Empirische studie van de rechten van de langstlevende echtgeno(o)t(e) in de overgangstijd van het Ancien Régime naar de Belgische onafhankelijkheid

Els
Vyncke

Koppels in het Gentse lieten zich niet ‘doen’ door Napoleon

Door 266 huwelijkscontracten uit de periode 1778-1830 uit te pluizen, werd nagegaan welke contractuele rechten in het Gentse aan weduwes en weduwnaars gegeven werden. Er werd ook onderzocht hoe de wet de langstlevende echtgeno(o)t(e) tijdens die periode beschermde. Op die manier kon uitgemaakt worden welke ontwikkelingen zich voordeden en of deze ontwikkelingen elkaar beïnvloed kunnen hebben.

Aanstaande echtgenoten denken ongetwijfeld na over hun toekomst samen. Sommigen beseffen echter ook dat wanneer de dood hen scheidt, één van hen alleen zal verder moeten. Het lot van die langstlevende echtgeno(o)t(e) wordt dan in principe door de wet geregeld. Het privaatrecht (namelijk het huwelijksvermogens- en erfrecht) bepaalt welke goederen naar de langstlevende gaan en welke naar de erfgenamen van de overledene. Een koppel dat op trouwen staat, kan er evenwel ook voor kiezen om een huwelijkscontract te sluiten. Daarin kunnen ze zelf regelen wat er zal gebeuren na het eerste overlijden, op voorwaarde dat ze binnen de krijtlijnen van de wet blijven. Wat heeft Napoleon Bonaparte hier nu mee te maken?

Toen Napoleon aan de macht was, heeft hij heel wat hervormingen doorgevoerd. De invoering van zijn Burgerlijk Wetboek in 1804 betekende bijvoorbeeld een aardverschuiving op het vlak van het huwelijksvermogens- en erfrecht. In één klap werd al het oude privaatrecht afgeschaft en vervangen door nieuwe regels. Aangezien de Belgische gebieden op dat moment deel uitmaakten van Frankrijk, golden die nieuwe regels ook hier. Ze bleven van kracht tot na 1830.

Het door Napoleon afgeschafte privaatrecht was grotendeels costumier van aard. Dat betekent dat het bestond uit “costumen”, gewoonten die officieel opgetekend en bekrachtigd waren. Daardoor golden ze als wet. De gewoonten verschilden echter van plaats tot plaats. Gent had bijvoorbeeld haar eigen stedelijke costumen. Een klein deel van het afgeschafte privaatrecht stamde dan weer uit de periode van de Franse Revolutie. Deze rechtsregels hadden maar een beperkte impact gehad op weduwes en weduwnaars.

De wettelijke bescherming van weduwes en weduwnaars van Napoleons Burgerlijk Wetboek leek op het eerste gezicht goed op die van de Gentse stedelijke costumen. Beiden verdeelden de gemeenschappelijke goederen van de echtgenoten immers in twee helften, waarbij de langstlevende één helft kreeg en de andere helft in de erfenis van de overledene viel. Onder het costumiere recht werden echter meer goederen als gemeenschappelijk beschouwd, waardoor de te verdelen koek groter was. De langstlevende kreeg op basis van de Gentse costumen bovendien aanzienlijke gebruiksrechten op de erfenis van zijn/haar overleden echtgenoot, waardoor die bijvoorbeeld in het huis mocht blijven wonen. Dat vonden Napoleon en zijn entourage echter te veel van het goede. Ze argumenteerden dat een erfenis toebehoorde aan de familie van de overledene en dat een weduwe of weduwnaar helemaal geen familie was. Ze vonden ook dat de helft van de gemeenschappelijke goederen al ruim voldoende was. Bij nader inzien liep er dus toch een diepe kloof tussen de omvangrijke costumiere bescherming en de minimale napoleontische regeling.

