‘Niet gebonden door ex-koloniale reflex’

Killyan
Dauvillé

Verkiezingen cruciaal voor ontwikkelingssamenwerking

‘Niet gebonden door ex-koloniale reflex’

De steun aan Congo en Rwanda hangt af van het verloop van de verkiezingen in die landen. Sinds 1960 gaat de helft van de Belgische bilaterale ontwikkelingssamenwerking naar onze ex-kolonie Congo en ex-mandaatgebieden Rwanda en Burundi. Toch lijkt die steun niet meer onvoorwaardelijk te zijn. ‘We zijn niet gebonden door een ex-koloniale reflex en als het nodig is, zetten we de steun stop’, zegt minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo (Open Vld).

In november zouden de presi­dentsverkiezingen moeten plaatsvinden in Congo. Die presidentsverkiezingen zouden een lange verkiezingscyclus moeten afsluiten, die eind 2015 had moeten beginnen met lokale verkiezingen. Die lokale verkiezingen gingen niet door, waardoor velen vrezen dat er helemaal geen verkiezingen zullen worden gehouden. Volgens critici staat president Joseph Kabila aan het hoofd van een regime dat steeds meer afglijdt naar een dictatuur. In november moet Kabila volgens de grondwet weg en de bevolking staat erop dat de grondwet wordt gerespecteerd. De vrees bestaat echter dat hij niet zal wijken, omdat hij zich gesterkt voelt door wat hij in Burundi ziet gebeuren. ‘Als Kabila nu niet aan de voorbereidingen van de verkiezingen begint, dan komen er geen verkiezingen in 2016’, zegt Bogdan Vanden Berghe, algemeen directeur van 11.11.11. ‘Kabila is niet van plan zomaar de macht af te geven. Mocht hij afwijken van zijn termijn, dan gaat er iets knappen bij de Congolezen.’

Toch liggen er volgens Vanden Berghe kansen om de situatie niet te laten escaleren. ‘Kabila kan de verkiezingen niet zelf financieren, dus zal hij bij de donoren moeten rondgaan. Een blanco cheque kan niet, er moeten wat garanties zijn. Een degelijk verkiezingsproces kan zo’n garantie zijn.’ Ook minister De Croo ziet dat de sfeer in Congo grimmiger wordt en heeft al maatregelen genomen. ‘Er komt geen nieuw samenwerkingsakkoord tot de verkiezingen goed zijn verlopen’, zegt De Croo.

Wat met Rwanda?

Die lijn trekt De Croo ook door ten opzichte van Rwanda. ‘Ook daar komt er geen nieuw samenwerkingsakkoord tot de verkiezingen een goed verloop gekend hebben. Een jaar geleden heb ik namelijk gezegd dat Rwanda geen bonus van 40 miljoen euro kreeg, omdat het geen vorderin­gen maakte op het gebied van goed bestuur en persvrijheid.’

Toch is het zo goed als zeker dat president Paul Kagame volgend jaar een derde ambtstermijn aangaat en tot 2034 aan de macht blijft. En dat is volledig conform zijn eigen grondwet. ‘Kagame heeft het verstandig gespeeld’, zegt Vanden Berghe. ‘Er was zogezegd een groot draagvlak en hij kreeg de goedkeuring van het parlement. Ik zie de Rwandese bevolking zich ook niet uitspreken tegen een derde termijn, wat in Burundi wel is gebeurd. In Burundi waren er protesten en rellen, maar in Rwanda gebeurt dat niet. Het regime onderdrukt de bevolking al zodanig lang. Vrije meningsuiting is er nooit geweest, terwijl die er in Burundi wel was.’

Ngo’s weggejaagd

2015 werd een gewelddadig jaar voor de Burundese bevolking, omdat president Pierre Nkurunziza zich in april kandidaat stelde voor een derde ambtstermijn. Straatprotesten leidden tot tientallen doden en duizenden vluchtelingen. Iedere vorm van protest of kritiek werd door de regering en de politie de kop ingedrukt. België schortte 2 miljoen euro steun aan het verkiezingsproces en 3 miljoen euro steun aan de politie op. Nkurunziza werd opnieuw verkozen en bleef aan de macht. Hierop braken opnieuw rellen uit en lieten zo’n 400 Burun­dezen het leven. Zo’n 200.000 andere Burundezen sloegen op de vlucht. Onze regering greep weer in en besloot de bi­laterale samenwerking stil te leggen. ‘We zijn nu al een paar maanden aan het bekijken hoe we kunnen verder werken in Burundi, maar dan via ngo’s en lokale or­ganisaties’, zegt De Croo. ‘Maar dat is zeker niet evident. Iedereen die er momenteel met België samenwerkt, brengt zichzelf namelijk in gevaar. Als er op een bepaald moment geen ngo’s meer actief zijn of ze weggejaagd worden, dan stopt het.’

Ook de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbewe­ging 11.11.11 neemt maatregelen. ‘Binnen­kort verplaatsen we ons landenkantoor in Burundi hoogstwaarschijnlijk naar Rwanda of Oost-Congo’, zegt Vanden Berghe. ‘Veel mensen en organisaties die wij steunen, zijn gevlucht. We vrezen namelijk voor gevaar voor onze mensen in Burundi door de standpunten die we innemen. Bijna alle projecten en partners die we steunen, liggen op apegapen. Onze partners zijn in levensgevaar.’

Te laat gereageerd

Volgens Vanden Berghe heeft onze regering veel te laat maatregelen getroffen in Burundi. ‘Twee à drie jaar geleden hebben we een kantelpunt opgemerkt. Dat was waarschijnlijk al een signaal dat Nkurunziza een nieuw mandaat zou aangaan. De overheid deed er alles aan om onze partners het zwijgen op te leggen. We hebben dikwijls aan de federale regering gevraagd om te reageren, omdat ze toen haar voet nog kon zetten en het later te laat zou zijn.’ Minister De Croo is het niet helemaal eens met Vanden Berghe en geeft aan dat België wel degelijk maatregelen nam. ‘We stelden ons twee jaar geleden veel vragen over de werking van de politie en daarom hebben we beslist om in een opleidingspro­ject te stappen, zodat we de politie konden professionaliseren. We hebben dus wel wat maatregelen getroffen. Maar we zijn niet meer in koloniale tijden, we kunnen niet in een land alles overne­men. Als er een derde termijn kwam, zouden we ons terugtrekken en dat hebben we ook gedaan.’

