Kijken, lezen, zien en begrijpen
– Rijsbrecht Verschaffel –
Koken, kijken en kunst
Koken is eenduidig. Wat wil dat zeggen? In de keuken kan je alles met één of meerdere daarvoor passende woorden aanduiden. Een lepel is een lepel, en een kookboek is geen plaats voor raadsels. Kunst daarentegen is ‘meerduidig’ of ‘veelduidig’, allesbehalve eenduidig. En kijken is dat ook, want één beeld zegt meer dan duizend woorden. In de keuken hanteren we een concrete woordenschat, ieder woord duidt een specifiek deel van de directe werkelijkheid. Het juiste woord staat hier op de juiste plaats, de gebruikte woordenschat is passend.
In praten over kunst kan er geen sprake zijn van ‘het juiste woord op de juiste plaats’. Want kunst is geen puzzel die past, geen recept dat je correct kan klaarmaken. Kunst is een plaats voor discussie over ideeën. En als we praten over ideeën, is onze taal niet concreet, maar ‘abstract’. Onze woorden duiden dan niet wat onmiddellijk aanwezig is, maar worden tekens die gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. In de strikte zin is taal vanzelfsprekend altijd een abstracte constructie, want elke taal bestaat uit tekens waarmee de mens be-teken-is creëert. Taal is onze constructie van tekens waarmee we de concrete werkelijkheid ‘vastgrijpen’ en begrijpen.
Klare taal en ‘grote’ woorden
Grasduinend door de vele essays, artikels, boeken en interviews die er over en door de filmregisseur Peter Greenaway zijn geschreven, stoot je als lezer vaak op dezelfde grote woorden. Groot hier in de zin van ‘groots’, ‘belangrijk’ of ook ‘gewichtig’. Woorden met een zeker aura. Woorden met een brede betekenis, die voor interpretatie vatbaar is. ‘Moeilijke’ woorden zoals allegorie, avant-garde, barok, beschouwing, cultuur, enigma, kunst, medium, modernisme, natuur, neobarok, postmodernisme, systeem, theatraliteit, totaalkunst, vorm, … Waarom hebben we die grote woorden nodig? Waarom kan niet alles gezegd worden met de woordenschat van een zesjarige? Omdat deze grote woorden ‘grote en abstracte ideeën’ bespreekbaar maken. Ze bundelen ingewikkelde gedachten en ‘vatten’ die in speciaal daarvoor gecreëerde definieerbare begrippen. Deze woorden zijn moeilijk, omdat ze niet eenduidig zijn zoals het woord ‘lepel’. Ze duiden niet iets concreet, ‘werkelijk’, maar proberen een idee samen te vatten. Iedereen houdt van praten met grote woorden, omdat ze getuigen van een zekere kennis en daarmee ‘geleerdheid’. We voelen ons goed, trots en tevreden wanneer we ons met grote woorden kunnen onderscheiden. Maar niet enkel daarom. Mensen houden van schoonheid, en weinig is mooier dan het juiste (grote) woord op de juiste plaats.
In schrijven over kunst bestaat er niet één juist woord, maar vele juiste woorden. Taal is hier niet concreet, omdat kunst niet concreet is. Omdat de kunst de woordenschat openbreekt en niet afbakent, omdat – goede – kunst aanzet tot denken. En dat is niet hetzelfde als een gedachte hapklaar aanbieden. Een kunstwerk is een verwezenlijkt idee, een uitgebeelde of verbeelde gedachte. Een idee wordt een beeld en kan zo buiten de taal om bestaan. Een kunstwerk is dus een idee aanschouwelijk gemaakt in de wereld van de dingen. Kijkend naar een kunstwerk, kunnen we het kunstwerk beschrijven en bespreken met taal. Maar woorden zullen steeds tekort schieten om het raadsel op te lossen dat een kunstwerk kan zijn. Alle woorden die we gebruiken om een werk te bespreken of te beschrijven, zijn woorden die proberen het werk vast te grijpen, het werk (samen) te vatten. Al die woorden roepen op hun beurt nieuwe gedachten op, doen nieuwe en andere vragen rijzen en nieuwe ideeën ontstaan. Goede kunst kan niet gevat worden, omdat ze het product is van een gedachte die we niet kennen. Kunst moet daarom altijd geïnterpreteerd worden, net zoals taal in deze context. Want kunst kan tegelijkertijd verwarring zaaien en verduidelijking brengen, omdat een kunstwerk tot onze verbeelding spreekt. Daarom moeten we de vele grote woorden die we gebruiken in ons praten over kunst verklaren. Omdat die woorden niet eenduidig zijn en, zoals de kunst zelf, de kracht hebben om evenveel verwarring als klaarheid te brengen.
Zien en kijken zijn twee
The Draughtsman’s Contract is meer dan een kostuumdrama en een misdaadfilm, het is een ‘meta-film’: een film waarin de regisseur het medium film in vraag stelt. Peter Greenaway biedt geen antwoorden, maar stelt vragen over de mechanismen van film, over kunst, de kunstenaar, diens rol in de samenleving, het publiek, en de relatie tussen het object en het subject. Aan de basis van deze relatie, en centraal in het denkbeeld van Greenaway, staat het kijken, de blik.
Greenaway zegt dat de wereld bestaat uit miljoenen beelden. De mens kijkt, leest, denkt, begrijpt, bespreekt en bekritiseert – maar we kijken eerst. De wereld is niet gemaakt van betekenis, die betekenis construeren wij. De betekenissen die wij overal in denken te zien, hoe wij de wereld begrijpen, is het resultaat van onze interpretatie van wat we zien. We zien, kijken, lezen en begrijpen. Zien en kijken zijn dus twee. En het kijken, onze blik, kent ook een geschiedenis. Een geschiedenis die al te vaak vergeten wordt, en die hij ons wilt doen herinneren.
De scriptie ‘Over kijken, lezen, zien en begrijpen’ onderzoekt het centrale thema in Peter Greenaway’s The Draughtsman’s Contract: hoe wij de wereld, zien, voorstellen en begrijpen. En centraal in deze analyse staat hoe de regisseur van het begrip representatie een hoofdpersonage maakt. Hoe deze misdaadfilm vol verraad en bedrog werkt als een spiegel die ons kijken terug werpt op zichzelf.
Bibliografie
Artikels
Franck, Stefan. Greenaway’s a-morele landschapkunst, ANDERE SINEMA, nr. 96, 1990, p. 16.
Franck, Stefan. L’amour de l’art tue-t-il l’amouru vrai? – De tantaluskwelling van Greenaway, hypnovision en andere mythes, ANDERE SINEMA, nr. 106, 1991, p. 55 - 57.
Morbé, Rebekka. Het filmische canvas van Peter Greenaway, Kunsttijdschrift Vlaanderen, nr. 337, Jrg. 60, 2011, p. 245 – 246.
Gras, Vernon. Dramatizing the Failure to jump the Culture/Nature Gap: The Films of Peter Greenaway, New Literary History 26.1, 1995, p. 123 – 143.
Rice, Charles. The drama of identification: reflexivity, the apparatus and Peter Greenaway’s The Draughtsman’s Contract, Critical Quarterly, vol. 42, n. 2, 2000, p. 92 – 107.
Pol, Evert-Jan. Moord en vijftig andere mysteries, SKRIEN, jrg. 39, 2007, p. 26 – 27.
De Cauter, Lieven. Een encyclopedie van het afscheid – Klein Greenaway-lexicon, ARCHIS, nr. 7, 1991, p. 42 – 45.
Walder, Martin. Besessen von der Idee des Katalogisierens. Gespräch mit Peter Greenaway, Filmbulletin, 5, 1989, p. 20.
Tellwright, Nick. In search of the solemn. An interview with Michael Nyman, Kinetics, 4, 1990, p. 33.
Joyeux,Dominique. Peter Greenaway – en osannolic filmskapere, Chaplin magazine, issue 5, 1983.
McFarlane, Brian. ‘Peter Greenaway’, Cinema Papers 78, 1990, p 41.
Marcia Pally, Cinema as the Total Art Form, Cinéaste, n. 3, juli 1991, p. 6.
Shlomo Schwartzberg, Acknowledging Greenaway, Toronto Magazine, n. 21, oktober 1991.
Benjamin, Walter. The Work of Art in the Age of Mechanical Reproduction, Schocken Books: Illuminations, New York, 1969. Cape, Londen, 1970 [edited by Hannah Arendt, translated by Harry Zohn, from the 1935 essay]
Boeken
Parkinson, David. History of film, Thames & Hudson ltd, London, (1995) 2012, p. 245 [8. Rise of World Cinema 1970 – 1995].
Armstrong, R. Hughes, L. Winter, J. & Charuty, T. Rough guide to film, Rough Guides – Penguin Group, p. 203.
Thompson, David. The NEW BIOGRAPHICAL DICTIONARY of FILM, Little Brown, London, (1975) fourth edition: 2003, p. 353 – 354.
Oxford history of World Cinema, Oxford University Press, 1999. [Over Greenaway: p. 611 – 613.]
Greenaway, Peter. papers – papiers, (traduction Française: Guillemette belleteste), Éditions Dis Voir, 1990.
Stalpaert, Christel. Peter Greenaway’s Prospero’s Books critical essays, Ugent books, Gent, 2000.
Elliot, Bridget & Purdy, Anthony. Peter Greenaway, Architecture and Allegory, Academy Press – Art & Design Monographs (Paper), 1997.
Berger, John. Ways of Seeing, British Broadcasting Corporation and Penguin Books – Penguin Design Series, (1972) 2008.
Calabrese, Omar. L’età neobarocca. Gius. Laterza & Figli, prima edizione, 1987.
Bencivenni, Alessandro & Samueli, Anna. Peter Greenaway – Il cinema delle idee, Le Mani - Microart’s Edizioni S.p.A, Recco (GENOVA), (1996) nuova edizione aggiornata 2000.
Willoquet-Maricondi, Paula. & Alemany-Galway, Mary. Peter Greenaway’s Postmodern/Poststructuralist Cinema, The Scarecrow Press, Inc., revised edition 2008.
Beeldmateriaal
Ways of seeing
1972, UK, 30 min (4 episodes), Mono, Color
John Berger, Anya Bostoc, Eva Figes, Jane Kenrick, Carola Klein, Barbara Niven
Written by John Berger
Directed and produced by Mike Dibb
Production Company: British Broadcasting Corporation (BBC)