In deze scriptie werd onderzocht of die belangrijke veranderingen in de regelgeving ook een impact gehad hebben op de inhoud van huwelijkscontracten. Aan de ene kant was een huwelijkscontract immers het middel bij uitstek om de kloof tussen het costumiere en het napoleontische recht te overbruggen. Via dat kanaal konden aanstaanden namelijk de bescherming terug ruimer maken. Aan de andere kant konden koppels die de lijn van Napoleons wetboek verder wilden doortrekken zo’n contract ook gebruiken om rechten af te nemen. Uit de analyse van alle 266 huwelijkscontracten blijkt dat deze contracten hoofdzakelijk gebruikt werden om de langstlevende echtgeno(o)t(e) extra rechten toe te kennen. De ideeën van Napoleon hebben op dat vlak geen veranderingen gebracht.

Meer nog, de onderzochte contracten laten zien dat de aanstaande echtgenoten weerwerk boden aan de Franse overheerser. Door de bescherming van de langstlevende contractueel nog meer te verstevigen, maakten zij duidelijk dat zij het niet eens waren met de minimale bescherming van het Burgerlijk Wetboek. Enkelen van hen overtraden daarbij zelfs de wet, omdat ze de wettelijke limieten niet respecteerden. Statistisch bleek in ieder geval dat sommige beschermingstechnieken aanzienlijk populairder werden na de invoering van de napoleontische wetgeving. De andere technieken stegen weliswaar niet significant in aantal, maar ze daalden ook niet. Zo maakte men een vuist tegen de opvatting dat de langstlevende al genoeg had aan de helft van het gemeenschappelijk vermogen.

Het standpunt dat goederen binnen de eigen familie moesten blijven, vond daarentegen meer bijval. Dat viel vooral op wanneer de langstlevende een schenking ontving uit de erfenis van zijn/haar gestorven partner. Ten tijde van de costumen werd meestal de gehele eigendom van goederen geschonken. Na de dood van de langstlevende werden zijn/haar familieleden dan eigenaar van die goederen. Na de komst van het Franse recht is dat gekanteld. De langstlevende kreeg doorgaans slechts nog een gebruiksrecht op bepaalde goederen, dat uitdoofde bij zijn/haar overlijden. Daarna kreeg de familie van de eerstgestorven partner die goederen terug in handen. Voor weduwes en weduwnaars zelf maakte het echter geen enorm verschil uit om de ene, dan wel de andere schenking te krijgen.

Toen Napoleon zijn Burgerlijk Wetboek invoerde, ging dat helemaal in tegen de lokale gewoonten van Gent. De nieuwe Franse wetgeving liet weduwes en weduwnaars immers in de steek. Dat pikten sommige koppels niet. Voor zij elkaar hun jawoord gaven, regelden zij zélf wat er zou gebeuren wanneer één van hen zou overlijden. De huwelijkscontracten die zo ontstaan zijn, getuigen van een grote zorgzaamheid naar elkaar toe, maar ook van een eigenwijsheid waar de Gentenaars nu nog steeds voor gekend zijn.
 

Bibliografie

WETGEVING EN VOORBEREIDENDE WERKEN

Franse Grondwet van het jaar VIII.

GHELDOLF, A. E. (ed.), Coutumes des pays et comté de Flandre. Coutume de la ville de Gand, I, Brussel, Ministerie van Justitie, 1868, 748 p.

GHELDOLF, A. E. (ed.), Coutumes des pays et comté de Flandre. Coutume de la ville de Gand, II, Brussel, Ministerie van Justitie, 1868, 736 p.

Decreet van 4 augustus 1789 tot afschaffing van de leenroerigheid.

Décret du 29 septembre – 6 octobre 1791 sur la nouvelle organisation du notariat, et sur le remboursement des offices de notaires, Lois et actes du gouvernement, IV, Parijs, 1806, 371-390.

Décret du 31 janvier 1793 qui interprète l'article du décret du 20 septembre 1792, par lequel la majorité est fixée à vingt-un ans, Recueil général des lois, décrets, ordonnances, etc: depuis le mois de Juin 1789 jusqu'au mois d'Août 1830, IV, Parijs, 1839, 90-91.