De steun aan Congo lijkt volledig af te hangen van het verloop van de verkiezingen. Als Kabila een verlengd termijn aangaat, zal onze regering maatregelen nemen. In Rwanda is het onduidelijk wat de regering na de verkiezingen zal doen. ‘Ik hoop dat we in Congo, Rwanda en ook in Burundi kunnen verder werken en dat we jaar na jaar zien dat de situatie van de bevolking verbetert’, zegt De Croo. ‘Maar ik denk dat Burundi toch wel duidelijk gemaakt heeft dat wij niet gebonden zijn door een ex-koloniale reflex en dat we, als het nodig is, zeggen dat het niet meer gaat. We hebben er een grote rol te spelen, maar inderdaad niet koste wat kost.’

Bibliografie

Bibliografie

 

1) Interviews

 

  • De Croo, A. (2016, 11 februari). Minister van Ontwikkelingssamenwerking. Brussel.

 

Als minister van Ontwikkelingssamenwerking is Alexander De Croo het best op de hoogte van de beleidslijnen in onze ex-kolonies. De minister van Ontwikkelingssamenwerking strikken voor mijn afstudeerproject zou mijn artikel naar een hoger niveau tillen. Ik was dan ook enorm gelukkig toen ik te horen kreeg dat hij een halfuur voor me kon vrijmaken. In dat halfuur heb ik hem drie thema’s voorgelegd: de ontwikkelingssamenwerking in onze ex-kolonies, de toenemende concentratie in het aantal partnerlanden en de 0,7 procentnorm. Het gesprek ging lang over Burundi en ik zag dat hij wat terughoudender was over Congo en Rwanda. De Croo wacht liever de verkiezingen in Congo af en zal ook in Rwanda niet snel ingrijpen. Hij benadrukte wel dat de ontwikkelingssamenwerking niet meer gebonden was aan een ex-koloniale reflex.

 

  • Develtere, P. (2016, 29 januari). Auteur ‘Kroniek van een halve eeuw Belgische Ontwikkelingssamenwerking’. Schaarbeek.

 

Patrick Develtere is de schrijver van het boek ‘Kroniek van een halve eeuw Belgische Ontwikkelingssamenwerking. In het boek beschrijft hij de geschiedenis van de Belgische ontwikkelingssamenwerking sinds haar start in 1960. Het boek was de basis voor mijn research en eindwerk. Ik heb enorm veel opgestoken door dit boek te lezen, omdat het een kritische blik vormt op het ontwikkelingsbeleid van ons land en is daardoor een ideale bron van informatie. Nadat ik het boek gelezen had, zat ik nog met veel vragen. Daarom wou ik Patrick Develtere interviewen. Develtere is tegenwoordig de voorzitter van beweging.net, de koepel van De informatie die Develtere me leverde kon ik enkel gebruiken in mijn interviews, niet in mijn artikel. Daarom citeer ik Develtere ook geen enkele keer in mijn artikel.

 

  • Valkiers, K. (2016, 3 februari). Bestuurslid Ondernemers voor Ondernemers. Huizingen.

 

Katrien Valkiers is sinds 2015 bestuurslid van de vzw Ondernemers voor Ondernemers. Ze combineert dat met haar job bij het elektronicabedrijf Siemens. Siemens is een kernlid en een van de belangrijkste donoren van Ondernemers voor Ondernemers. Daarom is de rol van Valkiers ook niet te onderschatten. Als bestuurslid is zij op de hoogte van alle activiteiten van de vzw. Ondernemers voor Ondernemers haalt geld op bij Belgische bedrijven en verdeelt het geld onder een aantal ngo’s die ondernemers in het Zuiden steunen. Ik wou een interview met Valkiers, omdat minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo het motto “More trade, not aid” vaak herhaalt en ngo’s steunt die perfect passen in zijn liberale beleid. De vzw Ondernemers voor Ondernemers steunt dezelfde ngo’s. Ik kende de vzw niet en wou vooral weten hoe Ondernemers voor Ondernemers werkte. Het interview met Valkiers bracht me echter weinig informatie bij over de ex-kolonies. Toen ik minister De Croo een vraag stelde over de vzw ging hij daar nogal snel over. Ik heb uiteindelijk besloten om Valkiers niet te citeren in mijn interview en het niet over de private actoren te hebben, omdat ik dan te ver van mijn onderwerp zou afwijken.

 

  • Vanden Berghe, B. (2016, 8 februari). Algemeen directeur 11.11.11. Sint-Gillis.

 

Het heeft lang geduurd vooraleer ik een interview met Bogdan Vanden Berghe kon regelen. Zijn woordvoerder stelde mijn geduld op de proef door lang niets van zich te laten horen. Ik heb vijf keer gebeld en uiteindelijk kon Vanden Berghe toch een uurtje voor me vrijmaken. Als algemeen directeur van de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging is Vanden Berghe zeer goed op de hoogte van de ontwikkelingen in Congo, Burundi en Rwanda. Hij schonk me een nieuwtje door te zeggen dat door het gevaar het landenkantoor van 11.11.11 in Burundi zou verhuizen naar Rwanda of Congo. Bovendien deed hij het nieuwe akkoord tussen de regering en de indirecte actoren volledig uit de doeken. Vanden Berghe bezorgde me waardevolle informatie die ik kon gebruiken tijdens mijn interview met minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo.

 

  • Verlinden, P. (2016, 2 februari). VRT-journalist en Afrika-kenner. Schaarbeek.

