‘De bulderlach van het halfrond’. Vlaamse parlementaire humor in historisch perspectief.

Bieke
Nouws

Humor in het halfrond: nieuwigheid of norm? Het zittingsjaar 2011-2012 begon voor de Vlaamse Regering-Peeters II zonder schone lei. Een anonieme minister had de pers getipt over toelagen die goedgekeurd gingen worden voor de bouw van een saunacomplex en paardenmanege: niet meteen investeringen met een duidelijk algemeen nut. Om de minister-president zogezegd te helpen bij het vinden van de ‘klikspaan’, bood LDD-voorzitter Lode Vereeck zijn diensten aan als detective. Speechend vanop het spreekgestoelte haalde hij een grote foto boven van de regering en begon ‘verdachten’ weg te strepen. Minister Lieten kon het niet geweest zijn, want “dan hadden we die informatie al lang [per vergissing] in onze mailbox gekregen”. Ook minister Muyters kwam niet in aanmerking, want “de cijfers die in de krant stonden, bleken correct [in tegenstelling tot een notoire rekenfout van de minister]” en zo ging het minutenlang door, tot alle parlementariërs en zelfs de beschimpte regeringsleden zaten te giebelen. Vereeck oogstte met zijn spelletje Cluedo heel wat media-aandacht, maar niet iedereen was enthousiast. “Het land zit in een zware crisis en die pipo’s maken er daar een lachertje van”, schreef iemand op het forum van Radio 1. De zender wilde wel eens weten wat mensen vonden van zo’n komische interpellatie en sprokkelde reacties. Een andere luisteraar vond het ongehoord dat parlementsleden betaald werden “om kluchten te vertellen” en ‘Xavier’ zuchtte: “Ik heb steeds vaker de indruk dat er meer werd nagedacht over de manier van brengen, dan over de inhoud”. Om de geintjes van Bart De Wever in de televisiequiz De Slimste Mens ter Wereld werd dan wel smakelijk gelachen in vele Vlaamse huiskamers, als het onze wetgevende instellingen betreft, koesteren we blijkbaar andere verwachtingen. Verwachtingen die volgens sommigen vandaag niet (meer) worden ingelost, omdat het parlement haar taken ogenschijnlijk minder ernstig neemt dan vroeger. Maar is deze indruk terecht? Is parlementaire humor een ‘nieuw kwaad’?  Niets nieuws onder de zonDie vraag kan op zich eenvoudig beantwoord worden: nee. We moeten maar naar de verslagen kijken van de allereerste zittingen van een modern parlement om dit te kunnen besluiten. Al in de achttiende-eeuwse notulen van de Franse Assemblée Nationale, het parlement dat opgericht werd tijdens de Franse Revolutie in 1789, vinden we heel wat vermeldingen van rire, ‘gelach’! Maar er is meer. De uitspraken waarmee gelachen werd in het Franse Parlement aan het einde van de achttiende eeuw (beschreven door De Baecque, 1997) en het einde van de negentiende eeuw (zie Beyen, 2006) blijken ook erg vergelijkbaar te zijn met de dingen waarmee nu (anno 2004-2014) nog gelachen wordt in het Vlaams Parlement! De gelijkenissen zijn talrijk. Zo gebruikte voorzitter van het Frans Parlement in 1881-1888, Charles Floquet, al humor om met zachte hand de parlementsregels af te dwingen, zoals ook huidig Vlaams parlementsvoorzitter Jan Peumans dat doet (bvb. geklets op enkele banken – “Mijnheer van Rouveroij, ik kan [tot hier] horen wat de problemen zijn van Open Vld”). De parlementsleden van hun kant gebruik(t)en humor toen en nu om dat reglement te omzeilen (bvb. “Aangezien ik dit [compliment