Kwalitatief belevingsonderzoek naar het contextuele concept 'legaat' in de dagelijkse opvoedingspraktijk van ouders.

Natacha Van Driessche
Persbericht

Kwalitatief belevingsonderzoek naar het contextuele concept 'legaat' in de dagelijkse opvoedingspraktijk van ouders.

“Als je stenen op de weg laat liggen, dan struikelen je kinderen daar later over.”De vele voordelen van zelfbewust opvoeden voor zowel ouders als kinderen.

“Ik wil zo graag tonen dat ik trots ben op mijn kind.”“ Ik wil mijn kind ‘nee’ leren zeggen.”“ Ik heb dàt, dàt en dàt al geprobeerd en het lukt me nog niet! Hoe kan dat?!”Of herken je deze belofte : “Ik zal NOOIT dezelfde fouten maken als mijn ouders!”  Je gaat het anders doen… of net niet? Je twijfelt want zo’n ‘strenge’ opvoeding vind je nodig om later in ‘onze’ maatschappij mee te draaien.Voor velen herkenbaar en voor mij de drijfveer om onderzoek te doen naar de manier waarop ouders omgaan met deze frustraties.

Van zeven moeders nam ik individueel een uitgebreid interview af over hun eigen opvoeding en deze van hun kinderen nu. Ik stelde vast dat elke moeder het verlangen heeft tegemoet te komen aan de ontwikkelingsbehoeften van haar kinderen: "Ik wil het beste voor mijn kind". Ik benoemde dit verlangen het 'ethisch opvoedersbewustzijn'. De manier waarop het verlangen zich uitwerkt is niet identiek. Ik onderscheid drie vormen in het opvoedend handelen. De eerste groep vertoont geen zelfbewustzijn. Zonder het te beseffen zijn deze ouders in beslag genomen door de eigen noden en tekorten die ze opgebouwd hebben in hun gezin van herkomst. Deze ‘incognito’ houding vertroebelt het afstemmen op de werkelijke behoeften van de kinderen. Het vermogen tot inleving is beperkt. De tweede groep ervaart frustraties. De ouder beseft meer wat het kind innerlijk nodig heeft, maar er is geen effectieve aansluiting. De derde groep ziet de noden van het kind helderder en slaagt er ook in om het kind te bieden wat het nodig heeft.De weg naar de succesvolle uitwerking van het ethisch opvoedersbewustzijn (het verlangen naar het beste voor het kind) is het zich bewust worden van de eigen hoeveelheid noden en tekorten. Kortom een sterk zelfbewustzijn van de ouder is nodig opdat het kind de eigen weg kan bewandelen zonder al te veel ballast.

Hoe ben ik écht?Iedereen is opgevoed vanuit de toen heersende cultuur en kreeg automatisch een pak overtuigingen, waarden en normen ingelepeld naargelang de positieve of negatieve ervaringen van de ouders. Sommige overtuigingen ondersteunen en andere beperken de eigen ontwikkeling. De zelfbewuste ouders van de derde groep zijn er zich van bewust dat er aangeleerde overtuigingen zijn die tegenwerken.  Én ze zijn ondernemend. Ze deinzen niet terug voor zelfobservatie en -evaluatie. Ze nemen actief de ballast onder de loep en hun welzijn in eigen handen. Ze gaan op zoek naar verduidelijking door het lezen van boeken, het bijwonen van info - avonden, het nemen van contact met andere ouders en vakkundigen. De inspiratie uit deze neutrale bronnen kan voor vele voordelen zorgen. De ouder versterkt zijn mentale onderscheidingsvermogen in wat werkelijk van belang is voor het welzijn van zichzelf en de kinderen. De ouder treedt meer in contact met zijn gevoelens en verwaarloosde behoeften vanuit aangeleerde overtuigingen, normen en waarden. Hierdoor verdiept de ouder het contact met zichzelf, alsook het contact met het kind. Dankzij dit versterkte inlevings- en onderscheidingsvermogen kan de ouder zich beter afstemmen op de werkelijke behoeften van zichzelf en de kinderen.