 

Peter Verlinden is VRT-journalist en volgt al meer dan een kwarteeuw Afrika en het Belgisch ontwikkelingsbeleid op. Bovendien werkte hij van 1988 tot 1991 op het kabinet van toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking André Geens. Verlinden is een van de grootste kenners op het vlak van ontwikkelingssamenwerking, ik moest dus echt zijn visie en opinie hebben in mijn artikel. Ik kon hem ook al de vragen stellen die ik aan Patrick Develtere wou stellen. Het was dus ook een verkennend interview om nog meer informatie te verkrijgen over de relatie tussen België en zijn ex-kolonies. Verlinden keert nog vaak terug naar de drie ex-kolonies en spreekt uit eigen ondervinding. Het viel me op dat hij straffere taal sprak dan in zijn reportages. Het interview duurde zo’n twee uur en ik voelde dat Verlinden op dreef was. Dat merk je ook aan de lengte van zijn antwoorden. Hij is zeer kritisch voor het Belgische ontwikkelingsbeleid en voor het beleid in de ex-kolonies. Vooral wanneer het over Kagame gaat, is Verlinden niet mals. Deels komt dit ook door het feit dat zijn vrouw Hutu is en in 1994 weggejaagd werd uit Rwanda. Bovendien krijgt hij al een aantal jaar geen toegang meer tot het land. Je ziet dat hij positiever opgesteld staat ten opzichte van Congo en Burundi. Het interview heeft vele zaken verduidelijkt en leverde ook een aantal vragen op die ik later aan minister De Croo en Bogdan Vanden Berghe kon stellen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2) Krantenartikels

 

  • Belga. (2008, mei 15). Michel wil minder partnerlanden voor Belgische hulp. De Standaard, p. 17.

 

In dit artikel komen we te weten dat toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Charles Michel al met de gedachte speelde om het aantal partnerlanden terug te dringen naar veertien of vijftien landen. De Belgische ontwikkelingshulp was namelijk te versnipperd om efficiënt te zijn en om een grote impact te hebben. Uiteindelijk werd het aantal partnerlanden pas in 2015 teruggedrongen naar veertien landen. In het artikel is er ook sprake van de wet op de Belgische internationale samenwerking uit 1999 te moderniseren. Dat was de aanleiding om meer research te doen naar die wet.

 

  • Belga. (2009, december 30). België geeft meer geld aan Congo. De Standaard, p. 14.

 

Dit relatief lange persbericht toont aan dat de Belgische ontwikkelingshulp aan Congo weer toeneemt, nadat de steun aan het land in het begin van de jaren 1990 jarenlang had stilgelegen. In het artikel wordt ook bericht over een nieuwe mijlpaal in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. In 2009 verbond de federale regering voor de eerste keer de toekenning van ontwikkelingshulp aan eisen op het gebied van goed bestuur. Mocht Congo de doelstellingen niet halen, zou Congo geen bonus krijgen bovenop de 75 miljoen euro per jaar. De doelstellingen werden niet gehaald en Congo kreeg geen bonus, bleek een aantal jaren later. Die praktijk is nadien vele malen gebruikt en werd een middel om de ontwikkelingslanden te verplichten meer te doen op vlak van goed bestuur en corruptiebestrijding.

 

Maar waarom is die maatregel dan pas ingevoerd? Lang voordien was er namelijk ook al corruptie en toen werd er niets tegen gedaan. Heeft die maatregel wel effect en is er daardoor minder corruptie? Weet onze regering exact wat er met al het geld gebeurt? Dat zijn de vragen die ik me stelde nadat ik het artikel gelezen had.

 

  • Belga. (2015, mei 22). De Croo waarschuwt Nkurunziza. De Standaard, p. 19.

 

België waarschuwt Burundees president Pierre Nkurunziza dat wanneer hij een derde termijn aangaat, het dan niet meer zal samenwerken met de overheid, maar wel met ngo's en middenveldorganisaties. In het artikel is minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo voorzichtig over Congo en Rwanda, hoewel de presidenten in die landen ook nog aan de macht willen blijven. Waarom spreekt De Croo straffe taal over Burundi en niet over Rwanda en Congo?

 

  • Belga. (2015, oktober 13). 'De Croo moet meer dan centen uit zijn hoed toveren'. De Morgen, p. 13.

 

In dit artikel maakt 11.11.11, de koepel van Vlaamse Noord-Zuidbewegingen, de balans op van één jaar ontwikkelingssamenwerking onder minister Alexander De Croo. De ngo probeert in te schatten welke gevolgen de besparingen van de regering-Michel zullen hebben op de ontwikkelingssamenwerking. 11.11.11 vormt een kritische blik op het beleid van de minister en maakt twee kanttekeningen. De ngo vraagt vraagt zich af of de minister met minder budget de beoogde resultaten zal kunnen bereiken in de minst ontwikkelde landen.

Een tweede kanttekening bij het beleid is dat ook de middeninkomenslanden, waar de Belgische ontwikkelingssamenwerking zich grotendeels wegtrekt, nog altijd voor grote uitdagingen staan zoals ongelijkheid en schendingen van de mensenrechten. 11.11.11 is wel positief over de ingrepen van De Croo op het budget dat België investeert, op basis van politieke voorwaarden. Bovendien haalt het beleid van de minister vaak het nieuws, waardoor het debat rond ontwikkelingssamenwerking weer wat meer leeft bij het publiek.

 

  • Bervoet, D. (2015, mei 22). Armste landen Afrika krijgen alle hulp. De Tijd, p. 11.

 

De oppositie klaagt dat de inperking van het aantal partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking een besparing is, vermomd als hervorming. In 2019 zou de regering 260 miljoen euro minder uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking dan in 2014. De lopende programma’s met middeninkomenslanden worden er afgerond, maar het is wel de bedoeling met lokale ngo's en universiteiten te blijven samenwerken. Het artikel geeft niet weer of die ngo’s en universiteiten effectief aanwezig zullen blijven in die landen en of hun activiteiten een voldoende grote impact kunnen hebben. Ngo’s krijgen namelijk medefinanciering van de overheid. Als de overheid minder geld vrijmaakt voor bepaalde ngo’s zullen zij ook niet meer actief kunnen zijn in die middeninkomenslanden.

 

  • De Greef, A. (2010, september 3). België krijgt beter rapport voor ontwikkelingshulp. De Standaard, p. 16.

 

In 2010 zei de OESO dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking erop vooruitgegaan was. Vijf jaar eerder was het OESO-rapport over België dramatisch. Een belangrijke reden voor het betere resultaat was het feit dat het budget voor ontwikkelingshulp toen stevig opgetrokken werd. In vijf jaar tijd werd het met 70 procent verhoogd. De federale regering had lessen moeten trekken uit beide rapporten, maar deed dat niet. In de periode 2010-2015 is de hulp flink afgenomen en moest ons land weer een tandje bijsteken volgens de OESO. In het artikel toont Bogdan Vanden Berghe, algemeen directeur van 11.11.11, ook aan dat eenmalige schuldkwijtscheldingen een grote hap van het budget nemen. Daardoor was het moeilijk om het niveau uit 2010 te handhaven.

 

  • Depuydt, P. (2014, oktober 18). Ngo's afhankelijker van subsidies. De Tijd, p. 1.

 

Uit een onderzoek van De Tijd blijkt dat in 2013 de grootste tien Belgische ngo's 78 miljoen euro subsidie hebben ontvangen. Dat is bijna de helft van al het geld dat de Belgische staat op de rekeningen van ontwikkelingsorganisaties stortte. Die hoge concentratie overheidsgeld maakt de derde pijler (de ngo’s) extra kwetsbaar voor forse bezuinigingen in het budget voor ontwikkelingssamenwerking.  Wanneer er steeds een groter deel van het budget naar de grootste tien ngo’s gaat, krijgen de kleintjes steeds minder en dreigt een groot aantal ngo’s te verdwijnen. Logischerwijs zal ook de ontwikkelingshulp in ontwikkelingslanden dan verminderen. De Tijd haalde de statistieken bij ngo-openboek, een bron die later nog aan bod komt.

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Mbonimpa, P. C. (2015, september 22). 'Schort steun aan Burundi op'. De Standaard, p. 19.

 

In deze brief roept Pierre Claver Mbonimpa, Burundi's bekendste opposant van president Nkurunziza, de Europese Unie op de financiële steun aan Burundi op te schorten. Hij geeft aan dat een akkoord tussen de EU en de Afrikaanse Staten, de EU in staat stelt de budgetsteun van elk land dat de mensenrechten, de democratische waarden en de rechtsstaat met de voeten treedt, op te schorten. Mbonimpa zegt dat een groot aandeel van de internationale hulp de corruptie financiert. Mbonimpa is natuurlijk subjectief, omdat hij een opposant is van Nkurunziza en de president wil zien aftreden. Niettemin zal zijn bewering dat een groot deel van de hulp wordt gebruikt om corruptie te financieren wel kloppen.  Een maand later zette de Belgische federale regering haar steun aan de Burundese regering en politie stop.

 

  • Roox, I. (2013, juli 24). Rwanda volhardt in de boosheid. De Standaard, p. 17.

 

Ondanks waarschuwingen van internationale donoren levert Rwanda nog altijd onverminderd steun aan de Tutsi-rebellen van M23, die zich in Oost-Congo aan gruweldaden schuldig maken. M23 kan worden aangepakt, via zijn toeleverancier Rwanda, dat sterk afhangt van internationale hulp. Na een vernietigend VN-rapport schortten Duitsland en Nederland in 2008 hun ontwikkelingshulp aan Rwanda op. Rwanda is ook de tweede bestemmeling van Belgische ontwikkelingshulp, maar ons land schortte de steun niet op. Waarom greep ons land niet in? Ons land financierde misschien onbewust en indirect de Tutsi-rebellen. Dat is zeker een vraag die ik moet stellen aan een van mijn interviewpartners. Eind 2013 werd M23 verslagen door VN-milities en Congolese soldaten, maar er zijn nog steeds kleine gewapende groepen actief in de regio.

 

  • Roox, I. (2015, oktober 14). 'België moet niet met het vingertje wijzen'. De Standaard, p. 20.

 

De Burundese minister van Buitenlandse Zaken Alain-Aimé Nyamitwe zegt in dit interview dat België zich niet moet moeien met interne aangelegenheden. Toen minister Alexander De Croo aankondigde dat de politiesamenwerking met Burundi werd stopgezet en dat de steun aan een reeks ontwikkelingsprojecten zou worden opgeschort als president Nkurunziza een derde termijn ambieerde, heeft Burundi als tegenzet de Belgische ambassadeur in Bujumbura, Marc Gedopt, het land uitgestuurd.

 

Nyamitwe zegt ook dat de politie correct handelt in Burundi. Als aanhanger van Nkurunziza is deze man natuurlijk niet te vertrouwen. België en Burundi leven momenteel duidelijk op gespannen voet. Mogelijk heeft dit verdere consequenties in de ontwikkelingssamenwerking met Burundi. Het is aan de federale regering om voet bij stuk te houden en geen steun te bieden aan de Burundese regering zolang Nkurunziza president is. België is de grootste hulpdonor van Burundi. Als de steun uit ons land volledig wordt stopgezet, kan dat grote gevolgen hebben voor Burundi.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Roox, I. (2016, januari 18). 'Congo kan geweld nog altijd afwenden'. De Standaard, p. 18.

 

Volgens de Congolese opposant Didier Molisho, een van de leiders van de G7, een groep van zeven partijen die wegens hun kritiek uit de meerderheid zijn gezet, staat president Joseph Kabila aan het hoofd van een regime dat steeds meer afglijdt naar een dictatuur. In november moet Kabila volgens de grondwet weg en de G7 staat erop dat de grondwet wordt gerespecteerd. De vrees bestaat echter dat hij niet zal wijken. Zo moesten de presidentsverkiezingen van november een lange verkiezingscyclus afsluiten, die eind 2015 had moeten beginnen met lokale verkiezingen. Maar die vonden niet plaats, waardoor velen vrezen dat er helemaal geen verkiezingen zullen worden gehouden. Mocht Kabila niet aftreden, wat zal dan de reactie zijn van de Belgische regering? Gaat de regering dan ook een deel van de steun stopzetten, zoals het dat nu in Burundi doet?

 

  • Smet, L. D. (2015, mei 22). 'Beter doen in minder landen'. De Standaard, p. 11.

 

In dit artikel kondigt minister Alexander De Croo aan dat het aantal partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking teruggebracht wordt tot veertien. Met Vietnam, Peru, Ecuador, Bolivia, Algerije en Zuid-Afrika verdwijnen zes middeninkomenslanden van de lijst. Zij krijgen een exitprogramma. Er wordt wel niet aangegeven wat dat “exitprogramma” precies inhoudt. Die landen verliezen door de beslissing een hele hoop steun. De gevolgen zullen aanzienlijk zijn. 11.11.11 vreest dat de uitdagingen niet alleen door ngo's en universiteiten kunnen worden aangepakt. Guinee en Burkina Faso zijn de nieuwe landen in de lijst. In 2003 werd Burkina Faso van de lijst geschrapt en nu wordt het land weer op de lijst gezet. Maakte de federale regering in 2003 een inschattingsfout door Burkina Faso van de lijst te schrappen?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3) Online artikels

 

 

Ondanks de mondiale economische crisis gaven de OESO-landen in 2013 het hoogste bedrag ooit uit aan ontwikkelingssamenwerking. België ging in tegen die trend en bespaarde 280 miljoen euro. Zeventien landen vergrootten hun budget voor ontwikkelingshulp, elf landen verkleinden hun budget. Wat opvalt in dit stuk is dat Groot-Brittannië, onder druk van een grote ngo-campagne, het budget verhoogde naar 0,72 procent van het Britse bruto nationaal inkomen. Het belang van ngo's valt dus niet te onderschatten. Kan een grote ngo-campagne in ons land niet hetzelfde resultaat bekomen? Of zijn onze ngo's daar niet sterk genoeg voor? Dat zijn vragen die ik aan Bogdan Vanden Berghe, algemeen directeur van 11.11.11, moet stellen als hij tijd heeft voor een interview. In het artikel zegt hij dat de regering tegen haar eigen engagementen ingaat, door weer minder dan 0,7 procent van het bni te spenderen aan ontwikkelingssamenwerking.

 

 

België had voor de periode 2011-2014 160 miljoen euro aan ontwikkelingshulp voorzien voor Rwanda. Daar kon nog eens 40 miljoen euro bovenop komen, als Rwanda vorderingen maakte op het gebied van goed bestuur en persvrijheid. Dit was niet het geval en Rwanda kreeg geen bonus. Uit dit korte artikel blijkt dat ons land toch (lichte) maatregelen durft nemen tegen het bestuur in Rwanda. Het opschorten van een deel van het originele bedrag zou weliswaar doeltreffender zijn.

 

 

In dit artikel verwijst minister Alexander De Croo naar het belang van de privésector en de bedrijven in de ontwikkelingssamenwerking. Als liberaal minister moedigt hij hiermee Belgische bedrijven aan om samen te werken met Congolese bedrijven. De Croo heeft het ook even over de dodelijke protesten tegen de geplande hervorming van de kieswet. In de nasleep van de protesten lag het mobiel internet en sms-verkeer weken plat en werden verschillende critici van het regime in onduidelijke omstandigheden opgepakt. De Croo zegt dat de willekeur van justitie en het mobiel internet en sms-verkeer dat onderbroken wordt “niet ok” is. “Niet ok”, dat is toch een understatement als je het mij vraagt. Waarom spreekt hij geen straffere taal?

 

 

 

 

 

 

 

Dit artikel geeft een overzicht van hoe de OSOE-landen het doen op vlak van ontwikkelingssamenwerking. De landen reserveerden in 2014 0,29 procent van hun bruto nationaal inkomen voor ontwikkelingshulp. De Europese Unie besteedde vorig jaar 58 miljard euro aan officiële ontwikkelingshulp, dat komt overeen met 0,42 procent van het bni. Enkel Luxemburg, Zweden, Denemarken en Groot-Brittannië haalden in 2014 de drempel van 0,7 procent. België bekleedt de zevende plaats in de EU-rangschikking met 0,45 procent. Wat opvalt, is dat de ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen met 16 procent is afgenomen. Ons land doet net het tegenovergestelde en zet zich net meer in voor die landen. Het is een bewuste keuze van minister Alexander De Croo om meer te focussen op landen waar de impact het grootst mogelijk is.

 

 

Dit artikel geeft ongeveer hetzelfde weer als een andere bron (Smet, L. D. (2015, mei 22). 'Beter doen in minder landen'. De Standaard, p. 11.), maar is net iets uitgebreider en duidelijker. Het aantal partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking wordt teruggebracht tot veertien. Met Vietnam, Peru, Ecuador, Bolivia, Algerije en Zuid-Afrika verdwijnen zes middeninkomenslanden van de lijst. Zij krijgen een exitprogramma. In dit artikel wordt wel verduidelijk wat zo’n exitprogramma inhoudt. Het zijn programma’s van vier jaar waarin de lopende interventies worden afgerond en andere samenwerkingsvormen worden voorbereid. Via onder meer ngo's en universiteiten wil België met die landen een band behouden. 11.11.11 vreest dat de uitdagingen niet alleen door ngo's en universiteiten kunnen worden aangepakt.

 

Guinee en Burkina Faso zijn de nieuwe landen in de lijst. In 2003 werd Burkina Faso van de lijst geschrapt en nu wordt het land weer op de lijst gezet. Maakte de federale regering in 2003 een inschattingsfout door Burkina Faso van de lijst te schrappen? Oppositiepartij Groen stelde zich ook vragen bij de objectiviteit van de gemaakte keuzes. Marokko is immers geen fragiel land, maar staat toch nog op de lijst. Wilden bepaalde partijen dat land misschien absoluut behouden?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Om de druk op te voeren en de Burundese leiders met de oppositie aan de onderhandelingstafel te krijgen, schort België een aantal steunprojecten op. Aan projecten die de bevolking rechtstreeks ten goede komen, wordt niet geraakt. De projecten die worden opgeschort, bieden onder meer steun aan de Burundese justitie. Als er tegen april 2016 geen vooruitgang wordt geboekt, worden die projecten definitief stopgezet. De 65 miljoen euro die erin wordt geïnvesteerd, zal dan worden geheroriënteerd. Die beslissing wil dus niet zeggen dat het budget wordt verminderd. De Croo laat nu onderzoeken welke initiatieven dan bijkomende steun kunnen krijgen. Het artikel dateert van oktober 2015, misschien weet minister De Croo nu al hoe dat budget zou geheroriënteerd kunnen worden.

 

 

Ons land moet volgens de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) meer doen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. De aanhoudende daling van het budget voor ontwikkelingssamenwerking is een bron van bezorgdheid. België geraakt steeds verder verwijderd van de norm om 0,7 procent van het bni aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. In 2010 was dat nog 0,64 procent, in 2014 slechts 0,45 procent en tegen 2019 waarschijnlijk 0,38 procent.

 

De OESO is wel lovend over de belofte van ons land om de helft van alle hulp te besteden aan de minst ontwikkelde landen. Om dat doel te bereiken zijn er wel enkele heroriëntaties nodig: meer flexibiliteit, minder stroeve procedures, meer risico's en een betere samenwerking met de ngo's. We kunnen stellen dat de situatie in Burundi ons land verplicht nu al te kijken naar andere manieren van samenwerking en daarbij meer creativiteit en flexibiliteit aan de dag te leggen. Maar hoe zal die heroriëntatie eruitzien?

 

 

Congolees president Joseph Kabila wou een volkstelling laten plaatsvinden voor de nieuwe presidentsverkiezingen in 2016. Een volkstelling in een groot en complex land als Congo zou drie jaar in beslag nemen, waardoor Kabila langer aan de macht zou blijven. Toen de regering het nieuws bekendmaakte ontstonden er bloedige straatprotesten en stierven er 42 Congolese burgers. De regering en Kabila besloten in te binden en de volkstelling af te schaffen.

 

Normaal gezien moet Kabila eind 2016 aftreden. Toch lijkt hij niet zomaar op te geven. De presidentsverkiezingen van november 2016 moesten een lange verkiezingscyclus afsluiten, die eind 2015 had moeten beginnen met lokale verkiezingen. Maar die vonden niet plaats, waardoor velen vrezen dat er helemaal geen verkiezingen zullen worden gehouden. Moet ons land nu al niet ingrijpen om een scenario zoals in Burundi te vermijden? Of behoudt België het vertrouwen in een democratische machtsoverdracht in Congo?

 

 

De Rwandese president Paul Kagame zal in 2017 kandidaat zijn voor een derde termijn. Kagame mag opnieuw kandidaat zijn bij de presidentsverkiezingen in 2017 dankzij een grondwetswijziging die in december bij een referendum werd goedgekeurd. 98 procent van de bevolking was voorstander van een nieuw mandaat voor Kagame. Hoogstwaarschijnlijk durfden weinig mensen tegen te stemmen wegens het repressieve klimaat in Rwanda. Door de aanpassing van de grondwet kan Kagame zelfs tot 2034 aan de macht blijven. Net als Burundees president Nkurunziza zal Kagame langer aan de macht blijven dan (oorspronkelijk) toegelaten was. Zal België in Rwanda dezelfde maatregelen treffen als in Burundi en geen steun meer leveren aan de autoriteiten? Gaat ons land de steun ook in Rwanda moeten heroriënteren?

 

 

In dit opiniestuk beschrijft VRT-journalist Peter Verlinden de rol van België in Afrika. Hij zegt dat zowel minister van Ontwikkelingssamenwerking De Croo als staatssecretaris voor Butenlandse Handel De Crem hoopt dat België er snel resultaten kan boeken. Volgens hem zal ons land de komende jaren “scoren” en kunnen De Croo en De Crem nog voor het verstrijken van hun mandaat uitpakken met jubelcommuniqués over de geboekte resultaten in de nieuwe partnerlanden Burkina Faso en Guinee.

 

De veelbelovende Belgische plannen voor Guinee en Burkina Faso tonen tegelijk ook de onmacht om nog iets te kunnen betekenen in de heikele Centraal-Afrikaanse dossiers van Congo, Rwanda en Burundi. Volgens Verlinden is onze regering zelden kritisch over die landen en houdt ze zich maar al te vaak stil. Verlinden verwijt de federale regering het gebrek aan visie. Peter Verlinden is VRT-journalist en volgt al meer dan een kwart eeuw Afrika en het Belgisch ontwikkelingsbeleid. Door zijn jarenlange ervaring lijkt hij me de meest geschikte interviewpartner om mijn vele vragen aan te stellen.

 

Toen ik dit opiniestuk las, stelde ik mezelf een aantal vragen. Eind 2014 werd Burkinees president Blaise Compaoré, die 27 jaar aan de macht was geweest, door het volk opzijgezet terwijl hij probeerde de grondwet zodanig aan te passen dat hij nog eens een ambtstermijn kon aansnijden. In mei 2015 besloot België Burkina Faso na twaalf jaar opnieuw toe te voegen aan de lijst met partnerlanden. Waarom koos de federale regering net dan om het land weer toe te voegen aan de lijst en niet vroeger? Of waarom heeft de regering het land in 2003 van de lijst geschrapt? Is Burkina Faso opnieuw een partnerland geworden uit puur opportunisme van de regering? Het democratiseringsproces was er in mei 2015 namelijk al even aan de gang. Had Burkina Faso niet gewoon altijd een partnerland moeten blijven? Dan had ons land ook politieke druk kunnen uitoefenen op Compaoré en had hij het presidentschap misschien vroeger opgegeven.

 

 

 

 

 

In dit opiniestuk zoekt Peter Verlinden de verschillen tussen de situatie in Burundi en Rwanda. Rwanda wordt al 20 jaar lang in de greep gehouden door Paul Kagame. Elke vorm van oppositie wordt er aan banden gelegd. Maar geen enkel partnerland grijpt in of dreigt met maatregelen. In Burundi is de toestand al een paar maanden onrustig, omdat president Nkurunziza aan zijn onwettige derde termijn is begonnen. De donorlanden, België voorop, oordelen wel heel streng over de aanslagen op het democratische proces in Burundi. Waarom treffen ze wel maatregelen in Burundi en niet in Rwanda, vraagt Verlinden zich af.

