Sinds geruime tijd kennen Europese lidstaten een sterk stijgend migratiesaldo. In zowel België als Nederland hebben immigranten een zwakkere sociaal-economische positie dan autochtonen. Immigranten zijn minder aan het werk, zijn vaker werkloos en kennen een groter risico op armoede. De kloof in de werkzaamheid van autochtonen versus immigranten blijft erg significant in vele Europese lidstaten en is het onderwerp van zowel wetenschappelijk als publiek debat. In een tijd waarin immigratie en diversiteit een echte eurorealiteit zijn, fungeert naturalisatie als een heet hangijzer in debatten over immigratie- en integratiebeleid in België en Nederland. Ondanks het toenemende belang van naturalisatie, is er nog steeds een gebrek aan onderzoek over de gevolgen van naturalisatie voor de sociaal-economische integratie van immigranten en hun families.
Gebaseerd op LFS-data van 2008 onderzoekt deze studie de impact van staatsburgerschapverwerving op de tewerkstellingskans van Turkse en Marokkaanse immigranten in België en Nederland. De toegang tot de nationaliteit van het gastland is immers een belangrijk instrument van het integratiebeleid. De voorwaarden waaronder deze wordt verleend verschillen echter sterk tussen België en Nederland. Het is de frictie, tussen een erg liberaal naturalisatiebeleid in België en een strenger naturalisatiebeleid in Nederland voor 2008, die de rode draad vormt van dit onderzoek.
Ondanks het liberale beleid in België blijkt het aantal naturalisaties van Turkse en Marokkaanse immigranten in Nederland fors hoger te liggen dan in België. De langere verblijfsduur van beide immigrantengroepen in Nederland en het soepelere beleid met betrekking tot de dubbele nationaliteit zijn hiervoor verantwoordelijk. Bovendien hebben genaturaliseerde Turken en Marokkanen in Nederland, vanwege de strengere naturalisatieprocedures, duidelijk meer kans om deel uit te maken van een geselecteerde subgroep dan in België, voornamelijk met betrekking tot leeftijd, opleidingsniveau en verblijfsduur. Tenslotte vinden we dat staatsburgerschapverwerving geassocieerd wordt met een hogere tewerkstellingskans voor Turkse vrouwen in België, zelfs na controle voor opleiding en verblijfsduur. Dit wijst op het bestaan van een staatsburgerschap premie voor Turkse vrouwen in België.
De betere arbeidsmarktpositie van immigranten die de nationaliteit verwerven, kan worden toegeschreven aan een combinatie van factoren. Een standaard verklaring is dat immigranten die van plan zijn te naturaliseren meer investeren in menselijk kapitaal dat specifiek is voor het gastland. Er zijn nog mogelijke verklaringen voor de positieve associatie tussen naturalisatie en tewerkstelling in België die we niet kunnen onderzoeken, op basis van de beschikbare data. De Belgische nationaliteit kan een signaal zijn voor de werkgevers, omdat het kan worden opgevat als verbondenheid met het nieuwe land en dus indirect verbondenheid met de nieuwe baan. Merk in dit verband dat de regelgeving met betrekking tot het aannemen en ontslaan van werknemers een belangrijke factor is om rekening mee te houden. Tenslotte kan staatsburgerschap ook motiverende en psychologische effecten hebben die het zoeken naar werk beïnvloeden.
De bevindingen van deze studie met betrekking tot de positieve associatie tussen naturalisatie en arbeidsmarktprestaties voor de meest kansarme groepen op de arbeidsmarkt in België moeten zeker worden overwogen wanneer de Belgische overheid beslist om de toegang tot staatsburgerschap te beperken. Deze bevindingen hebben immers belangrijke gevolgen voor de kinderen van immigranten en immigranten zelf. Er zijn mogelijk ook implicaties voor het integratiebeleid in het algemeen. Naast gevolgen op de arbeidsmarkt heeft naturalisatiebeleid immers een potentieel belangrijke impact op de ruimere sociale integratie van immigranten. Het voorziet hen met name van stemrecht, en een gemakkelijkere toegang tot naturalisatie kan dus uiteindelijk een belangrijke invloed hebben op het politieke landschap. Ook is er weinig bekend over het effect van naturalisatie op een betere toegang tot huisvesting voor immigranten.
Terwijl naturalisatie een nuttig integratie-instrument kan zijn in verschillende contexten, is het wel een instrument dat met voorzichtigheid moet worden gebruikt, niet in het minst omdat burgers uit het gastland wat zij zien als een ‘devaluatie’ van het burgerschap kunnen afkeuren. Gezien de waargenomen positieve impact van burgerschap op de arbeidsmarktresultaten van immigranten in België, kan men zich afvragen waarom niet alle immigranten naturaliseren zodra ze in aanmerking komen. Een mogelijke reden is het gebrek aan informatie over de voordelen die aan staatsburgerschap verbonden zijn. De bevindingen met betrekking tot het gunstige effect van naturalisatie in België moeten dus meer bekendheid verwerven, zowel bij beleidsmakers als bij de immigranten zelf. Institutionele belemmeringen, met name die met betrekking tot de dubbele nationaliteit, kunnen mogelijk ook een belangrijke rol spelen in dit verband.
Tenslotte moeten de resultaten met betrekking tot naturalisatie en tewerkstelling worden gekaderd in het bredere publieke discours over migratie, omdat het een impact kan hebben op zowel de prestaties van immigranten als de percepties en attitudes van werkgevers. Het publieke debat over migratie en naturalisatie heeft dus vooral nood aan evenwicht.