aan de voorzitter] als lid van de oppositie heb gezegd, denk ik dat ik nu minstens een minuut spreektijd meer krijg.” – Marino Keulen). Humor heeft zich verder steeds goed geleend tot het kleineren van opponenten en het ridiculiseren van hun argumenten. Toch bleken veel grapjes destijds evenals vandaag ook bevorderend voor de collegialiteit, omdat het bijvoorbeeld zogenaamde 'inside jokes' betrof (bvb.: “Wij hebben daar eens een hele nachtelijke vergadering over gehad...” – Jan Peumans) of persiflages op het spel der parlementaire politiek (bvb.: “U had zich kunnen beperken tot felicitaties, maar ik begrijp dat [de oppositie] een andere benadering volgt.” – Kris Peeters). Opvallend vergelijkbaar zijn ook de uithalen van met name conservatieve politici naar 'de politiek' als dusdanig. Al in de achttiende eeuw gebruikten Franse monarchisten ironie en cynische humor om de tegenstellingen te belichten tussen de odes van parlementsleden aan de volkssoevereiniteit en de heel wat minder democratische politieke realiteit. Vandaag maken ook de conservatieve oppositiepartijen Vlaams Belang en LDD in het bijzonder dergelijke kritische grappen (bvb. “De vraag is of dat is waarvoor uw kiezers [van minister Lieten] – of beter gezegd, de kiezers van Peter Vanvelthoven [die meer stemmen haalde, maar geen minister werd] – hebben gestemd.” – Lode VereeckIedereen doet hetOver de eeuwen zijn politiek en maatschappij danig veranderd: het stemrecht is uitgebreid, het aantal concurrerende partijen toegenomen evenals de openbaarheid en door een machtsverschuiving naar de partijbesturen zijn de functies van het parlement gewijzigd. Bovendien was er in 1995 een voornemen om de tot Parlement opgewaardeerde Vlaamse Raad te vrijwaren van politieke spelletjes. En natuurlijk is Vlaanderen ook Frankrijk niet. Al deze contextuele verschillen maken het nog eens zo verwonderlijk dat het parlementair humorgebruik zo gelijkaardig gebleven is.  Anderzijds is de aantrekkingskracht die kennelijk bestaat tussen parlementaire politiek en humor niet onlogisch. Gehuld in humor kan immers veel gezegd worden dat anders grof of arrogant zou overkomen. Zo kan je jezelf beter 'het meubilair van het parlement noemen', zoals CD&V-fractielid Eric Van Rompuy, dan 'de meest ervaren (en dus wijze) politicus'. Daarnaast kan het een manier zijn om de sympathie van de kiezer te winnen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar hot topics uit de populaire media (bvb. “U mag me rustig verwijten dat ik vijftig tinten grijs heb.” – Geert Bourgeois). En een goede grap (of zelfs een slechte) kan de aandacht afleiden van een vervelende vraag, een dankbaar techniekje voor ondervraagde ministers. Parlementaire humor is van alle tijden en wordt gebruikt door politici van allerlei pluimage. Ook vrouwen en ‘linkse’ politici, twee groepen die wel eens een gebrek aan gevoel voor humor verweten worden, doen in Vlaanderen zeker hun duit in het zakje. Deze studie is enigszins beperkt, omdat enkel die grapjes onderzocht werden waarbij in de verslagen ‘gelach’ vermeld wordt. Dit doet echter niets af aan de markante bevinding dat een komische interpellatie als die van Lode Vereeck in september 2011 geen curieus eenentwintigste-eeuws schouwspel is, maar net een voorbeeld van parlementaire humor zoals die al eeuwenlang meegaat. 

Bibliografie

ANNYS, Eddy, “Bijdrage 04. Over hoe randstad zijn aanbod afstemt op de markt”, in Jan DENYS (red.), Uitzendwerk. 360° handboek, Tielt: Lannoo, 2015, 73-88.Anoniem, “Interlabor is niet meer”, De Standaard, 28 mei 2001, < www.standaard.be/cnt/dst28052001_059 >, geraadpleegd op 13 september 2015.BEYEN, Marnix en Henk TE VELDE, Passion and reason. Modern parliaments in the Low Countries, onuitgegeven congrespaper, University of Jyväskylä, 2012, herziene versie 2013, 1-6.BEYEN, Marnix en Johan VERBERCKMOES, “Humor en collectieve identiteit. Bij wijze van inleiding”, in: idem (red.), Humor met een verleden, Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2006, 7-31.BEYEN, Marnix, “De eerbiedwaardige onderbrekers. Ironie en pastiche in de Franse Kamer van de Afgevaardigden, 1890”, in: Marnix BEYEN en Johan VERBERCKMOES (red.), Humor met een verleden, Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2006, 235-272.BREMMER, Jan en Herman ROODENBURG, “Inleiding: humor en de geschiedenis”, in: idem (red.), A cultural history of humour from antiquity to the present day, Cambridge: Polity Press, 1997, 1-10, 6.Bvb, “Vlaams Parlement telt hoogste aantal vrouwen in Europa”, De Standaard, 24 november 2014, < www.standaard.be/cnt/dmf20141124_01393286 >, geraadpleegd op 13 september 2015.CARRANZA MÁRQUEZ, Aurelia, “The faces of humor. Humor as catalyst of face in the context of the British and the Spanish Parliament”, Humor, 23/4, 2010, 467-504.COECK, Lana, Andrea QUANTEN en Dave GELDERS, Debatstrategieën en -tactieken van politici in televisie(s)t(r)ijd, Brugge: Vanden Broele, 2009.CORBEILL, Anthony, Controlling laughter. Political humor in the late Roman Republic, Princeton: Princeton University Press, 1996.DAVIES, Christie, Ethnic humour around the world. A comparative analysis, Bloomington en Indianapolis: Indiana University Press, 1990.DE BAECQUE, Antoine, “Parlementaire hilariteit in de Assemblée Nationale (1789-91)”, in: Jan BREMMER en Herman ROODENBURG (red.), Homo ridens. Humor van de oudheid tot heden, Amsterdam: Boom, 1999, 214-237.DUPREEL, Eugène, “Le Problème sociologique du rire”, Revue Philosophique de la France et de l'Étranger, 48, 1928, 213-260.GEORGALIDOU, Marianthi, “‘Stop caressing the ears of the hooded’. Political humour in times of conflict”, in: Villy TSAKONA en Diana Elena POPA (red.), Studies in political humour, Discourse Approaches to Politics, Society and Culture, dl. 46, Amsterdam: John Benjamins Publishing Company, 2011, 83-107.GOOSSENS, Martine, Dertig jaar Vlaams Parlement. Historiek en dynamiek van een parlementaire instelling. 1971-2001·2002, Kapellen: Uitgeverij Pelckmans, 2002.GOUDENHOOFT, Gabriela, “The Right Wing Parties Dynamic between the Economic and the Identity Discourse. Case study: Belgium”, Journal of Identity and Migration Studies, 7/1, 2013, 31-55.GRUNER, Charles, The Game of Humor. A comprehensive theory of why we laugh, New Brunswick: Transaction Publishers, 1997.HENDRIKS, Frank, Vitale democratie. Theorie van democratie in actie, Amsterdam: Am-sterdam University Press, 2006.HUYTTENS, Emile (red.), Discussions du Congrès national de Belgique 1830-1831, dl. 1, Brussel: Société Typographique Belge, 1844.JAGERS, Jan en Stefaan WALGRAVE, “Populism as political communication style: An em-pirical study of political parties’ discourse in Belgium”, European Journal of Political Research, 46, 2007, 319-345.Kscherpenberg, “Ontgoochelde Peumans geen minister”, Gazet van Antwerpen, 11 juli 2009, < www.gva.be/cnt/aid847047/ontgoochelde-jan-peumans-geen-minister >, geraadpleegd op 13 september 2015.MEISEL, Joseph, “Humour and Insult in the House of Commons. The Case of Palmerston and Disraeli”, Parliamentary History, 28/2, 2009, 228-245.MORREALL, John, “Humour and the conduct of Politics”, in: Sharon