Analyse der Schreibfertigkeitsentwicklung im Deutschen bei Erstsemestern im Studiengang „Angewandte Sprachwissenschaft“ – Annelies De Ruyck
In deze masterproef werd onderzocht hoe de Duitse schrijfvaardigheid van de studenten uit de eerste bachelor Duits zich tijdens het eerste semester ontwikkelt. Het onderzoek bestond daarbij uit zowel een kwantitatief als kwalitatief luik. Tijdens het eerste semester kregen de studenten op 3 verschillende momenten de opdracht om een tekst te schrijven. Die schrijfsessies gingen door op de infodag Duits net voor het begin van het academiejaar, tijdens een les in week 7 en week 12. De studenten kregen een tijdslimiet van 20 minuten opgelegd en moesten over een door mij vooraf bepaald onderwerp schrijven. Daarna werden de teksten getranscribeerd en geannoteerd.
Voor de kwantitatieve analyse werd de CAF-methode (Complexity, Accuracy en Fluency) toegepast. Bij die methode worden teksten geanalyseerd om zo ontwikkelingen bij de schrijfvaardigheid van een onderzochte groep te kunnen vaststellen of te onderzoeken. De fluency of vlotheid van de teksten werd via het aantal woorden bepaald. De accuracy of correctheid werd dan weer berekend door het aantal correcte deelzinnen door het totaal aantal deelzinnen per tekst te delen. Tot slot werd de complexity of complexiteit van een tekst via 2 parameters bepaald zodat enerzijds de grammaticale en anderzijds de lexicale complexiteit onderzocht werd. De grammaticale complexiteit werd door de Mean Period Length of de gemiddelde zinslengte berekend. Hierbij werd nagegaan uit hoeveel woorden een zin per tekst gemiddeld bestond. Daarnaast werd de lexicale complexiteit via de Mean Word Length of de gemiddelde woordlengte berekend. Daarbij werd er onderzocht uit hoeveel karakters de woorden in de tekst gemiddeld bestonden. Statistische tests hebben vervolgens aangetoond in welke mate de veranderingen bij de onderzochte parameters tussen de verschillende metingen significant waren.
Bij de kwalitatieve analyse van dit onderzoek werden de teksten van 10 studenten uit de algemene analyse (kwantitatief onderzoek) gehaald zodat een tweede, kleiner deelcorpus van 30 teksten (3 teksten per student) ontstond. Bij die studenten werden namelijk duidelijke positieve of negatieve veranderingen bij het correctheidsniveau bemerkt. De teksten werden vervolgens op woordenschat, meer bepaald lexicale fouten, geanalyseerd. De woordenschatfouten werden enerzijds volgens oorzaak en anderzijds volgens soort aan de juiste categorie toegekend. De categorieën volgens soort zijn de interlinguale en intralinguale interferenties. Interlinguale interferenties ontstaan door een foutieve transfer vanuit de ene taal in de andere en worden verder opgedeeld in substitutie, overdifferentiatie, onderdifferentiatie en valse vrienden. De intralinguale interferenties ontwikkelen zich door een negatieve transfer binnen de regels van de doeltaal. Die groep wordt verder opgesplitst in simplificering en contaminatie. De categorieën volgens soort zijn een foutief woordgeslacht en een verkeerde naamval na een voorzetsel. Ten slotte bevat de vijfde en laatste hoofdcategorie alle fouten die in geen enkele andere categorie thuishoren.
Uit de kwantitatieve analyse kwam naar voren dat de teksten van de eerstejaarsstudenten op het einde van het eerste semester duidelijk vlotter en correcter geschreven waren, maar daarbij niet complexer geworden waren. De kwalitatieve analyse toonde dan weer aan dat tussen de eerste en de tweede meting het aantal woordenschatfouten gestegen was, maar die tussen de tweede en derde meting sterk gedaald was. De studenten hebben dus op het einde van het semester duidelijk minder lexicale fouten gemaakt dan in het begin. Ze maakten daarbij vooral fouten in de categorie van de interlinguale interferenties, meer bepaald de valse vrienden. Het aantal fouten binnen die categorie is op het einde van het semester echter duidelijk gedaald. Die tendens was binnen deze onderverdeling in het bijzonder merkbaar bij de substituties, net zoals bij de fouten tegen het woordgeslacht en een verkeerde naamval na een voorzetsel. Bij de intralinguale interferenties was er daarentegen niet echt een duidelijke ontwikkeling zichtbaar, maar het was wel opmerkelijk dat de studenten heel wat minder fouten binnen deze categorie maakten dan binnen die van de interlinguale interferenties.
Baten, K. (2011). A processability approach to the acquisition of the German case system by Dutch speaking foreign language learners. Ongepubliceerde dissertatie. Universiteit Gent.
Benevento, C (& Storch, N). (2011). Investigating writing development in secondary school learners of French. Assessing Writing, 16(2), 97-110.
Cooper, T. (1976). Measuring written syntactic patterns of second language learners of German. The Journal of Educational Research, 69(5), 176-183.
De Vries, F (& Verspoor, M). (2010). Fouten maken mag in tweede taalontwikkeling!. Levende Talen Tijdschrift, 11(3), 19-28.
Duden (1999). Duden, das große Wörterbuch der deutschen Sprache (in 10 Bändern) 5. Berlin: Druckhaus Langenscheidt RG.
Hufeisen, B (& Neuner, G). (1999). Angewandte Linguistik für den fremdsprachlichen Deutschunterricht. Berlin: Druckhaus Langenscheidt.
Kleppin, K. (1998). Fehler und Fehlerkorrektur. Berlin: Druckhaus Langenscheidt.
König, E (& Gast, V). (2012). Understanding English-German contrasts. Berlin: Erich Schmidt Verlag GmbH & Co.
Ortega, L. (2003). Syntactic complexity measures and their relationship to L2 proficiency: a research synthesis of college-level L2 writing. Applied Linguistics, 24(4), 492-518.
Polio, C. (1997). Measures of linguistic accuracy in second language writing research. Language Learning, 47(1), 101-143.
Schulze, M., et al. (s.d.). Towards automatic proficiency scoring in L2 writing: Balanced complexity. Unpublished manuscript.
Shaw, P (& Liu, E). (1998). What develops in the development of second-language writing?. Applied Linguistics, 19(2), 225-254.
Storch, N (& Hill, K). (2008). What happens to international students’ English after one semester of university?. Australian Review of Applied Linguistics, 31(1), 04.1-04.17.
Storch, N. (2009). The impact of studying in a second language (L2) medium university on the development of L2 writing. Journal of Second Language Writing, 18(2), 103-118.
Storch, N (& Tapper, J). (2009). The impact of an EAP course on postgraduate writing. Journal of English for Academic Purposes, 8(3), 207-223.
Ten Cate et al. (2008). Deutsche Grammatik. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Van Malderen, M. (2015). Ich will Deutsch studieren! Schulische Vorkenntnisse und Motivation von beginnenden Deutschstudenten. Ongepubliceerde masterproef. Universiteit Gent Faculteit Vertalen, Tolken en Communicatie.
Van Weeren, J. (1977). Interferenz und Valenz: zum Problem der „falschen Freunde“ für niederländische Germanistikstudenten. S.l.: s.n.
Verspoor, M (& Smiskova, H). (2012). Foreign language writing development from a dynamic usage based perspective. In R. Machón (Red.), L2 writing development: multiple perspectives (S. 17- 46). Berlin: De Gruyter.
Wolfe-Quintero, K., et al. (1998). Second language development in writing : measures of fluency, accuracy and complexity. Honolulu: University of Hawai’i, Second Language Teaching & Curriculum Center.