De geërfde negatieve overtuigingen verliezen hun impact wanneer de ouder de opgedane inzichten integreert in zijn doen en laten. De aangeleerde negatieve overtuigingen worden dan niet meer overgedragen. Ten laatste ontwikkelt de ouder meer eigenwaarde en leiderschap vanuit een dergelijke bewuste zelfondersteuning.Zulk evaluatieproces komt dus iedereen ten goede. Een win-win situatie voor zowel de ouder, het kind als de samenleving.

In-cognitoIncognito betekent het zich niet kenbaar willen maken of zich verschuilen. Deze houding zorgt voor een herhaling van de aangeleerde overtuigingen in de opvoeding. Er is geen bewust evaluatieproces. De ouders stellen gelijkaardig gedrag als de eigen ouders of totaal tegenovergesteld gedrag. Uit frustratie met de eigen opvoeding zijn sommige ouders ervan overtuigd dat het tegenovergestelde gedrag juist is. De ouder denkt het goed te doen, maar de handeling vertrekt vanuit de eigen miskende pijn als kind. De ouder beseft niet dat deze pijn nog aanwezig is. Hij heeft er zich voor afgeschermd door het te ontkennen, te minimaliseren, te ontvluchten,... Het handelen wordt onbewust gestuurd door onverwerkte emoties. Het onderscheidings- en inlevingsvermogen van de ouder is vertroebeld.

De tussengroep heeft een groeiend besef dat er overtuigingen zijn die tegenwerken. Ze ervaren meer frustratie en schuldgevoel tijdens het opvoeden. Ze beseffen dat ze datgene doen wat ze eigenlijk diep vanbinnen niet willen. Ze erkennen dat bepaalde daden niet goed zijn voor zichzelf en hun kinderen. Ze weten alleen niet hoe hiermee aan de slag te gaan en blijven passief rondcirkelen in oude patronen.

VerlangenHet ethisch opvoedersbewustzijn is een belangrijke motor voor ouders in het opvoedingsproces. Enkel al deze positieve ingesteldheid geeft hen waarde en erkenning. Ouders willen bijdragen aan wat cultureel zinvol is. Dit wordt mogelijk door gepast te zorgen. Gepast zorgen houdt in dat de ouder zowel tegemoet komt aan de eigen werkelijke behoeften als aan deze van het kind.

Meer dan twee vliegen in één klapOok in de hulpverlening kan het ethisch opvoedersbewustzijn ervoor zorgen dat ouders zich erkend voelen in hun machteloosheid en positieve intenties. De ouders worden gezien in hun verantwoordelijkheid, mogelijkheden en moeilijkheden. De hulpverlener laat de ouders zelf groeien in bewustzijn en eigenwaarde. Zo dient de hulpverlener geen reddende engel te spelen. Daarbij krijgt het kind de geruststelling en de veiligheid dat zijn ouders terug van wanten zullen weten om in zijn specifieke ontwikkelingsbehoeften te voorzien.

Dit onderzoek houdt een gefundeerd en warm pleidooi in voor bewust ouderschap. Wie de vele voordelen erkent, kan niet anders dan actief aan de slag te gaan. Dit zijn meer dan twee vliegen in één klap, zowel voor jouw kind als voor jezelf, je relatie(s) en de samenleving.

Bibliografie

ReferentiesBen-Porath, D.D. (2010). Dialectical behavior therapy applied to parent skills training: Adjunctive treatment for parents with difficulties in affect regulation. Cognitive and Behavioral Practice, 17, 458-465.Billiet, J., & Waege, H. (red.) (2003). Een samenleving onderzocht, Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.Dillen, A. (2006). Kwetsbare jongeren. Een uitdaging voor de samenleving en voor het salesiaans opvoedingsperspectief. Brussel: Don Bosco Vormingscentrum.Ducommun-Nagy, C., & Michielsen, M. (vert.) (2008). Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit. Leuven / Voorburg: Acco.Duyvensteyn, M.G.C., Juffer, F., & van Ijzendoorn, M.H. (1995). Opvoedingsondersteuning en intergenerationele overdracht van gehechtheid: Kan de cirkel worden doorbroken? Kind en Adolescent, 16, 27-41.Francis, S.E., & Williams, K. (2010). Parentification and psychological adjustment: locus of control as a moderating variable. Contempory Family Therapy, 32, 231-237.Free, G. & Kwint, M. (2011). Praktisch mentaliseren. FACT 4 persoonlijkheidsstoornissen. Lezing geraadpleegd op 09 april 2014 op www.altrecht.nlHermkens, L. (2010). Niet over maar met kinderen praten. De ontmoeting tussen ouders en kinderen mogelijk maken. 14e Ammy Van Heusdenlezing geraadpleegd op 12 maart 2013 op www.lerenoverleven.beHillewaere, B. (2008). Bouwstenen voor een integratieve therapie. Voor gezinnen met adolescenten. Artikel geraadpleegd op 13 mei 2014 op www.academia.eduHolden, G.W. (1995). Parental attitudes toward childrearing. Handbook of parenting. Mahwah, NJ: Erlbaum.Johnson, J.M. (2002). ‘In-depth interviewing’, in J.Gubrium and J. Holstein (eds), Handbook of Interview Research: Context and Method. Thousand Oaks, CA: Sage.Kiang, L., Moreno, A. J., & Robinson J.L. (2004). Maternal preconceptions about parenting predict child temperament, maternal sensitivity and childeren’s empathy. Developmental Psychology, 40, 1081-1092.Lambermon, M.W.E., & van Ijzendoorn M. A. (1991). Over de appel en de boom. Intergenerationele overdracht bij verwaarlozing en mishandeling in gehechtheidstheoretisch perspectief. Nederlands Tijdschrift voor opvoeding, Vorming en Onderwijs, 7, 66-82.Loots, G. (2013). Kwalitatieve onderzoeksmethoden. Brussel: cursus VUB.Loots, G. (2013) Systeemgeoriënteerde therapieën. Brussel: cursus VUB.Michielsen, M. (2000). Tussen beschikbaarheid en ontvankelijkheid. Lezing geraadpleegd op 11 maart 2013 op www.lerenoverleven.beMichielsen, M. (2005). Cliché’s en mythes van het contextuele denken. Lezing geraadpleegd op 18 maart 2013 op www.lerenoverleven.beMichielsen, M., van Mulligen, W., & Hermkens, L. (2001). Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulpverlening. Leuven: Acco.Nagy, I., & Krasner, B. (1994). Tussen geven en nemen. Haarlem: De Toorts.Oele, B., & Van Den Eerenbeemt, E-M. (1987). De contextuele therapie: verdiende vrijheid. Handboek Gezinstherapie. Tekst geraadpleegd op 12 maart 2013 op www.kern.beOfman, D. (2007). Hé, ik daar…?! Ontdek en ontwikkel je persoonlijke kernkwaliteiten met het kernkwadrant. Utrecht/Antwerpen: Kosmos uitgevers.Rapley, T. (2004). Interviews. Qualitative research practice. London: Sage.

Schalkwijk, F. (2006). Dit is psychoanalyse. Amsterdam: Boom.

Smith, J., & Osborn, M. (2003). Interpretative phenomenological analysis. In Smith, J.A. (Ed.), Qualitative psychology: a practical guide to research methods. London: Sage publications.

Splingaer, G. (2003). Help, mijn kind heeft therapie nodig! Een gezinstherapeutische visie. Tijdschrift voor familietherapie. 9.2.

Stroecken, G. (1994). Het miskende kind in onszelf. Leuven/Amersfoort: Acco.Van der Pas, A. (1996). Handboek methodische ouderbegeleiding 2. Naar een psychologie van ouderschap. Rotterdam: Ad Donker.Van Maele, L. (n.d). De evidence-based baby. Tekst over emotionele ontwikkeling geraadpleegd op 07 mei 2014 op www.centrumlebo.beVan Mulligen, W. (2000). Loslaten in verbondenheid. Lezing geraadpleegd op 16 maart 2013 op www.lerenoverleven.be Verdult, R. (2009). De vroege hechting van baby’s. Lezing geraadpleegd op 22 april 2014 op www.stroeckenverdult.beVliegen, N. (2006). Kleine baby’s, prille ouders samen in ontwikkeling. Leuven/Voorburg: Acco.

 

Universiteit of Hogeschool
Klinische psychologie
Publicatiejaar
2014
Kernwoorden
Share this on: