DOOR AMELIE GODEFROIDT – Huilende kinderen dwalend op straat, dorpen met de grond gelijk gemaakt, gewonde mannen kermend in een overvolle moskee; dit is slechts een greep uit het dagelijkse nieuwsaanbod tijdens de zomermaanden van 2013. De media waren onze enige informatiebron over het escalerende conflict in Syrië. Dit onderzoek toont aan dat deze berichtgeving niet op een objectieve manier verliep. Omdat de media een coherente en toegankelijke manier van de werkelijkheid willen creëren, zijn selectiviteit en vertekening onvermijdelijk. Hierdoor zijn de media niet alleen succesvol in het beïnvloeden waarover wij denken, maar ook in het bepalen hoe wij over iets denken.
Berichtgeving over de oorlog in Syrië
Terwijl onze blikken vandaag gericht zijn op Oekraïne, IS en Gaza, gaat de burgeroorlog in Syrië in alle hevigheid door. In 2011 weerklonk een ritmische kreet over het omverwerpen van de regimes doorheen de Arabische landen. De leuze stak de grenzen over, geprint in kranten, uitgezonden op televisie, gedeeld op twitter en facebook. Ook Syrië bleef niet gespaard van de ‘Arabische Lente’. Enkele jongens kladderen antiregime-graffiti op de muren in Daraa. Ze werden gearresteerd en eenmaal vrijgekomen bleken ze zwaar toegetakeld. Er brak protest uit, demonstranten werden doodgeschoten, betogingen gewelddadig neergeslagen. Er ontstond een burgeroorlog tussen de Assad-regering en oppositierebellen. Ondertussen sleept het geweld voort. Er vielen al meer dan 100.000 slachtoffers en meer dan één miljoen families zijn op de vlucht.
De media zijn cruciale doorgeefluiken van dit ontoegankelijke conflict. De bril van waaruit we dit conflict zien, heeft invloed op onze percepties. Om deze effecten op de publieke opinie en beslissingen van beleidsmakers te kunnen onderzoeken, moet een inhoudsanalyse nagaan wat voor frames de media aanwendden. Deze landenvergelijkende studie neemt als één van de eerste de recente berichtgeving over de Syrische oorlog in prominente kranten onder de loep. We focusten op de berichtgeving in Nederlandse, Franse, Britse, Amerikaanse en Russische kranten net voor de chemische gasaanval van 21 augustus 2013, na die aanval en na het akkoord over de vernietiging van het Syrische chemische wapens. We vroegen ons af in welke mate landen aandacht besteden aan het conflict en hoe ze dat doen.
Aandacht
Eerst bleek dat de aandacht voor het conflict in lijn lag met de betrokkenheid van het land. Zo zagen we dat de Amerikaanse krant the New York Times meer en langere artikels publiceerde, wat overeenstemt met de belangrijke rol van President Obama op het internationale toneel. In de Nederlandse krant De Telegraaf werden minder en kortere artikels gepubliceerd, corresponderend met de minder belangrijke rol van de Nederlandse politici. Ten tweede speelt de publicatieperiode een cruciale rol. Zo zagen we een sterke stijging in aantal artikelen na de gasaanval in Goutha van 21 augustus 2013. Na het akkoord over het vernietigen van de chemische wapenvoorraad van de Syrische regering verdwijnt de massale media-aandacht.
Framing
Daarnaast vroegen we ons af hoe de Syrische oorlog aan bod kwam. Ten eerste keken we naar de vijf generische frames die de toonaangevende onderzoekers Semetko en Valkenburg (2000) vooropstelden, aangevuld met het nationaliseringsframe. Journalisten zoeken vooral een link met het eigen land of met ideeën van eigen politici en bekende figuren. Die nadruk op het nationaliseringsframe zou de betrokkenheid van burgers verhogen. Daarnaast focussen reporters ook op onenigheid en verantwoordelijkheid, wat dan weer zou leiden tot cynisme en beschuldigingen. In het licht van de grote humanitaire crisis viel het op dat de artikels het conflict zelden moreel in vraag stellen of zelden een persoonlijke of menselijke touch aan het artikel geven. Ook al heeft het Syrische conflict grote gevolgen voor de Syrische economie en de begroting van de betrokken landen, toch werden de economische gevolgen zo goed als doodgezwegen. Omdat deze drie frames extreem weinig voorkwamen in de door ons onderzochte artikels, stelden wij hun algemene karakter in vraag. Ten tweede analyseerden we welke oorzaken en gevolgen voor het conflict naar voor geschoven werden. De context van het conflict werd amper verduidelijkt, maar wel werden verscheidene oplossingen gesuggereerd. Enkel de specifieke gasaanval werd aangegrepen als reden voor de escalatie van het conflict. Hierdoor kan je je afvragen in welke mate de lezer in staat is een accuraat, diepgaand, genuanceerd beeld te schetsen. Wel werd gespeculeerd over een diplomatieke oplossing of gediscussieerd over de voor- en nadelen van een militaire interventie. De kranten weerspiegelden pijnlijk de grote discrepantie op het geopolitieke niveau.
Hoewel alle kranten een soortgelijk patroon volgden in hun berichtgeving, was het duidelijk dat de Britse krant, the Daily Telegraph, het meest geframed was – in tegenstelling tot de Franse krant, Le Figaro. Britse journalisten gebruikten meer aandachtstrekkende elementen zoals gevoelens en persoonlijke verhalen, morele vragen en nadruk op economische impact. Bovendien scharen de westerse kranten zich vaker achter een militaire interventie en de Russische kranten achter een vernietiging van het wapenarsenaal. Ook dit ligt in lijn met de geostrategische reacties van hun nationale politici. Ook de gasaanval beïnvloedde de aard van de berichtgeving. Na de aanval ligt de klemtoon meer op verantwoordelijkheid, economische gevolgen en een mogelijke link met het eigen land. Ook verdwijnen de contextuele oorzaken van het conflict in de vergeethoek en discussiëren kranten heviger over een mogelijke interventie. Na het akkoord over de vernietiging van het wapenarsenaal in Syrië daalt de nadruk op onenigheid, verantwoordelijkheid en de belangen van het eigen land. Bovendien suggereren kranten dat een dergelijke vernietiging een eerste stap naar vrede kan zijn pas nadat het akkoord gesloten is. Dit kan wijzen op het feit dat kranten eerder de politiek volgen dan andersom.
Conclusie: weet wat je leest
Welke krant je leest of wanneer je die leest, verandert duidelijk het beeld dat je krijgt van de oorlog in Syrië. Dit beeld ligt nagenoeg volledig in lijn met de ontwikkelingen op geopolitiek niveau. Westerse kranten opteren vaker voor een interventie, Russische kranten voor een vernietiging van de chemische wapens. De gasaanval zorgt voor een discussie over een militaire tussenkomst, het akkoord over vernietiging leidt tot berichtgeving over het nut van dergelijke vernietiging als eerste stap naar vrede. In alle kranten blijkt een link met het eigen land, de vraag wie verantwoordelijk gesteld kan worden en de focus op het conflictueuze karakter belangrijk. De vraag die dan terecht gesteld wordt, is welke cruciale gevolg dit teweegbrengt voor de democratie. Doordat kranten informatie verschaffen die men anders niet kan bekomen, speelt het nieuws een beslissende rol in de vormen van de publieke opinie. Of de mening van het publiek – inclusief beleidsmakers – verandert naarmate men andere media consumeert, kan in dit onderzoek niet worden vastgesteld. Hoewel deze vraag buiten het bereik van deze studie valt, vormt het een interessant vertrekpunt voor vervolgonderzoek en stof tot nadenken over de rol van de media binnen deze actuele thematiek.