Loi contenant organisation du notariat du 25 ventôse an XI, Bulletin des lois de la république française, 3d series, 258, nr. 2440.

Loi du 30 ventôse an XII sur la réunion des lois civiles en un seul corps sous le titre Code civil des Français, Bulletin des lois de la république française, 3d series, 354, nr. 3677.

Code Napoléon.

Ontwerp van het Burgerlijk Wetboek voor het Koningrijk der Nederlanden, aan de Staten-Generaal aangeboden den 22sten November 1820, Leiden, J.W. van Leeuwen, 1864, 398 p.

RECHTSPRAAK

Tribunal de Cassation 9 ventôse jaar XI, Journal du palais: recueil le plus ancien et le plus complet de la jurisprudence, III, 175.
Overzicht van rechtspraak van het Belgische Hof van Cassatie, Pasin. 1860, II, 77.

RECHTSLEER

ASSER, C. en DE BOER, J., Personen- en familierecht, Deventer, Kluwer, 2010, 1144 p.

BAETEMAN, G. en LAUWERS, J.-P., “Le statut de la femme dans le droit belge depuis le Code civil” in LA SOCIETE JEAN BODIN (ed.), Recueil de la Société Jean Bodin pour l’histoire comparative des institutions, XII/2, La femme, Brussel, Librairie Encyclopédique, 1962, 577-603.

BAETEMAN, G., De hervorming van het huwelijksgoederenrecht in West-Europa, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, 1964, 1072 p.

BAETEMAN, G., DELVA, W. en CASMAN, H., “Overzicht van rechtspraak (1961-1971) Huwelijksvermogensrecht”, TPR 1972, 419-577.

BARBAIX, R. en VERBEKE, A.-L., “Finaal verrekenbeding: civielrechtelijk en fiscaal-rechtelijk performant bevonden!”, Not.Fisc.M., 2012, afl. 6, 209-215.

BART, J., Histoire du droit privé: de la chute de l’Empire Romain au XIXe siècle, Parijs, Montchrestien, 1998, 537 p.

BEAUTHIER, R., “Le “véritable sens” de l’article 2 du Code Civil. L’ambition du Code Civil de remplacer l’ancien droit à la lumière de la jurisprudence “belge” de la première moitié du 19e siècle” in R. BEAUTHIER, I. RORIVE en J. VANDERLINDEN (eds.), Le Code Napoléon, un ancêtre vénéré? Mélanges offerts à Jacques Vanderlinden, Brussel, Bruylant, 2004, 217-257.

BUNTINX, J., Inventaris van het archief van de Raad van Vlaanderen, I, Brussel, Ravensteingalerij, 1964, 262 p.

CAPPON, K., Wat er is, was er al lang; wat zal komen, is eerder al geweest: Historische kanttekeningen bij de huidige staat van het Nederlandse notariaat, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2010, 32 p.

CASMAN, H., “Op zoek naar de draad van Ariadne in de doolhof van huwelijksvoordelen – of zouden het aanwinstenvoordelen moeten zijn?” in F. SWENNEN en R. BARBAIX (eds.), Over erven: liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 83-98.

CASMAN, H., Het begrip huwelijksvoordelen, Berchem, Kluwer, 1976, 284 p.

CHABOT, G. A., Questions transitoires sur le Code Napoléon: relatives à son autorité sur les actes et les droits antérieurs à sa promulgation; et dont la discussion comprend 1.̊ le tableau des diverses législations sur chacune des matières qui sont traitées, 2.̊ des explications sur les lois anciennes et sur le Code, Parijs, Garnery, 1809, 485 p.

CLEMENT, J., Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, 926 p.

COPPENS, C., Het huwelijk 'quoad vinculum': een studie over de secularisering van het huwelijksrecht. Gent 1796-1857, Gent, 1984 (onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Universiteit Gent).

DANNEEL, M., Weduwen en wezen in het laat-middeleeuwse Gent, Leuven, Garant, 1996, 438 p.

DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, VIII/2, Les testaments, Brussel, Bruylant, 1947, 1872 p.

DE RENUSSON, P., Traité du droit de garde-noble et bourgeoise, qu'on appelle bail en plusieurs coustumes, Parijs, Compagnie des Libraires, 1724, 242 p.

DE RUYSSCHER, D., “Balancing interests in stepfamilies: droit de dévolution and bijleving (Southern Low Countries, 16th-18th centuries)” in D. DE RUYSSCHER en E. ALOFS (eds.), Het nieuw samengesteld gezin: recht en geschiedenis, Antwerpen, Maklu, 2013, 49-62.

DE RUYSSCHER, D., “De gehuwde vrouw en de société conjugale (16de-19de eeuw): aanzetten tot een nieuwe benadering”, Pro Memorie 2012, afl. 2, 195-201.

DE WULF, C., BAEL, J., DEVOS, S. en DE DECKER, H., Het opstellen van notariële akten, I, Organieke Wet Notariaat/Personen- en Familierecht/Familiaal Vermogensrecht, Mechelen, Kluwer, 2003, 956 p.

DELVA, W., Huwelijksvermogensstelsels, I, Het huwelijkscontract – Algemene beginselen in Algemene practische rechtsverzameling, Brussel, Larcier, 1956, 210 p.

DESTANBERG, D., Gent onder Jozef II, 1780-1792, Gent, Hoste, 1910, XIV+307 p.

DU MONGH, J., “Huwelijksvoordelen en successieplanning. Voorzichtigheid blijft geboden”, T. Not. 2007, afl. 9, 492-509.

DUINKERKEN, B., Notariaat in overgangstijd 1796-1842, Deventer, Kluwer, 1988, XII+375 p.

GEHLEN, A. Fl., “Gerard van Wassenaer en Arent Lybreghts over huwelijksvoorwaarden (17de -18de eeuw)”, Pro Memorie 2008, afl. 1, 73-84.

GEHLEN, A. Fl., “Het notariaat der Lage Landen in historisch perspectief” in STICHTING TOT BEVORDERING DER NOTARIËLE WETENSCHAP (ed.), Atlas van het notariaat: het notariaat in de wereld: acht eeuwen Latijns notariaat – vier decennia internationale unie, Deventer, Kluwer, 1989, 477-492.

GEHLEN, A. Fl., Het notariaat in de lage landen (± 1250-1842): opstellen over de geschiedenis van het notariaat in de Lage Landen vanaf de oorsprong tot in de negentiende eeuw, Deventer, Kluwer, 2005, X+261 p.

GEHLEN, A. Fl., Notariële akten uit de 17e en 18e eeuw: handleiding voor gebruikers, Zutphen, Walburg pers, 1986, 190 p.

GILISSEN, J., “La coutume dans les “Pays de par-deçà” (Belgique, Pays-Bas, Nord de la France) (XIIe-XVIIIe siècles)” in LA SOCIETE JEAN BODIN (ed.), Recueil de la Société Jean Bodin pour l’histoire comparative des institutions, LII/2, La coutume, Brussel, De Boeck, 1990, 295-309.

GILISSEN, J., “Le statut de la femme dans l’ancien droit belge” in LA SOCIETE JEAN BODIN (ed.), Recueil de la Société Jean Bodin pour l’histoire comparative des institutions, XII/2, La femme, Brussel, Librairie Encyclopédique, 1962, 255-321.

GILISSEN, J., Historische inleiding tot het recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1981, 811 p.

GODDING, P., “L’acte à cause de mort dans les Pays-Bas méridionaux (XIe-XVIIIe s.)” in LA SOCIETE JEAN BODIN (ed.), Recueil de la Société Jean Bodin pour l’histoire comparative des institutions, LX/2, Actes à cause de mort, Brussel, De Boeck-Wesmael, 1993, 161-176.

GODDING, P., “La famille dans le droit urbain de l'Europe du Nord-Ouest au bas moyen-âge” in M. CARLIER en T. SOENS (eds.), The Household in Late Medieval Cities. Italy and Northwestern Europe Compared, Leuven, Garant, 2001, 25-36.

GODDING, P., “Le droit au service du patrimoine familial: les Pays-Bas méridionaux (12e-18e siècle)” in L. BONFIELD (ed.), Marriage, Property, and Succession, Berlijn, Duncker und Humblot, 1992, 15-35.

GODDING, P., “Le droit des gens mariés à Nivelles (14e-15e siècles)”, TRG 1972, afl. 40, 73-117.

GODDING, P., “Les contrats de mariage dans la première moitié du 19e siècle: fidélité à la coutume ou adoption sans réserve du Code Napoléon?”, Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis 1983, afl. 14, 91-114.  

GODDING, P., “Lignage et ménage. Les droits du conjoint survivant dans l'ancien droit belge” in F. RIGAUX (ed.), Famille, droit et changement social dans les sociétés contemporaines, Brussel, Bibliothèque de la Faculté de droit de l'Université catholique de Louvain, 1978, 277-296.

GODDING, P., Le droit privé dans les Pays-Bas méridionaux du 12e au 18e siècle, Brussel,  Palais des Académies, 1987, 598 p.

HALPERIN, J.-L., “Le droit privé de la Révolution: héritage législatif et héritage idéologique”, Annales historiques de la Révolution française 2002, 135-151.

HALPERIN, J.-L., Histoire du droit privé français depuis 1804, Parijs, Presses Universitaires de France, 2001, 384 p.

HEIRBAUT, D. en STORME, M. E., “De Belgische rechtstraditie: van een lang zoeken naar onafhankelijkheid naar een verlangen naar afhankelijkheid?”, TPR 2008, 979-1041.

HEIRBAUT, D., “Conclusions: Codification, a new beginning for the nation? The relationship of the Code civil to the old law and to nationalism” in R. BEAUTHIER, I. RORIVE en J. VANDERLINDEN (eds.), Le Code Napoléon, un ancêtre vénéré? Mélanges offerts à Jacques Vanderlinden, Brussel, Bruylant, 2004, XIII+576 p.

HEIRBAUT, D., “De Franse overheersing in België” in A. M. J. A. BERKVENS, J. HALLEBEEK en A. J. B. SIRKS (eds.), Het Franse Nederland: de inlijving 1810-1813. De juridische en bestuurlijke gevolgen van de 'Réunion' met Frankrijk, Hilversum, Verloren, 2012, 13-31.

HEIRBAUT, D., BAETEMAN, G. en STORME, M., Cumulatieve editie van het Burgerlijk Wetboek: de huidige en de originele tekst met alle wijzigingen in België van 1804 tot 2004, II dln., Mechelen, Kluwer, 2004, 2263 p.

HEIRBAUT, D., Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 416 p.

HESS, B., Intertemporales Privatrecht, Tübingen, Mohr Siebeck, 1998, XXIV+614 p.

HUIJGEN, W. G. en PLEYSIER, A. J. H., De wetgeving op het notarisambt, Deventer, Kluwer, 2001, XVII+293 p.

HUYGENS, J. B. J., Notarius Belgicus oft ampt der notarissen, verdeelt in theorie en practyque. Met byvoeginge van d’Autoriteyten van Rechten, de Placcaerten en Edicten van Syne Majesteyt. Mitsgaders De Formuliere volgens den Modernen Stiele, en hedendaegsche Observantie. Waer naer volgt een extens Vocabulair, Handzame, Familia et patria, 1979, 475 p.

KIRALFY, A. en BAETEMAN, G., Comparative law of matrimonial property: A symposium at the International faculty of comparative law at Luxembourg on the laws of Belgium, England, France, Germany, Italy and The Netherlands, Leiden, Sijthoff, 1972, X+258 p.

LAURENT, F., Principes de droit civil, I, Brussel, Bruylant, 1869, 590 p.

LAURENT, F., Principes de droit civil, IX, Des successions, Brussel, Bruylant, 1873, 684 p.

LAURENT, F., Principes de droit civil, XV, Des donations entre vifs et des testaments, des contrats ou des obligations conventionnelles en général, Brussel, Bruylant, 1878, 675 p.

LAURENT, F., Principes de droit civil, XXI, Du contrat de mariage et des droits respectifs des époux, Brussel, Bruylant, 1878, 580 p.

LAURENT, F., Principes de droit civil, XXII, Du contrat de mariage et des droits respectifs des époux, Brussel, Bruylant, 1878, 594 p.

LAURENT, F., Principes de droit civil, XXIII, Du contrat de mariage et des droits respectifs des époux, Brussel, Bruylant, 1878, 603 p.

LAWLESS, R. M., ROBBENNOLT, J. K. en ULEN, T. S., Empirical methods in law, New York, Aspen Publishers, 2010, XXV+446 p.

LEFEBVRE-TEILLARD, A., Introduction historique au droit des personnes et de la famille, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 475 p.

LESAFFER, R. C. H., Inleiding tot de Europese Rechtsgeschiedenis, Leuven, Leuven University Press, 2008, 481 p.

LOCRE DE ROISSY, J. G., Esprit du Code Napoléon, tiré de la discussion, ou Conférence historique, analytique et raisonnée du projet de Code civil, des observations des tribunaux, des procès-verbaux du Conseil d’Etat, des observations du tribunat, des exposés de motifs, des rapports et discours, &c., &c., IV, Parijs, Imprimerie impériale, 1806, 477 p.

LOCRE DE ROISSY, J. G., Législation civile, commerciale et criminelle, ou commentaire et complément des codes français, V, Brussel, Tarlier, 1836, 386 p.

LOCRE DE ROISSY, J. G., Législation civile, commerciale et criminelle, ou commentaire et complément des codes français, VI, Brussel, Tarlier, 1836, 474 p.

MAARSCHALKERWEERD, PH., ““In den Vergulden Hand”. Regelgeving op het notariaat ten tijde van de Republiek” in P. L. NÈVE, J.A.E. KUYS en J. J. VERBEEK (eds.), Quod Notemus: Zes opstellen over de regelgeving betreffende het notariaat van de middeleeuwen tot vandaag, Deventer, Kluwer, 1993, 27-37.

MACOURS, G., “De visie van de Belgische 19de-eeuwse rechtspraak op de subsidiaire rol van het oude Romeinse recht. Een verkennend onderzoek” in F. STEVENS en D. VAN DEN AUWEELE, “Houd voet bij stuk”. Xenia iuris historiae G. Van Dievoet Oblata, Leuven, Afdeling Romeins recht en Rechtsgeschiedenis, Rechtsfaculteit, 1990, 256-286.

MARTYN, G. en OPSOMMER, R., Geschiedenis van de politiek en van het publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2008, XVI+283 p.

MARTYN, G., Het Eeuwig Edict van 12 juli 1611. Zijn genese en zijn rol in de verschriftelijking van het privaatrecht in Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de provinciën. Studia, LXXXI, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2000, 610 p.

MCCREARY, J. M., “Retroactivity of Laws: An Illustration of Intertemporal Conflicts Law Issues through the Revised Civil Code Articles on Disinherison”, Louisiana Law Review 2002, afl. 62, 1321-1352.

MEIJERS, E. M., Het Ligurisch erfrecht in de Nederlanden, III, Het Oost-Vlaamsche erfrecht, Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon N.V., 1936, 242 p.

MERLIN, P.-A., Répertoire universel et raisonné de jurisprudence, XVI, Ab-Mari, Parijs, Garnery, 1824, 797 p.

MOEYKENS, F., “Keuzebedingen in een vergrijzende samenleving”, Waarvan akte 2002, afl. 6, 10-20.

MONBALLYU, J., Geschiedenis van het familierecht. Van de late middeleeuwen tot heden, Leuven, Acco, 2006, 223 p.

NÈVE, P. L., “Huwelijksvermogensrechtelijke stelsels en veel voorkomende aanvullende/afwijkende bedingen in de periode vóór de codificatie”, Pro Memorie 2008, afl. 1, 85-98.

OOSTERBOSCH, M., “De Regelgeving op Notariaat in de Nederlanden tijdens de late Middeleeuwen” in P. L. NÈVE, J.A.E. KUYS en J. J. VERBEEK (eds.), Quod Notemus: Zes opstellen over de regelgeving betreffende het notariaat van de middeleeuwen tot vandaag, Deventer, Kluwer, 1993, 1-13.

OOSTERBOSCH, M., “Het notariaat in de Belgische territoria tijdens de Middeleeuwen” in C. BRUNEEL, P. GODDING en F. STEVENS (eds.), Het notariaat in België van de Middeleeuwen tot heden, Brussel, Gemeentekrediet, 1998, 11-94.

ÖRÜCÜ, E. en NELKEN, D., Comparative Law: a Handbook, Oxford, Hart, 2007, X+469 p.

OST, F., Le temps du droit, Parijs, Odile Jacob, 1999, 384 p.

PETITJEAN, M. en FORTUNET DE LOISY, F., Les contrats de mariage à Dijon et dans la campagne bourguignonne de la fin du XVIIIe siècle au milieu du XIXe siècle, Dijon, Centre de recherches historiques d’Université de Dijon, 1980, 418 p.

PETOT, P. en VANDENBOSSCHE, A., “Le statut de la femme dans les pays coutumiers français du XIIIe au XVIIe siècle” in LA SOCIETE JEAN BODIN (ed.), Recueil de la Société Jean Bodin pour l’histoire comparative des institutions, XII/2, La femme, Brussel, Librairie Encyclopédique, 1962, 243-254.

PICARD, E. en D’HOFFSCHMIDT, N., Pandectes Belges, encyclopédie de législation, de doctrine et de jurisprudence belges, XXV, Brussel, Larcier, 1888, 1307 p.

PINTENS, W., DECLERCK, C., DU MONGH, J. en VANWINCKELEN, K., Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2010, 1345 p.

PITLO, A. en GEHLEN, A. Fl., De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken, Deventer, Kluwer, 2004, XXVI+219 p.

REUSENS, E., WILS, J. en SCHILLINGS, A., Matricule de l'Université de Louvain, VIII, 1734-1776, Brussel, Académie royale de Belgique. Commission royale d'histoire, 1963, 523 p.

REUSENS, E., WILS, J. en SCHILLINGS, A., Matricule de l'Université de Louvain, IX, 1776-1789, Brussel, Académie royale de Belgique. Commission royale d'histoire, 1967, 330 p.

ROES, J. S. L. A. W. B., Het naaste bloed erfde het goed: de positie van de langstlevende echtgenoot in het Nederlandse erfrecht bij versterf, I, De periode van het oud-vaderlandse recht (tot 1809), Deventer, Kluwer, 2006, 505 p.

SAGNAC, P., La législation civile de la révolution française (1789-1804): la propriété et la famille, Parijs, Fontemoing, 1899, 445 p.

SALMAN, J., Populair drukwerk in de Gouden Eeuw: de almanak als lectuur en handelswaar, Zutphen, Walburg pers, 1999, 495 p.

SCHRANS, G., Van wit naar blauw: Gent tussen 1780 en 1842, Gent, Snoeck, 2010, 256 p.

SPRUYT, E., RUYSSEVELDT, J. en DONS, P., Praktijkgids successierecht en –planning, Kapelle-op-den Bos, Toth, 2003, 1032 p.

STEVENS, F., “Als een rots in de branding? Het notariaat en de Franse revolutionaire wetgeving over het notarisambt (1791-1803)” in P. L. NÈVE, J.A.E. KUYS en J. J. VERBEEK (eds.), Quod Notemus: Zes opstellen over de regelgeving betreffende het notariaat van de middeleeuwen tot vandaag, Deventer, Kluwer, 1993, 39-57.

STEVENS, F., “De opleiding en de toegang tot het notariaat in België sinds 3 prairial jaar IV (22 mei 1796)”, Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis 1998, afl. 1-2, 117-151.

STEVENS, F., “Résistances et acculturation aux codes. Le Code de 1804 et les actes de la pratique en Belgique” in R. BEAUTHIER, I. RORIVE en J. VANDERLINDEN (eds.), Le Code Napoléon, un ancêtre vénéré? Mélanges offerts à Jacques Vanderlinden, Brussel, Bruylant, 2004, 207-215.

STEVENS, F., Revolutie en notariaat: Antwerpen 1794-1814, Assen, Van Gorcum, 1994, XXXII+341 p.

THEEWEN, E. M., Napoléons Anteil am Code civil, Berlijn, Duncker und Humblot, 1991, 263 p.

TILLEMAN, B., Algemene inleiding tot het recht, Leuven, Acco, 2010, XX+302 p.

VAN DIEVOET, G., “Notarisboeken en formulierboeken voor notarissen in de Zuidelijke Nederlanden van 1500 tot 1800” in P. L. NÈVE en J. J. VERBEEK (eds.), Forma servata: vijf opstellen over formulieren en formulierboeken in het notariaat van de Middeleeuwen tot vandaag, Kluwer, Deventer, 1998, 51-84.

VAN GERVEN, W., Beginselen van Belgisch privaatrecht, I, Algemeen deel, Gent, Story-Scientia, 1987, VI+519 p.

VAN HILLE, W., Le droit des gens mariés en Flandre à la fin de l’ancien régime, Brussel, Bruylant, 1930, 342 p.

VAN OOSTERWYCK, G., “Huwelijksvoordelen en contractuele erfstellingen”, TPR 1985, 227-259.

VAN QUICKENBORNE, M., Contractuele erfstelling, Gent, Story-Scientia, 1991, XVIII+359 p.

VAN SINAY, T., “Trouwen en (niet) erven. Over de vermogensrechtelijke positie van de overlevende echtgenoot in het oude recht (II)”, Jura Falc. 1982-83, afl. 2, 259-283.

VAN SINAY, T., “Trouwen en (niet) erven. Over de vermogensrechtelijke positie van de overlevende echtgenoot in het oude recht (III)”, Jura Falc. 1982-83, afl. 3, 430-444.

VERBEKE, A., BUYSSENS, F. en DERYCKE, H., Vermogensplanning met effect na overlijden: langstlevende, Gent, Larcier, 2006, XIV+141 p.

VIOLLET, P., Histoire du droit civil français, accompagnée de notions de droit canonique et d’indications bibliographiques, Parijs, Librairie de la société du recueil général des lois et des arrêts, 1905, VIII+1012 p.

WEIJERMARS, J., Stiefbroeders: Zuid-Nederlandse letteren en natievorming onder Willem I, 1814-1834, Hilversum, Verloren, 2012, 423 p.

X, Nieuwen Almenach, curieus en util, voor het jaer 1779, ofte den getrouwen wegwyzer der stad Gend, zoo voor de Vremdelingen als voor de Inwoonders der zelve Stad, Gent, Philippe Gimblet, 1778.

X, Nieuwen Almenach, curieus en util, voor het jaer 1783, ofte den getrouwen wegwyzer der stad Gend, zoo voor de Vremdelingen als voor de Inwoonders der zelve Stad, Gent, Philippe Gimblet, 1782.