Samen op weg naar betere zorg voor lichaam en mond
Opstaan, eten, douchen, tandenpoetsen, haren kammen. Ziet jou dagelijks ochtendritueel er ook ongeveer zo uit? Of neem je liever een bad voor het slapengaan? Aan jou de keuze! Maar stel je eens voor: je wordt wakker gemaakt, je krijgt eten, je wordt gewassen, je tanden worden gepoetst, je haren worden gekamd. Is dit luxe? Neen, dit is het ochtendritueel van een hulpbehoevende bejaarde man of vrouw in het ziekenhuis. En vroeg of laat komen ook wij of één van onze geliefden in deze situatie terecht.
Afhankelijk zijn van anderen voor je lichaams- en mondhygiëne, is de dagelijkse realiteit voor duizenden ouderen die verblijven in één van de tientallen ziekenhuizen van België. Bijgevolg is het helpen bij deze hygiënische zorgen de bezigheid van duizenden verpleeg- en zorgkundigen die werken in deze ziekenhuizen. Het treft dat de bezigheden van deze twee populaties elkaar perfect aanvullen. Idealiter vloeit hier een voortreffelijke samenwerking uit voort, tenminste als de ouderen en de zorgverleners dezelfde perceptie hebben omtrent de persoonlijke hygiënische zorgen. Daarnaast moeten deze percepties ook stroken met de geldende maatschappelijke en wetenschappelijke opvattingen. Evident is dit niet.
Vanuit medisch perspectief is het wassen van het lichaam en het poetsen van de tanden belangrijk voor onze algemene gezondheid, bijvoorbeeld om infecties te vermijden, alsook voor ons psychisch en sociaal welzijn. Uit onderzoek blijkt dat in het ziekenhuis geriatrische patiënten (oudere patiënten met een erg kwetsbare gezondheidstoestand) meestal dagelijks gewassen worden. Daarentegen wordt in het ziekenhuis het poetsen van de tanden regelmatig overgeslagen, hoewel ons met de paplepel wordt meegegeven dat het een must is om minstens tweemaal per dag je tanden te poetsen (ook als je een kunstgebit hebt). Om dan nog te zwijgen over flossen, de tong reinigen en de mond spoelen.
Aangezien in onze samenleving de nood aan goede, kwaliteitsvolle en wetenschappelijk onderbouwde zorg zich opdringt, is verandering omtrent de uitvoering van lichaams- en mondhygiëne in het ziekenhuis aangewezen. Voordat veranderingen kunnen doorgevoerd worden in de praktijk, is het echter noodzakelijk om te begrijpen waarom geriatrische patiënten vaak dagelijks worden gewassen en waarom de mondhygiëne een lagere prioriteit krijgt in het ziekenhuis. Het bevragen van de percepties en attitudes van zorgverleners omtrent persoonlijke hygiëne bij geriatrische patiënten is een eerste stap richting verandering. Deze bevraging werd bij 189 verpleeg- en zorgkundigen, werkzaam in het ziekenhuis, uitgevoerd met behulp van de zelfontwikkelde en gevalideerde ‘Persoonlijke Hygiëne Percepties en Attitudes Vragenlijst (PHPAV)’. De vragenlijst bevroeg ook de barrières en drijfveren voor het al dan niet uitvoeren van de mond- en lichaamshygiëne, de huidige kennis over deze zorgen, het ervaren belang ervan en de frequentie van uitvoeren.
Deze bevraging bracht enkele opmerkelijke resultaten aan het licht. Zowel mondhygiëne als lichaamshygiëne worden ervaren als belangrijk, een prioriteit, een deel van de elementaire basishygiëne, een observatiemoment, een gezondheids- en welzijnsbevorderende handeling en een verantwoordelijkheid van de verpleeg- en zorgkundigen. Geen van beide zorghandelingen wordt ervaren als een taak die te veel kostbare tijd in beslag neemt. De verpleeg- en zorgkundigen geven ook aan dat ze voldoende kennis hebben over de uitvoering van de mond- en lichaamshygiëne. Is er dan eigenlijk wel een probleem? Ja, want zoals verwacht voert bijna geen enkele bevraagde verpleeg- of zorgkundige de mondhygiëne uit volgens de aanbevolen frequentie daar waar ze minstens eenmaal per dag de geriatrische patiënten van kop tot teen wassen. Waar knelt het schoentje dan? Aan de voeten!
De verpleeg- en zorgkundigen beschouwen ‘Te weinig tijd’ als een veel voorkomende barrière bij het uitvoeren van de mondhygiëne daar waar deze barrière bijna niet wordt ervaren bij de uitvoering van de lichaamshygiëne. Dit is een vreemd resultaat aangezien het wassen van kop tot teen van een zorgbehoevende geriatrische patiënt toch wel een tijdrovende taak is. De zorgverleners geven zelf aan dat ze in verhouding meer tijd spenderen aan lichaamshygiëne dan aan mondhygiëne. Aangezien ze voor het uitvoeren van de lichaamshygiëne geen tijdsgebrek rapporteren, kan de vraag gesteld worden of verpleeg- en zorgkundigen het belangrijker vinden om hun tijd te spenderen aan het dagelijks wassen van de voeten dan aan het dagelijks poetsen van de tanden.
Ook de weerstand die een geriatrische patiënt toont t.a.v. de mondhygiëne, zien de verpleeg- en zorgkundigen als een barrière voor het uitvoeren van de mondhygiëne. Dat de zorgverleners rekening houden met de autonomie van de patiënt, en dus de mondhygiëne niet uitvoeren als de patiënt dit niet wilt, is een goede zaak. Toch mag dit geen te gemakkelijk excuus zijn. Blijkbaar is bij de lichaamshygiëne de patiënt gewilliger, want ‘Weerstand van de patiënt’ wordt hier minder als een barrière ervaren. Of krijgt de patiënt misschien minder inspraak bij het wassen?
Uit de studie blijkt dat het dagelijks wassen een routinehandeling is, misschien zelfs een traditie, die weinig vragen oproept bij de zorgverleners. Men kan zich immers de vraag stellen of dagelijks gewassen worden van kop tot teen wel nodig is. Diezelfde zorgverleners beschouwen mondhygiëne ook als belangrijk, maar toch geraakt deze zorghandeling moeilijk ingebed in de dagelijkse praktijk. Het is meer dan terecht om verpleeg- en zorgkundigen te loven om hun harde werk, hun geduld, hun behulpzaamheid en zoveel meer. Toch is een kritische blik op hun werk vanuit alle invalshoeken noodzakelijk. Ter plaatse blijven trappelen heeft immers geen zin en er moet gestreefd worden naar vooruitgang en innovatie om zo de beste zorgen te kunnen garanderen. Naar mond- en lichaamshygiëne kijken op een nieuwe manier kan verpleeg- en zorgkundigen de mogelijkheid geven om gezond verstand, vernieuwingen en creativiteit aan bod te laten komen in dit gebied van de zorg. Een beleid opstellen waarbij deze twee prioriteiten de nodige tijd en aandacht krijgen, is een uitdaging voor de toekomst.
Meewerken aan goede zorg, maar tegelijkertijd voor jezelf opkomen en niet met je ‘voeten’ laten spelen, is mede een opdracht van alle patiënten. Enkel door een goede samenwerking en communicatie tussen alle partijen, kan het begrip ‘goede zorg’ veranderen in het begrip ‘betere zorg’.
References