankelijk verwacht. In onze steekproef bleek 22.12% transfoob te zijn. De cisgendergroep bleek opelke bevraagde dimensie hoger te scoren dan de transgenders met uitzondering van homonegativiteit.Zowel cisgendermannen als transmannen bleken ook op alle bevraagde dimensies significant hoger tescoren dan de bevraagde vrouwen. Transgenders blijken er zelf wel zeer rigide gendernormen op nate houden. Tussen transgenders en transgenderisten werden er met uitzondering van homofobie geenopmerkelijke verschillen waargenomen op de bevraagde dimensies.Motivatie van de meerwaarde in het werkveld:Er zijn een aantal meerwaarden voor het werkveld verbonden aan deze onderzoeksresultaten. Zo zijner gegronde aanwijzingen dat de transgenderpopulatie in Vlaanderen veel groter is dan aanvankelijkverwacht werd en is er nu een realistischer beeld van de te bereiken doelgroep. We weten nu ookdat het concept transgender ruimer te interpreteren valt dan enkel transseksualiteit. We hebbentransgenderisten ook bij dit onderzoek weten te betreken. Deze doelgroep is nogal een blinde vlekgebleven bij eerder onderzoek en er waren ook niet echt prevalentiecijfers voor handen binnenVlaanderen. Verder werden de constructen homofobie, transfobie en gendernormen nog niet eerdergemeten vanuit het standpunt van de transgenders in Vlaanderen. In dit opzicht is het onderzoek vrijuniek en de resultaten bieden een goede basis voor verder uitdiepend onderzoek. De leeftijd van dedeelnemers aan dit onderzoek lag ook opvallend lager dan in eerdere onderzoeken binnen Vlaanderen.We hebben nu ook een iets beter zicht op hoe transfoob, homofoob, homonegatief of rigide jongeremensen zijn in hun gendernormen. Deze onderzoeksresultaten bieden de mogelijkheid naar meeraangepaste sensibiliseringsacties toe in de verschillende doelgroepen.

Universiteit of Hogeschool
toegepaste psychologie
Publicatiejaar
2013
Kernwoorden
Share this on: