Niet vanzelfsprekend: Visies op hoe kinderen uit moslimgezinnen spreken over ervaringen van seksueel misbruik.
Er is heel wat kennis over seksueel misbruik van kinderen en ook over de manier waarop deze kinderen hierover kunnen praten. Deze kennis wordt toegepast door onder andere hulpverleners, therapeuten en politieverhoorders. Hierbij vertrekt men evenwel gewoonlijk vanuit onze gemiddelde Belgische context, maar de context waarin kinderen opgroeien wordt steeds meer divers. Heel wat kinderen in België groeien op in moslimgezinnen. Hoe vertaalt dit zich nu naar situaties van seksueel misbruik? Heeft het opgroeien in een moslimgezin invloed op de manier waarop kinderen kunnen praten over hun ervaringen van seksueel misbruik? Zo ja, welke elementen spelen een rol in hoe deze kinderen over hun ervaringen praten en hoe uiten die elementen zich? Dat zijn de vragen waarop dit onderzoeksrapport een antwoord tracht te bieden.
Het antwoord op deze vragen werd gezocht door het voeren van verkennend kwalitatief onderzoek onder de vorm van veldwerk bij kinderverhoorders van de politie en interviews met hulpverleners met zowel een Belgische als een allochtone, islamitische achtergrond, die ervaring hebben met het werken met kinderen uit moslimgezinnen. De bevindingen uit het verkennend kwalitatief onderzoek worden in verband gebracht met bestaande literatuur. Tijdens het onderzoek bleek dat er vanuit het werkveld veel interesse is voor het onderwerp, dat volgens veel hulpverleners onderbelicht is gebleven tot nu toe.
Al vroeg in het onderzoek bleek dat het antwoord op de vraag of het opgroeien in een moslimgezin invloed heeft op hoe kinderen praten over seksueel misbruik ‘ja’ is: hulpverleners en politieverhoorders zien een verschil. Over seksueel misbruik praten is nooit eenvoudig, ook niet voor kinderen uit een ‘doorsnee’ Vlaams gezin maar voor kinderen uit moslimgezinnen spelen specifieke elementen die de zaken bemoeilijken. Deze elementen hebben een invloed op zowel het melden van seksueel misbruik als op het bespreken van het misbruik. De drempel naar de hulpverlening blijkt hoger te zijn en, eens de stap naar de hulpverlening is gezet, zijn er bepaalde aspecten die invloed hebben op het spreken over hun ervaringen. Hieronder worden de grote lijnen op een rijtje gezet.
Religieuze beleving speelt een rol in hoe mensen omgaan met situaties, zo ook met seksueel misbruik. Bepaalde ideeën zoals het belang van geduld hebben, het concept van lotsbestemming en de overtuiging dat daders zullen gestraft worden in het hiernamaals zien hulpverleners vaak terugkeren in het werken met moslims over dit onderwerp. Deze concepten kunnen zowel een ondersteunende als een remmende rol spelen.
Op het thema seksueel misbruik rust een zwaar taboe: binnen de moslimgemeenschap wordt over het onderwerp liever niet gesproken en er is weerstand vanuit de gemeenschap om naar hulpverleningsinstanties te stappen. Dit hangt samen met wat hulpverleners aangeven als een gebrek aan praatcultuur over emoties en seksualiteit. Daarenboven komt dat taal, letterlijk, een probleem kan vormen en de outreach naar deze doelgroep niet altijd een prioriteit is vanuit de, zowel reguliere als islamitische, hulpverlening. Als meldingen van seksueel misbruik naar boven komen, gebeurt dit meestal nadat de kinderen al om andere redenen in een hulpverleningstraject zitten. Het naar buiten treden met dergelijke ervaringen heeft zoveel gevolgen voor de kinderen en hun families dat de voordelen van hulp zoeken voor hen niet lijken op te wegen tegen de nadelige gevolgen van het vertellen van deze ervaringen.
Eer en schaamte zijn belangrijke concepten binnen de moslimgemeenschap. Dit uit zich in het belang dat gehecht wordt aan het behoud van maagdelijkheid bij de meisjes, met alle gevolgen van dien, en het verlies van mannelijkheidsgevoel bij misbruikte jongens.
Het praten over seksueel misbruik brengt, samen met het belang van eer, bepaalde angsten met zich mee die specifiek zijn voor kinderen uit moslimgezinnen: kinderen zijn bang om niet te worden geloofd, te worden verstoten, geen huwelijkspartner meer te vinden, … . Bovendien heerst er veel angst voor verschillende vormen van wraakacties.
Verder kwam in dit onderzoek het belang van familiestructuren sterk tot uiting. Familiebanden strekken vaak ruimer dan het kerngezin, wat problematisch kan zijn maar ook kan worden ingezet voor de begeleiding van de kinderen, indien dit goed wordt opgevangen door de hulpverlening. Bepaalde rolpatronen, zoals de taakverdeling tussen de ouders en de rol van broers, zijn ook aspecten die een invloed hebben op de hulpverlening bij seksueel misbruik.
Door het taboe in stand te houden wordt de kwetsbaarheid van de kinderen vergroot doordat de daders duchtig inspelen op hun angsten en blijft het spreken voor slachtoffers heel moeilijk. Een taboe doorbreken is natuurlijk eenvoudiger gezegd dan gedaan maar dit onderzoek biedt alvast enkele suggesties voor verdere stappen in de goede richting. Want elk kind verdiend het gehoord en erkend te worden.
Bibliografie
Ohlrichs, Y., & van der Vlugt, I. (2013). Zwijgen is zonde. RutgersWPF.
Ahmed, S., & Amer, M. (Red.). (2012). Counseling Muslims: Handbook of Mental Health Issues and Interventions. New York: Taylor & Francis Group.
Al-Mateen, C. S., & Afzal, A. (2004). The Muslim child, adolescent, and family. Child Adolescent Psychiatric Clinics, 183-200.
Bakker, H. (2014, mei 11). Religie in de spreekkamer: Seksueel misbruik, het geloof en de eer. Opgehaald van https://www.movisie.nl/artikel/religie-spreekkamer
Brenninkmeijer, N., Geerse, M., & Roggeband, G. (2008). Eindrapport eergerelateerd geweld in Nederland: onderzoek naar de beleving en aanpak van eergerelateerd geweld in Nederland. Amsterdam: Vrije Universiteit.
Cameron, H., Bhatti, D., Duce, C., Sweeney, J., & Watkins, C. (2010). Talking about God in Practice: Theological Action Research and Practical Theology. London: SCM Press.
Cense, M. (2002). Door nieuwe ogen. Betekenisgeving en hulp na seksueel geweld in cultureel perspectief. Utrecht: TransAct.
Cense, M. (2012). Andere cultuur, andere grens. Jongeren en grensoverschrijdend seksueel gedrag. Kind en Adolescent, 33(4), 264-270.
Cense, M., & van Dijk, L. (2012). Laveren tussen loyaliteit en autonomie. Seksuele ontwikkeling en beleving van allochtone jongeren. Utrecht: Rutgers wpf.
Cloninger, C., Dragan, M., Svrakic, M., & Przybeck, T. (1993). A Psychobiological Model of Temperament and Character. Archives of General Psychiatry, 12 50, 975-990.
Deug, F. (1990). En dan ben je pas echt ver van huis : Turkse en Marokkaanse vrouwen en meisjes over seksueel geweld en de hulpverlening. Utrecht: Stichting tegen seksueel geweld.
Dillen, C. (2012). Videoverhoor minderjarigen.
European Commission. (2012). Special Eurobarometer 393 Report: iscrimination in the EU in 2012. European Commission.
Frans, E. (Red.). (2009). Seksueel gransoverschrijdend gedrag. Sensoa.
Haboush, K., & Alyan, H. (2013). “Who Can You Tell?” Features of Arab Culture That Influence Conceptualization and Treatment of Childhood Sexual Abuse. Journal of Child Sexual Abuse(22:5), 499-518.
Heemelaar, M. (2008). Seksualiteit, intimiteit en hulpverlening: informatie en communicatietraining voor sociaal-agogisch hulpverleners en verpleegkundigen (3 ed.). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Lodewijckx, E., & Hendrickx, K. (2001). Marokkaanse jongeren over seksualitiet. In Jaarboek seksualitiet - relaties - geboorteregeling. Gent: CGSO.
Marhé, U. (2000). Tapu Sjén/Bedek je schande: Surinamers en incest. Amsterdam: Uitgeverij Van Gennep.
Molhoop, S. (1999). Geduld heeft de tranen gedroogd. De bespreekbaarheid van seksueel geweld. Misbruik in de Marokkaanse gemeenschap. Amsterdam: Stunpunt Seksueel Geweld.
Sensoa. (sd). Feiten & cijfers: Seksueel grensoverschrijdend gedrag jongeren. www.sensoa.be, Belgie. Opgeroepen op 2015, van Senoa: http://www.sensoa.be/printpdf/406
Slendebroek, A., & El Mouridi, M. (2010). Niets is erger dan het vertellen. Visies, 23-25.
Smerecnk, C., Schaalma, H., Gerjo, K., Meijer, S., & Poelman, J. (2010). An exploratory study of Muslim adolescents' views on sexuality. Implications for sex education and prevention. BMC Public Health.
Steunpunt Seksueel Geweld. (2001). Cultuurspecifieke hulpverlening na seksueel geweld. Congresbundel. Amsterdam: GGD Amsterdam.
Thys, T. (2012). Intern werkdocument Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen.
van der Zee, R. (2010). Een meisje voor dag en nacht. Breda: De Geus.
van Lee, L., & Mouthaan, I. (2007). Ouders en de seksuele opvoeding van kinderen. Marokkaanse en Turkse moeders aan het woord. Tijdschrift voor seksuologie, 31, 3-10.
Venicz, E. (2005). Jeugdprostitutie. In J. Hermanns, C. Nijnatten, F. Verheij, & M. Reuling (Red.), Handboek jeugdzorg deel 1 (pp. 375-387). Houten: Bohn stafleu van Loghum.
Yerden, I. (2001). Ik bepaal mijn lot. Turkse meisjes in conflictsituaties. Amsterdam: Het Spinhuis.