Endocrinology of ovarian stimulation

Sari Daelemans
Persbericht

Endocrinology of ovarian stimulation

Uitzonderingen zijn er altijd

Inleiding

Zoals we allemaal weten zijn onvruchtbaarheidsproblemen niets onbekend in onze maatschappij. Er zijn veel technieken ontwikkeld om deze onvruchtbaarheid te omzeilen. Eén daarvan is in vitro fertilisatie of ook wel de alom bekende ‘proefbuisbaby’s’.

De eerste succesvolle geboorte vond plaats in 1978. Sindsdien zijn er al duizenden baby’s verwekt gebruikmakend van deze techniek. De procedure is over de laatste jaren meer en meer aangepast om complicaties te vermijden. Toch, met alle kennis die er nu is, blijven er vrouwen complicaties ontwikkelen tijdens deze behandeling. Zien we iets over het hoofd?

In vitro fertilisatie

IVF is een techniek waarbij de vrouw hormonen toegediend krijgt die gelijkaardig zijn aan de hormonen die gemaakt worden in het brein voor de rijping van een eicel. Enerzijds is er een hormoon, GnRH, dat ervoor zorgt dat het brein geen hormonen produceert die verantwoordelijk is voor de eisprong. Anderzijds hebben we een hormoon, FSH, dat wordt toegediend om de eicellen te doen rijpen. Er wordt voldoende gegeven zodat er meer dan 1 eicel zich ontwikkeld in de eierstok. Wanneer er genoeg eicellen de juiste grootte hebben, wordt een derde hormoon, hCG, ook wel het zwangerschapshormoon, toegediend om de rijping van de eicel te voltooien. Deze is namelijk heel gelijkend aan het hormoon dat het lichaam aanmaakt om een de rijping te voltooien maar met enkele structurele en functionele verschillen.

Hierna worden de eicellen geaspireerd en vindt de bevruchting met een spermacel plaats buiten het lichaam. Na de bevruchting worden de gevormde embryo’s teruggeplaatst in de baarmoeder van de vrouw en nestelt deze zich hopelijk in het slijmvlies van de baarmoeder met de ontwikkeling van een baby tot gevolg.

Deze techniek verloopt echter niet zonder gevaren. Bij sommige vrouwen is een gewone dosis van FSH veel sterker dan bij de meeste andere vrouwen. Het gevolg is dat de eierstokken te fel reageren op dit hormoon met als gevolg dat de eierstokken vergroten. Er ontstaan cysten op de eierstokken die pijn veroorzaken. Er komt ook een stof vrij die de doorlaatbaarheid van bloedvaten vergroot waardoor er vocht uit de bloedvaten sijpelt tussen de weefsels. Gevolg hiervan is vocht in de buikholte, hartzakje en longen, en een algemene vermindering van het volume bloed in de bloedvaten. Verdere levensbedreigende complicaties die zich kunnen voordoen zijn een scheur van de eierstokken met een bloeding tot gevolg, maar ook klontervorming in het bloed en nierfalen. Deze complicatie staat bekend als het ovarieel hyperstimulatie syndroom of ook wel OHSS.

De oorzaak van deze aandoening bleek o.a. te liggen in het gebruik van het zwangerschapshormoon als voltooiing van de rijping van de eicel. Het laatst ontwikkelde protocol maakt geen gebruik meer van het zwangerschapshormoon en zou het risico tot nul moeten brengen. Jammer genoeg is dit niet het geval, uitzonderingen zijn er altijd.

Tot nu toe zijn er nog maar 6 vrouwen gemeld die OHSS ontwikkeld hebben na een zwangerschapshormoon-vrije behandeling.

Hoe kan dit? Zijn we iets vergeten? Het proces van de aandoening is bijna volledig opgehelderd en toch. Het vermoeden dat er misschien een genetische achtergrond bestaat voor het ontwikkelen van OHSS wordt hierdoor groter.

Het is dus interessant om deze genetische achtergrond te achterhalen en zo nog meer inzicht te krijgen in het ontstaan van OHSS. Dit kan leiden tot een verdere aanpassing van het stimulatie protocol waardoor het risico op OHSS effectief tot nul kan worden gebracht.

Het onderzoek

Het onderzoek zal bestaan uit het bepalen van de code van alle genen van 10 vrouwen die OHSS hebben ontwikkeld na een zwangerschapshormoon-vrij protocol en 200 controle vrouwen die hetzelfde protocol hebben ondergaan en geen OHSS ontwikkeld hebben. Vervolgens gaan we kijken naar afwijkingen in de code van specifieke genen die vermoedelijk betrokken zijn bij het ontstaan van OHSS. Deze genen gaan we eerst vergelijken met het algemene volk zodat we vaak voorkomende verschillen die waarschijnlijk geen invloed hebben op de voortplanting eruit kunnen halen. Nadien gaan we de afwijkingen vergelijken met de controle patiënten. We doen dit met deze patiënten omdat zij even moeilijk en waarschijnlijk met dezelfde voortplantingsproblemen zitten als de casussen.