LOCKYER en Michael PICKERING (red.), Beyond a joke. The limits of humour, Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2009, 65-80.MOUFAHIM, Mona, Patrick REEDY en Michael HUMPHREYS, “The Vlaams Belang: The Rhetoric of Organizational Identity”, Organization Studies, 36/1, 2015, 91-111.NILSEN, Don, “The Social Functions of Political Humor”, The Journal of Popular Culture, 24/3, 1990, 5-47.ORNATOWSKI, Cezar, “Parliamentary discourse and political transition. Polish parliament after 1989”, in: Cornelia ILIE (red.), European parliaments under scrutiny, Discourse Approaches to Politics, Society and Culture, dl. 38, Amsterdam: John Benjamins Publishing Company, 2010, 223-263.ROCHTUS, Dirk, “The Rebirth of Flemish Nationalism: Assessing the Impact of N-VA Chairman Bart De Wever’s Charisma”, Studies in Ethnicity and Nationalism, 12/2, 2012, 268-285.ROLFE, Mark, “The pleasures of political humour in Australian democracy”, Journal of Australian Studies, 34/3, 2010, 363-376.SAFTOIU, Razvan en Carmen POPESCU, “Humor as a branding strategy in political discourse. A case study from Romania”, Revista Signos. Estudios de Lingüística, 47, 2014, 293-320.SCHUTZ, Charles, Political humor. From Aristophanes to Sam Ervin, Rutherford: Fairleigh Dickinson University Press, 1977.SWYNGEDOUW, Marc en Dirk HEERWEGH, “Wie stemt op welke partij? De structurele en culturele kenmerken van het stemgedrag in Vlaanderen. Een analyse op basis van het postelectorale verkiezingsonderzoek 2007”, Instituut voor sociaal en politiek opinieonderzoek, 12, 2009, 1-33.SWYNGEDOUW, Marc, “Verkiezingsonderzoek 25 mei 2014 revisited”, Knack, 15 februari 2015, < www.knack.be/nieuws/belgie/verkiezingsonderzoek-2014-anders-bekeken-de-… >, geraadpleegd op 13 september 2015.TE VELDE, Henk, Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl, Amsterdam: Uitgeverij Wereldbibliotheek, 2002.TSAKONA, Villy en Diana Elena POPA, “Editorial. Confronting power with laughter”, European Journal of Humour Research, (themanummer: 24e conferentie van de Internationale Gemeenschap voor Humorstudies in Krakau onder redactie van Villy TSAKONA en Diana Elena POPA), 1/2, 2013, 1-9.TSAKONA, Villy en Diana Elena POPA, “Humour in politics and the politics of humour. An introduction”, in: Villy TSAKONA en Diana Elena POPA (red.), Studies in political humour, Discourse Approaches to Politics, Society and Culture, dl. 46, Amsterdam: John Benjamins Publishing Company, 2011, 1-30.VAN AELST, Peter, De mediatisering van de Vlaamse politiek, Leuven: Acco, 2014, 81-83.VAN DER GEER, Peter, De kunst van het debat, Den Haag: Sdu Uitgevers, 2002.VASILESCU, Andra, “Constructing the parliamentary identity. The Romanian case (1876-1923)”, in: Liliana IONESCU-RUXANDOIU (red.), Parliamentary discourses across cultures. Interdisciplinary approaches, Newcastle: Cambridge Scholars Publishing, 2012, 209-225.VERBERCKMOES, Johan, Schertsen, schimpen en schateren. Geschiedenis van het lachen in de Zuidelijke Nederlanden. Zestiende en zeventiende eeuw, Nijmegen: SUN, 1998.VOS, Hendrik, “Europa is God niet”, Knack, 30 januari 2008, < http://www.liberales.be/interviews/voseuropa >, geraadpleegd op 13 september 2015.WALLER, Philip, “Laughter in the House. A late nineteenth and early twentieth century parliamentary survey”, Twentieth Century British History, 5, 1994, 4-37.Website van het Vlaams Parlement, Parlementaire documenten, < www.vlaamsparlement.be/parlementaire-documenten >, geraadpleegd voor en na de grondige vernieuwing van de website begin april 2015.Website van Radio 1, “Meer humor nodig in de politiek?”, 29 september 2011, < www.radio1.be/programmas/peeters-pichal/meer-humor-nodig-politiek-bekij… >, geraadpleegd op 13 september 2015.

Download scriptie (640.18 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2015
Thema('s)