 

Wat Verlinden hier wel vergeet, is dat België geen bonus van 40 miljoen euro gaf aan Rwanda omdat het land geen vorderingen maakte op het gebied van goed bestuur en persvrijheid. Het ging wel slechts om een bonus. Aan de vaste ontwikkelingshulp werd niet geraakt.

 

Verlinden zegt ook niet dat Nederland en Duitsland in 2008 geen steun meer bood aan de Rwandese regering, omdat die de rebellengroep M23 zou steunen, die in het oosten van Congo dood en verderf zaaide. Sinds 2013 vloeit er wel weer Nederlands geld naar Rwanda, omdat de steun aan de rebellen door de Rwandese regering sterk zou zijn afgenomen. Sommige donorlanden troffen dus wel maatregelen in Rwanda.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4) Online video’s

 

 

Minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo is in deze video te gast in ‘De Ochtend’ op Radio 1. Hij heeft het over de woelige situatie in Burundi, waar president Nkurunziza een derde ambtstermijn ambieert, hoewel dit indruist tegen de Arusha-akkoorden. Die akkoorden voorzagen een regering waarin alle bevolkingsgroepen vertegenwoordigd zijn en dat een president slechts twee termijnen aan de macht kon blijven. Daarom betaalde België de bijdrage om de presidentsverkiezing te steunen niet uit. Ook de steun voor de Burundese politie wordt opgeschort, omdat de politie geen kalmerende factor is, maar net het tegenovergestelde, omdat het zonder reden 19 burgers doodde volgens de Verenigde Naties.

 

De presentator stelt terecht de vraag of De Croo het in Rwanda en Congo ook zo ver zal laten komen als in Burundi. De Croo weet dat Burundi het eerste dominosteentje in een hele rij is in de regio van de Grote Meren. Een kordate aanpak in Burundi moet vermijden dat Kagame en Kabila een derde termijn aanvatten. Maar ondertussen is Nkurunziza al aan zijn derde termijn begonnen en heeft Kagame al aangekondigd presidentskandidaat te zijn in 2017. De getroffen maatregelen maakten dus geen indruk.

 

 

In dit gesprek herhaalt minister De Croo dat de focus te veel ligt op het budget dat een land uitgeeft aan ontwikkelingssamenwerking in plaats van te zien wat de impact is van het gespendeerde geld. Hiermee probeert hij de kritiek te nuanceren op het feit dat België tegen 2019 slechts 0,38 procent van het bni zal uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking. De Croo denkt ook dat gouvernementele steun om ongelijkheid weg te werken in middeninkomenslanden onvoldoende impact heeft. Daarvoor zijn andere manieren en partners nodig. Op het vlak van ngo’s is de regering op zoek naar complementariteit. Sommige ngo’s krijgen minder subsidies, terwijl anderen er weer meer krijgen. Trias is zo’n ngo. Trias is een ngo die wereldwijd ondernemers, boeren en lokale economieën ondersteunt. Daardoor past Trias perfect in het beleid van de regering en krijgt het ook meer subsidies.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5) Boek

 

  • Develtere, P. & Michel, A. (2008). Kroniek van een halve eeuw Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Brussel: FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

 

Dit boek van 148 pagina’s beschrijft de geschiedenis van de Belgische ontwikkelingssamenwerking sinds haar start in 1960. Het toont aan hoe het Belgische samenwerkingsbeleid van 1960 tot vandaag evolueerde. Je krijgt een duidelijk beeld van welke ideeën aan de basis stonden en hoe de samenwerking concreet werd aangepakt. Na de onafhankelijkheid van Congo en twee jaar later die van Rwanda en Burundi, concentreerde de Belgische ontwikkelingshulp zich op deze drie landen. In de jaren ’90 maakten de relaties tussen België en zijn ex-kolonies een ernstige crisis door, maar daarna werden de banden weer opgepikt. Sinds 1960 gaat meer dan de helft van de officiële ontwikkelingshulp naar onze ex-kolonies.

 

Het boek vormde de basis voor mijn research en eindwerk. Ik heb enorm veel opgestoken door dit boek te lezen. Toen ik het las, stelde ik me voortdurend vragen. Die vragen heb ik daarna dan ook gesteld aan mijn interviewpartners. Het boek vormt een kritische blik op het ontwikkelingsbeleid van ons land en is daardoor een ideale bron van informatie. Bovendien worden er officiële statistieken van de Belgische ontwikkelingssamenwerking meegegeven in de bijlagen van het boek. Er zit bijvoorbeeld een tabel bij met het totaalbedrag van de overheidsuitgaven voor bilaterale ontwikkelingshulp per land. Hierin zie je duidelijk dat onze ex-kolonies substantieel meer steun krijgen dan andere partnerlanden. Onderling is er ook een groot verschil. Tussen 1961 en 2008 ging er maar liefst 8 miljard euro meer steun naar Congo dan naar Rwanda en Burundi.

 

Nadat ik het boek gelezen had, zat ik nog met vele vragen. Ik wou dan ook de schrijver van het boek, Patrick Develtere, interviewen. Patrick Develtere is tegenwoordig de voorzitter van beweging.net, de koepel van

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6) Rapporten

 

  • 11.11.11. (2001-2014). Jaarrapporten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking 2001-2014. Brussel: 11.11.11.

 

In de jaarrapporten van 11.11.11, de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbewegingen, vond ik eindelijk de Official Development Assistance (ODA) per kanaal van de laatste twintig jaar. Dagenlang ben ik op zoek gegaan naar die cijfers op de website van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking, maar oudere gegevens dan die van 2011 vond ik niet. Mijn e-mails aan de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking werden steeds doorgestuurd. Daardoor moest ik ellendig lang wachten op gegevens. Op de website van 11.11.11 vond ik eindelijk de gegevens tot 2001. Een paar dagen later kreeg ik de gegevens ook van een werknemer van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking.