Als er geen afwijkingen te vinden zijn in de code van de genen die we vermoeden dat betrokken zijn, hebben we toch nog de andere genen om naar eventuele andere genen te kijken die er iets mee te maken kunnen hebben, maar minder voor de hand liggen. Deze analyse doen we op dezelfde manier.

Hopelijk kunnen we met dit onderzoek meer licht schijnen op het mysterie van het ontstaan van OHSS, het voorkomen ervan elimineren en zorgen dat bijna elke vrouw met een kinderwens deze op een veilige manier kan vervullen.    

Bibliografie

AL-INANY, H. G.  et al. GnRH antagonists are safer than agonists: an update of a Cochrane review. In: (Ed.). Hum Reprod Update. England, v.17, 2011.  p.435.  ISBN 1460-2369 (Electronic)

1355-4786 (Linking).

 

BLOCKEEL, C.; DEVROEY, P. Optimisation of the follicular phase in IVF/ICSI. Facts Views Vis Obgyn, v. 4, n. 3, p. 203-12,  2012. ISSN 2032-0418 (Print)

2032-0418 (Linking). 

 

BOIVIN, J.  et al. International estimates of infertility prevalence and treatment-seeking: potential need and demand for infertility medical care. Hum Reprod, v. 22, n. 6, p. 1506-12, Jun 2007. ISSN 0268-1161 (Print)

0268-1161. 

 

BORON, W. F.; BOULPAEP, E. L. Medical physiology.    2009.

 

BRAAT, D. D.  et al. Maternal death related to IVF in the Netherlands 1984-2008. In: (Ed.). Hum Reprod. England, v.25, 2010.  p.1782-6.  ISBN 1460-2350 (Electronic)

0268-1161 (Linking).

 

CRAMER, D. W.  et al. Gonadotropin-releasing hormone agonist use in assisted reproduction cycles: the influence of long and short regimens on pregnancy rates. In: (Ed.). Fertil Steril. United States, v.72, 1999.  p.83-9.  ISBN 0015-0282 (Print)

0015-0282 (Linking).

 

DAYA, S. Gonadotropin releasing hormone agonist protocols for pituitary desensitization in in vitro fertilization and gamete intrafallopian transfer cycles. In: (Ed.). Cochrane Database Syst Rev. England, 2000.  p.CD001299.  ISBN 1469-493X (Electronic)

1361-6137 (Linking).

 

DEVROEY, P.; POLYZOS, N. P.; BLOCKEEL, C. An OHSS-Free Clinic by segmentation of IVF treatment. In: (Ed.). Hum Reprod. England, v.26, 2011.  p.2593-7.  ISBN 1460-2350 (Electronic)

0268-1161 (Linking).

 

FATEMI, H. M.; BLOCKEEL, C.; DEVROEY, P. Ovarian stimulation: today and tomorrow. In: (Ed.). Curr Pharm Biotechnol. Netherlands, v.13, 2012.  p.392-7.  ISBN 1873-4316 (Electronic)

1389-2010 (Linking).

 

FATEMI, H. M.  et al. Severe ovarian hyperstimulation syndrome after gonadotropin-releasing hormone (GnRH) agonist trigger and "freeze-all" approach in GnRH antagonist protocol. Fertil Steril, v. 101, n. 4, p. 1008-11, Apr 2014. ISSN 1556-5653 (Electronic)

0015-0282 (Linking). 

 

FERRARETTI, A. P.  et al. Assisted reproductive technology in Europe, 2008: results generated from European registers by ESHRE. In: (Ed.). Hum Reprod. England, v.27, 2012.  p.2571-84.  ISBN 1460-2350 (Electronic)

0268-1161 (Linking).

 

GURBUZ, A. S.  et al. Gonadotrophin-releasing hormone agonist trigger and freeze-all strategy does not prevent severe ovarian hyperstimulation syndrome: a report of three cases. Reprod Biomed Online, v. 29, n. 5, p. 541-4, Nov 2014. ISSN 1472-6491 (Electronic)

1472-6483 (Linking). 

 

HILLIER, S. G. IVF endocrinology: the Edwards era. In: (Ed.). Mol Hum Reprod. England, v.19, 2013.  p.799-808.  ISBN 1460-2407 (Electronic)

1360-9947 (Linking).

 

HUMAIDAN, P.  et al. GnRH agonist (buserelin) or hCG for ovulation induction in GnRH antagonist IVF/ICSI cycles: a prospective randomized study. In: (Ed.). Hum Reprod. England, v.20, 2005.  p.1213-20.  ISBN 0268-1161 (Print)

0268-1161 (Linking).

 

HUMAIDAN, P. et al. The luteal phase after GnRH-agonist triggering of ovulation: present and future perspectives. In: (Ed.). Reprod Biomed Online. Netherlands: 2011 Reproductive Healthcare Ltd. Published by Elsevier Ltd, v.24, 2012.  p.134-41.  ISBN 1472-6491 (Electronic)

1472-6483 (Linking).

 

MACKLON, N. S.  et al. The science behind 25 years of ovarian stimulation for in vitro fertilization. In: (Ed.). Endocr Rev. United States, v.27, 2006.  p.170-207.  ISBN 0163-769X (Print)

0163-769X (Linking).

 

MONTANELLI, L.  et al. A mutation in the follicle-stimulating hormone receptor as a cause of familial spontaneous ovarian hyperstimulation syndrome. J Clin Endocrinol Metab, v. 89, n. 4, p. 1255-8, Apr 2004. ISSN 0021-972X (Print)

0021-972X (Linking). 

 

OEHNINGER, S.; HODGEN, G. D. Induction of ovulation for assisted reproduction programmes. Baillieres Clin Obstet Gynaecol, v. 4, n. 3, p. 541-73, Sep 1990. ISSN 0950-3552 (Print)

0950-3552 (Linking). 

 

ORVIETO, R.  et al. Interleukin-2 and SOCS-1 proteins involvement in the pathophysiology of severe ovarian hyperstimulation syndrome-a preliminary proof of concept. In: (Ed.). J Ovarian Res, v.7, 2014.  p.106.  ISBN 1757-2215 (Electronic)

1757-2215 (Linking).

 

 

PAPANIKOLAOU, E. G.  et al. Incidence and prediction of ovarian hyperstimulation syndrome in women undergoing gonadotropin-releasing hormone antagonist in vitro fertilization cycles. Fertil Steril, v. 85, n. 1, p. 112-20, Jan 2006. ISSN 0015-0282. 

 

PRACTICE COMMITTEE OF AMERICAN SOCIETY FOR REPRODUCTIVE MEDICINE Ovarian hyperstimulation syndrome. In: (Ed.). Fertil Steril. United States, v.90, 2008.  p.S188-93.  ISBN 1556-5653 (Electronic)

0015-0282 (Linking).

 

RABIN, D.; MCNEIL, L. W. Pituitary and gonadal desensitization after continuous luteinizing hormone-releasing hormone infusion in normal females. J Clin Endocrinol Metab, v. 51, n. 4, p. 873-6, Oct 1980. ISSN 0021-972X (Print)

0021-972X (Linking). 

 

SEYHAN, A.  et al. Severe early ovarian hyperstimulation syndrome following GnRH agonist trigger with the addition of 1500 IU hCG. In: (Ed.). Hum Reprod. England, v.28, 2013.  p.2522-8.  ISBN 1460-2350 (Electronic)

0268-1161 (Linking).

 

SOARES, S. R. Etiology of OHSS and use of dopamine agonists. In: (Ed.). Fertil Steril. United States: 2012 American Society for Reproductive Medicine. Published by Elsevier Inc, v.97, 2012.  p.517-22.  ISBN 1556-5653 (Electronic)

0015-0282 (Linking).

 

TARLATZIS, B. C.  et al. Comparative incidence of ovarian hyperstimulation syndrome following ovarian stimulation with corifollitropin alfa or recombinant FSH. In: (Ed.). Reprod Biomed Online. Netherlands: 2012 Reproductive Healthcare Ltd. Published by Elsevier Ltd, v.24, 2012.  p.410-9.  ISBN 1472-6491 (Electronic)

1472-6483 (Linking).

 

VLOEBERGHS, V.  et al. Ovarian hyperstimulation syndrome and complications of ART. In: (Ed.). Best Pract Res Clin Obstet Gynaecol. Netherlands, v.23, 2009.  p.691-709.  ISBN 1532-1932 (Electronic)

1521-6934 (Linking).

 

ZEGERS-HOCHSCHILD, F.  et al. International Committee for Monitoring Assisted Reproductive Technology (ICMART) and the World Health Organization (WHO) revised glossary of ART terminology, 2009. In: (Ed.). Fertil Steril. United States, v.92, 2009.  p.1520-4.  ISBN 1556-5653 (Electronic)

0015-0282 (Linking).

 

 

Universiteit of Hogeschool
Geneeskunde
Publicatiejaar
2015
Kernwoorden
Share this on: