Superstimmung oder super Stimmung? Eine korpusbasierte Analyse zum Gebrauch von Substantiven und Fügungen mit super
Superstimmung oder super Stimmung? Eine korpusbasierte Analyse zum Gebrauch von Substantiven und Fügungen mit super
Richtig supergeil!
Voor de Duitse supermarktketen Edeka bouwde Friedrich Liechtenstein zijn lied Supergeil om tot een hippe reclamespot. Het YouTube-filmpje heeft maar liefst meer dan 14 miljoen kijkcijfers[1]. Liechtensteins hit diende dan ook als inspiratiebron voor het onderwerp van mijn scriptie: het woord super.
„Hoe kan je nu in godsnaam een thesis schrijven over één woordje?” vragen de meesten zich af. Het hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn. Het viel me al snel op dat er in het geschreven Duits twee mogelijke schrijfwijzen bestaan om aan te tonen dat je iets super vindt:
- (a) super Stimmung
- (b) Superstimmung
In (a) wordt super als onvervoegd adjectief bij een substantief gebruikt en in (b) komt super als prefix gebonden voor. Het wordt dus ofwel zelfstandig gebruikt ofwel samengevoegd tot een nieuw woord. Welke factoren een invloed uitoefenen op de keuze tussen een van de twee varianten, wordt in mijn scriptie onderzocht. Er werd een corpus samengesteld van 500 syntagma’s[2], vgl. (a) en 500 substantieven, vgl. (b). De gegevens komen uit kranten- en tijdschriftartikels en worden a.d.h.v. zes variabelen onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn erg interessant te noemen. Verschillende tendensen konden worden vastgesteld, waarvan ik er hier twee bespreek.
Er wordt bijvoorbeeld onderzocht of het woord super in syntagma’s en substantieven dezelfde betekenis heeft. De standaardbetekenis van super kennen we als bijzonder goed, geweldig. Uit de resultaten van het onderzoek kon ik afleiden dat het semantische bereik van het prefix veel groter is dan dat van het adjectief. Super- in samenstellingen kan maar liefst negen verschillende betekenissen hebben. Super in Supermarkt heeft niet dezelfde betekenis als super in super Auto. In Supermarkt duidt super de grootte aan en een super Auto is een heel bijzondere, coole, geweldige auto. In Superkatastrophe versterkt super het negatieve woord Katastrophe. Het is dus een bijzonder erge catastrofe. Superphoshat is een stof, die heel veel fosfaat bevat en een Superposition is een positie, die zich boven de normale positie bevindt. Daartegenover draagt super als adjectief bijna uitsluitend de betekenis bijzonder goed, geweldig.
Een tweede variabele van het corpusonderzoek is de tekstlengte van de tekst waarin het syntagma of substantief zich bevindt. Er werd vastgesteld dat syntagma’s vooral in langere teksten voorkomen en substantieven vooral in korte tekstjes zoals in onderschriften van afbeeldingen, inleidingen en titels van krantenartikels:
- (c) Sechs Wochen Super-Stau auf der A2 (Braunschweiger Zeitung)
- (d) BU: Die "Superbude" an der Ecke Juliusstraße/Stresemannstraße von außen (Hamburger Morgenpost)[3]
- (e) Gibt es Leben auf der Super-Erde? (Rhein-Zeitung)
Om mijn scriptie wat meer body te geven, koos ik ervoor de gegevens statistisch te analyseren d.m.v. een classificatieboom. Uit deze classificatie kon ik afleiden welke variabelen alsook welke onderlinge combinaties van variabelen statistisch betekenisvol zijn. Er werd vastgesteld dat verschillende combinaties van variabelen een invloed uitoefenen op de keuze tussen een van de varianten.
Met mijn scriptie wil ik aantonen dat er ook op taalkundig gebied interessant onderzoek verricht wordt. Taalkunde is helemaal niet saai en kan ons veel leren over het functioneren van een taal. Super, nietwaar?
[1] https://www.youtube.com/watch?v=jxVcgDMBU94
[2] Een syntagma is een groep samenhorende elementen. In dit geval is “super + substantief” een syntagma.
[3] Bu staat voor Bildunterschrift en betekent onderschrift
Literaturverzeichnis
Wörterbücher
Auberle, Anette und Annette Klosa: Duden: Herkunftswörterbuch: Etymologie der Deutschen Sprache. [4. Auflage] Mannheim: Dudenverlag 2007.
Duden: Deutsches Universalwörterbuch. [7. Auflage] Mannheim: Dudenverlag 2011.
Duden online: www.duden.de (abgerufen am 14. Mai 2015)
Kluge, Friedrich und Elmar Seebold: Etymologisches Wörterbuch der deutschen Sprache. [24. Auflage] Berlin: de Gruyter 2002.
Kraif, Ursula et al.: Duden: Das Fremdwörterbuch: Unentbehrlich für das Verstehen und den Gebrauch fremder Wörter. [10. Auflage] Mannheim: Dudenverlag 2011.
Kunkel-Razum, Kathrin et al.: Duden: Die Grammatik: Unentbehrlich für richtiges Deutsch. [8. Auflage] Mannheim: Dudenverlag 2009.
Schulz, Hanz, Otto Basler und Gerhard Strauß: Deutsches Fremdwörterbuch. [2. Auflage] Berlin: de Gruyter 1978.
Sonstige Literatur
Altmann, Hans: Prüfungswissen Wortbildung. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht 2011.
Bär, Jochen A.: „Kürze als grammatisches Problem: determinative Verschränkungen. Phänomene der Ersparung im Übergangsbereich von Wortbildung und Syntax“. In: Sprachliche Kürze. Konzeptuelle, strukturelle und pragmatische Aspekte. Hg. v. Jochen A. Bär, Thorsten Roelcke et al. Berlin: de Gruyter 2007, S. 310-318.
Bergmann, Rolf: „‘Europäismus‘ und ‚Internationalismus‘. Zur lexikologischen Terminologie“. In: Sprachwissenschaft 20 (1995), S. 239-277.
Carstensen, Broder: Englische Einflüsse auf die deutsche Sprache nach 1945. Heidelberg: Winter 1965.
Dargiewicz, Anna: Fremde Elemente in Wortbildungen des Deutschen: zu Hybridbildungen in der deutschen Gegenwartssprache am Beispiel einer raumgebundenen Untersuchung in der Universitäts- und Hansestadt Greifswald. Frankfurt: Lang-Ed 2013.
De Cuypere, Ludovic: „Iconiciteit in taal: evolutionarisme en creativiteit“. In: Studies van de BKL 1 (2006).
Eggeling, Willi J.: „Das Fremdwort in der Sprache der Politik“. In: Fremdwortdiskussion. Hg. von Peter Braun. München: Fink 1979, S. 272-314.
Eisenberg, Peter: Das Fremdwort im Deutschen. [2. Auflage] Tübingen: de Gruyter 2012.
Elsen, Hilke: „Deutsche Konfixe“. In: Deutsche Sprache 33 (2005), S. 133-140.
Elsen, Hilke: Grundzüge der Morphologie des Deutschen. Berlin: de Gruyter 2011.
Ewald, Petra: “Konkreta versus Abstrakta. Zur semantischen Subklassifizierung deutscher Substantive”. In: Sprachwissenschaft 17 (1993), S. 259-281.
Farø, Ken: Ikonographie, Ikonizität und Ikonizismus: Drei Begriffe und ihre Bedeutung für die Phraseologieforschung. Linguistik online 27. 2006. http://www.linguistik-online.de/27_06/faroe.html (abgerufen am 14. Mai 2015)
Fleischer, Wolfgang und Irmhild Barz: Wortbildung der deutschen Gegenwartsprache. [4. völlig neu bearbeitete Auflage] Tübingen: de Gruyter 2012.
Grzega, Joachim: „Ein Spítzenpolitiker ist nicht immer ein Spítzen-Polítiker. Wie man prosodische Akzente nutzt, um semantische ››Akzente‹‹ zu setzen“. In: Muttersprache 4 (2004), S. 321-332.
Hentschel, Elke und Harald Weydt: Handbuch der deutschen Grammatik. [3. Auflage] Berlin: de Gruyter 2003.
Izert, Malgorzata: “L’emploi des préfixes intensifs super- et sur- en français moderne: analyse morphologique, sémantique et comparative”. In: Acta Philologica 38 (2010), S. 119-127.
Kammerer, Matthias: „Verstärkungsbildungen im Deutschen. Versuch einer phänomenologischen Bestimmung“. In: Sprache im Alltag. Beiträge zu neuen Perspektiven in der Linguistik. Hg. von Andrea Lehr. Berlin: de Gruyter 2001, S. 293-319.
Kann, Hans-Joachim: „Spielfreude in der Sprache: ››Super-‹‹ und ››Mini-‹‹“. In: Muttersprache 83 (1973), S. 198-210.
Lohde, Michael: Wortbildung des modernen Deutschen. Ein Lehr- und Übungsbuch. Tübingen: Narr 2006.
Müller, Alfons Fridolin: Die Pejoration von Personenbezeichnungen durch Suffixe im Neuhochdeutschen. Altdorf: Huber 1953.
Müller, Peter O.: „Deutsche Fremdwortbildung. Probleme der Analyse und der Kategorisierung“. In: Fremdwortbildung. Theorie und Praxis in Geschichte und Gegenwart. Hg. von Peter O. Müller. Frankfurt am Main: Lang 2005, S. 199-218.
Munske, Haider Horst: „Was sind eigentlich ‚hybride’ Wortbildungen?“. In: Fremdwortbildung. Theorie und Praxis in Geschichte und Gegenwart. Hg. von Peter O. Müller. Frankfurt am Main: Lang 2005, S. 223-260.
Reinhardt Werner und Christa Frey: Deutsche Fachsprache der Technik: Ratgeber für d. Sprachpraxis. Leipzig: Verlag Enzyklopädie 1975.
Reiter, Markus: Überschrift, Vorspann, Bildunterschrift. Konstanz: UVK 2006.
Ruf, Birgit: Augmentativbildungen mit Lehnpräfixen. Heidelberg: Winter 1996.
Rys, Jonah, Willems, Klaas und De Cuypere, Ludovic: „Akkusativ und Dativ nach Wechselpräpositionen im Deutschen“. In: Raumlinguistik und Sprachkontrast: neue Beiträge zu spatialen Relationen im Deutschen, Englischen und Spanischen. München: Iudicum 2014, S. 217-234.
Schmidt, Günter Dietrich: “Super- und top-. Ein Vergleich von zwei im Deutschen heute produktiven Lehnpräfixen”. In: Fremdwortbildung. Theorie und Praxis in Geschichte und Gegenwart. Hg. Peter O. Müller. Frankfurt: Peter Lang 2005, S. 407-415.
Schmidt, Günter Dietrich: “Das Kombinem. Vorschläge zur Erweiterung des Begriffsfeldes und der Terminologie für den Bereich der Lehnwortbildung.” In: Deutsche Lehnwortbildung. Beiträge zur Erforschung der Wortbildung mit entlehnten WB-Einheiten im Deutschen. Hg. Gabriele Hoppe. Tübingen: Narr 1987, S. 37-52.
Seifert, Anja: „Probleme synchroner Fremdwortbildungsforschung“. In: Fremdwortbildung. Theorie und Praxis in Geschichte und Gegenwart. Hg. von Peter O. Müller. Frankfurt am Main: Lang 2005, S. 219-239.
Wellmann, Hans: Das Substantiv. Düsseldorf: Schwann 1975.
Wunderlich, Dieter: „Glück im Unglück“. In: Zeitschrift für Literaturwissenschaft und Linguistik 50 (1983), S. 157-172.
www1.ids-mannheim.de/kl/projekte/korpora.html (abgerufen am 14. Mai 2015)