Verwikkelde vrouwen. Het tragische vrouwbeeld in het oeuvre van Lars von Trier

Lisa
Deckers
  • Lisa
    Deckers

Verwikkelde vrouwen.


Het tragische vrouwbeeld in het oeuvre van Lars von Trier

Lisa Deckers

 

In deze masterproef wil Lisa Deckers een nieuw perspectief bieden op het vrouwbeeld in het oeuvre van Lars von Trier. Vanuit de observatie dat er in verscheidene films van von Trier Medea-figuren te zien zijn, kiest de auteur voor de Griekse tragedie als invalshoek, waarbij ze er eveneens terecht op wijst dat dit aspect in het nochtans uitgebreide discours over het werk van deze filmmaker nauwelijks aan bod komt. Deze thesis daarentegen betoogt dat de tragedie mogelijkheden biedt om de positie van de vrouw in von Triers oeuvre beter te begrijpen en, in eenzelfde beweging, ook de vaak gehoorde beschuldiging dat von Trier een misogyn filmregisseur is te nuanceren, dan niet onderuit te halen.

De centrale onderzoeksvraag stuurt de auteur in de richting van drie films: Medea (1988), Dancer in the Dark (2000) en Dogville (2003), waarin telkens een vrouwelijke protagonist als tragische figuur wordt opgevoerd, zij het met verschillende klemtonen. Deze thesis slaagt er in om niet alleen de verschillen maar ook de parallellen helder in kaart te brengen en de auteur besteedt voldoende aandacht aan het articuleren hiervan. Het is duidelijk dat de tragedie hierbij een waardevolle onderzoekslens vormt, aangezien het toelaat om bepaalde karakteristieke tragische aspecten in de films van von Trier te traceren en deze vervolgens in een breder kader te plaatsen.

Onze relatie tot cinema wordt op een bijzondere manier geprikkeld bij het bekijken van Lars von Triers oeuvre. Zijn fascinatie voor het experimenteren met verschillende filmgenres valt niet over het hoofd te zien. In het “Dogma 1995” project speelt hij met algemene opvattingen en daagt hij op een eigenwijze manier verschillende filmgenres uit. Von Trier is één van de enige filmmakers die kan beweren dat hij bijna elk genre heeft verfilmd. Zo herkennen we aspecten van de rampenfilm in Epidemic (1987), mythe in Medea (1988), film noir in Europa (1991), soap in The Kingdom (1994), melodrama in Breaking the waves (1996), sociaal satire in The Idiots (1998), musical in Dancer in the dark (2000), cultfilm in Dogville (2003), documentaire in Five obstructions (2003), historisch drama in Manderlay (2005), screwball komedie in The boss of it all (2006), horror in Antichrist (2009), science-fiction in Melancholia (2011) en porno in Nymphomaniac (2013). Deze films zijn stuk voor stuk uniek in hun genre. De regisseur speelt een spel met stijl en techniek en kiest om van zijn films net iets anders te maken dan wat we van het filmgenre verwachten. Sommige ingrediënten haalt hij uitdrukkelijk weg, anderen vergroot hij.

Wanneer critici het werk van Lars von Trier proberen te categoriseren, komen vaak dezelfde onderwerpen aan bod. De controverse die zijn films veroorzaakt leidt meermaals tot een dialoog over het vrouwbeeld. Op de vraag: “Hoe worden vrouwen in de films van Lars von Trier gerepresenteerd?” hebben reeds verschillende academici een antwoord proberen te formuleren. Deze thesis wil, daarentegen, een specifiek perspectief hanteren dat toelaat om dieper in te gaan op von Triers beweegredenen voor het inzetten van deze vrouwenfiguren.

Het specifieke perspectief waarvan deze thesis zich bedient om een dialoog over het vrouwenbeeld te voeren, vindt zijn oorsprong in de klassieke tragedie. Von Triers fascinatie voor dit genre is niet te ontkennen. Tragedie wordt getypeerd door de continue tegenstelling tussen het gevoelsmatige en het rationele. Hierbij wordt er ruimte geschept voor alles wat vreemd en verontrustend is. Door tragedies op te voeren, creëerden de Grieken een tijdelijke uitweg uit het gewone leven en konden de mensen daarna de wereld terug overzichtelijk maken. Dionysos, de god van de tragedie, representeert een ambigu figuur: leven en dood verenigen zich in hem en hij heeft positieve invloeden op de mensheid maar er is geen plaats voor hem in de traditionele maatschappij omdat hij een gevaarlijke invloed kan hebben.

In de eerste sectie gaat de auteur op zoek naar de motivaties die von Trier had om Medea te adapteren. Vervolgens heeft ze de positie van het vrouwelijke hoofdfiguur besproken aan de hand van emblematische shots en een bespreking van de opvallende montage. De regisseur heeft door deze adaptatie de fascinatie voor het gedomineerde vrouwelijke personage “geërfd” en uitvergroot. Sinds Breaking the waves kiest von Trier ervoor om in elk van zijn films een specifieke vrouw te portretteren die in het middelpunt staat van de film. Deze figuur wordt geconfronteerd met de rationele en mannelijke maatschappij en dit heeft keer op keer tragische gevolgen. In de “Gold Heart”- trilogie portretteert de regisseur altruïstische vrouwen met een groot hart. Het zijn echter noodlottige en benarde situaties waarin hij hen plaatst die hem tot berekende misantroop maken omdat hij de strijd tussen goed en kwaad verkeerd laat aflopen.

Op het einde van het parcours heeft de auteur een genuanceerd beeld verschaft van de houding van von Trier ten opzichte van vrouwfiguren in zijn films, waarbij de nadruk ligt op dat von Trier ‘bovenal een vrouwbeeld [wil] inzetten om op die manier een statement te maken over de zieke westerse maatschappij’ en hij het dus eigenlijk niet over de vrouw als zodanig heeft. Medea is een goed voorbeeld van een verstorend drama omdat het tegenstrijdige reacties uitlokt. Ambiguïteit en onoplosbare conflicten zijn een typisch kenmerk van de tragedies van Euripides. Daarom kunnen we von Trier niet afrekenen op het vrouwonvriendelijke aspect van deze film. In Dogville wordt het statement over de zieke maatschappij het meest expliciet gemaakt. Een parabel, zoals we die kennen uit het evangelie, houdt altijd een soort list of ambiguïteit in. De inwoners van het dorp zijn beproefd en te ver gegaan. Een gruwelijke wraak op de gemeenschap is dan ook vereist. Von Trier laat zijn personages lijden om de kijker te confronteren met de absoluut tragische aspecten van zijn films. Het gevoelsmatige wordt volgens de regisseur het best belichaamd door de vrouw, niet alleen omdat zij het dichtst bij de natuur staat, maar ook omdat zij vanuit die positie de grootste impact kan hebben op een cultureel klimaat waarin haar rol voortdurend onderdrukt dreigt te worden.

 

Bibliografie

Baertschi, Annette M. Ancient Greek Women in Film. Rebel and Martyr: The Medea of Lars von Trier. 122

Bainbridge, Caroline . The cinema of Lars von Trier, authenticity and artifice. London: Wallflower Press, 2007. 54
37 Idioterne wordt buiten beschouwing genomen omdat de film een groep "antiburgerlijke" volwassenen in beschouwing neemt en niet zozeer op één vrouwelijk personage focust.

Björkman, Stig. Trier on von Trier. London: Faber and Faber Limited. 2003. 163  “Dancer in the Dark” Cinemagie. vol. 237. nr. 4 (9-17) 2001 .13.

Björkman, Stig en Nyman, Lena: "I Am Curious, Film: Lars von Trier," in Jan Lumholt (ed.): Lars von Trier Interviews. Mississippi: University Press of Mississippi, 2003.118

Demaré, Stijn. Goden, helden en de massa: hedendaagse tragedie. Apeldoorn: Garant Uitgevers, 2007. 43

Evans, Nicola. “How to make your audience suffer: Melodrama, Masochism and Dead Time in Lars von Trier’s Dogville”. Culture, Theory and Critique. Vol. 55, Nr. 3. (365-382) 2014. 366.


Godhill, Simon & Osborne, R. Performance Culture an Athenian Democracy. Cambridge: Cambridge University Press, 1999. Geciteerd in: Decreus, Freddy & Crombez, Thomas. Theater een Westerse Geschiedenis. Leuven: LannooCampus, 2015. 21.

IJsseling, Samuel. Apollo, Dionysos, Aphrodite en de anderen: Griekse goden in de hedendaagse filosofie.Amsterdam: Boom, 1994. 33

Joseph, Susan en Johnson, Marguerite. “An orchid in the land of technology”: Narrative and representation in Lars von Trier’s Medea. 122.


Kirk, Geoffrey Stephen. The Bacchae of Euripides, Cambridge: Cambridge University Press, 1979. 11.

Krisjansen, Ivan; Papadopoullos, Catherine. “Nietzsche’s Ausgang: Dissolution and Identity in the Cinema of Lars von Trier.” Studies in European Cinema. Vol. 12, Nr. 1 (46-59) 2015. 51. Er wordt een citaat van Nietzsche geciteerd uit: Nietzsche, Friedrich Wilhelm. The Birth of tragedy: And Other Writings, ed. Raymond Guess and Ronals Spiers. Cambridge: University Press. 1990. 102.

Krüger, Peter. “Dogville bis” Cinemagie Vol. 247. Nr. 2. (35-44) 2004. 40.
72 Kayhan, Sezen. Fragments of Tragedy in Postmodern Film. Cambridge: Cambridge Scholars Publishing. 2012. 97.

Mulvey, Laura. “Visual Pleasure and Narrative Cinema.” Screen. Vol.16, Nr.1 (57-68) 1975. 65.


Paglia, Camille. Sexual personae art and decadence from Nefertiti to Emily Dickinson. London: Yale University Press, 2001.13.


Perquy, Patrick. “Dogville” Cinemagique. Vol. 245. Nr.4. (7-12) 2003.10.

Sharret, Christopher. “Women Run Amok: Two films by Lars von Trier”. Film International. Vol. 60 Nr. 1. (12-35) 2011.

Solomon, Jon. The Ancient World in Cinema. New Haven: Yale University Press, 2001. Preface 3.

Sklar, Robert. “Dogville” Cineaste. Vol. 25. Nr. 3..(48-50) 2004.49.
79 Björkman, Stig. Trier on von Trier. London: Faber and Faber Limited. 2003. 241.


Steiner, George. The Death of Tragedy. Yale: Yale University Press, 1961. 8


Thuy, Joke. Een Ander genieten? Een psychoanalytisch perspectief op de representatie van vrouwen in het filmische oeuvre van Lars von Trier. 67.


Wansbrough, A. Andreas. The Politics of Fear, Nature and Gender in Lars von Trier’s Antichrist. Sydney: University of Sydney. 2 geraadpleegd op: http://sydney.academia.edu/AleksandrAndreasWansbrough geraadpleegd op: (24/04/2015)


 

 

 

 

 

 

Download scriptie (719.62 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2015