 

De ODA per kanaal toont aan hoeveel de totale ontwikkelingshulp bedraagt. In 1996 bedroeg de totale ontwikkelingssamenwerking 724 miljoen euro (toen bijna 29 miljard Belgische frank), terwijl die in 2014 1,8 miljard euro bedroeg. In 1996 spendeerde ons land 0,35 procent van het bni aan ontwikkelingshulp, nu is dat zo’n 0,46 procent. De OESO verwacht dat dat percentage in 2019 zelfs zal dalen tot 0,38 procent. In 1999 bereikte de Belgische ontwikkelingssamenwerking een dieptepunt met een budget dat amper 0,3 procent van het bni bedroeg. In 2003 was er een eerste piek tot 0,61 procent van het bni en in 2010 deed de regering het nog iets beter met 0,64 procent van het bni. Die hoge percentages zijn weliswaar te wijten aan het feit dat België in die jaren voor meer dan 400 miljoen euro aan Congolese schulden kwijtschold. Het daaropvolgende jaar is steeds een flinke afname van het percentage te zien, omdat die schuldkwijtscheldingen een eenmalige bijdrage zijn. De laatste jaren schommelt het percentage rond zo’n 0,45 procent van het bni.

 

Hoewel het wettelijk vastligt dat de federale regering streeft naar een ontwikkelingsbudget dat 0,7 procent van het bni bedraagt, is het duidelijk dat ons land dat percentage nooit bereikt. Ook de komende jaren wordt er geen beterschap verwacht. De jaarrapporten van 11.11.11 bieden een kritische blik op het ontwikkelingsbeleid van ons land en vormen zo een tegengewicht voor de officiële bronnen van de Directie-Generaal Ontwikkelings-samenwerking.

 

  • Belgische Technische Coöperatie. (2001-2014). Jaarverslagen 2001-2014. Brussel: BTC.

 

De BTC of het Belgisch ontwikkelingsagentschap ondersteunt en omkadert de ontwikkelingsprogramma's in opdracht van de federale regering en andere opdrachtgevers. In ieder jaarverslag wordt een overzicht gegeven van welke landen steun krijgt via de BTC en hoe die steun er precies uitziet. Ook hierin is duidelijk te zien dat Congo, Rwanda en Burundi de meeste middelen krijgen van ons land. Deze bron geeft wel enkel de steun weer die via de BTC vloeide. De BTC is het belangrijkste kanaal van de gouvernementele samenwerking, maar dus ook niet het enige kanaal. Ook via andere kanalen vloeit er geld naar de partnerlanden. De cijfers van de BTC waren de eerste gegevens die ik te pakken kreeg en liggen dus aan de basis van mijn afstudeerproject.

 

Congo is het belangrijkste partnerland van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. De bilaterale ontwikkelingssamenwerking tussen België en Congo werd na negen jaar opschorting in 2000 heropgestart. Eind 2009 werd een nieuw samenwerkingsprogramma overeengekomen voor de periode 2010-2013. Het jaarlijks budget werd opgetrokken naar 75 miljoen euro per jaar.

Ook de hulp van België aan Rwanda is steeds gestegen sinds de samenwerking in 2004 werd hernomen, nadat die vele jaren geblokkeerd was door de genocide en de gevolgen daarvan. Het partnerschap met Burundi werd alleen onderbroken in de jaren negentig toen een embargo werd opgelegd door de internationale gemeenschap. Tijdens de oorlog daalde de steun aan Burundi tot een nooit gekend dieptepunt. Nadien had België meteen een enveloppe klaar van zo’n 35 miljoen euro in 2004 en 2005, waarvan 21 miljoen directe bilaterale hulp was.

 

  • Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking. (2014). Belgische ODA per partnerland en per kanaal. Brussel: FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

 

De Belgische ODA (Official Development Asssistance) per kanaal geeft een gedetailleerd overzicht van het totale bedrag dat ons land spendeerde aan ontwikkelingssamenwerking in de periode 2011-2014. In 2011 ging er nog 0,53 procent van het bruto nationaal inkomen of zo’n 2 miljard euro naar ontwikkelingssamenwerking, terwijl dat in 2014 1,8 miljard euro of 0,46 procent van het bni was. De Belgische ODA per partnerland toont dan weer hoeveel geld er naar ieder partnerland apart vloeit. Ook hier zie je dat onze ex-kolonies de grootste slokoppen zijn. Wat wel opvalt, is dat het budget voor Rwanda sinds 2011 zo’n 23 miljoen euro is afgenomen tot 31 miljoen euro. Het bedrag voor Burundi schommelt in die periode rond zo’n 45 miljoen euro. Congo krijgt jaarlijks meer dan 100 miljoen euro en neemt de grootste hap van het ontwikkelingsbudget.

 

Oudere cijfers kon ik niet online vinden. Ik heb meerdere e-mails gestuurd naar medewerkers van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking, maar werd steeds doorgestuurd. Ik kreeg de cijfers niet meteen te pakken via de overheid, maar kon ze wel snel bemachtingen via de jaarrapporten van 11.11.11.

 

  • Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking. (2014). Jaarverslag 2014. Brussel: FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

 

Dit jaarverslag dateert van voor de beslissing om het aantal partnerlanden terug te schroeven. In dit verslag blikt de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking vooruit en geeft het onder andere de plannen mee die ons land heeft in Centraal-Afrika. In Burundi, Congo en Rwanda focust België vooral op gezondheidszorg, infrastructuur, landbouw en voedselzekerheid.In Burundi ondersteunt België op bestuursniveau de werking van de politie en justitie om het beheer van het strafrechtelijk systeem te verbeteren. Maar als de criteria van ‘goed bestuur’ niet worden gerespecteerd, kan de interventie gedeeltelijk of volledig worden stopgezet. Er werd dus wel al rekening gehouden met het feit dat president Nkurunziza voor een derde termijn kon gaan. Ondertussen heeft ons land al een aantal maatregelen genomen.

 

In april 2014 heeft België een nieuw samenwerkingsprogramma met Congo ondertekend voor de periode 2014-2015. Het programma voorziet 80 miljoen euro voor het technisch onderwijs en de beroepsopleidingen, de landbouw en de gezondheidszorg. In Rwanda richt het beleid zich vooral op de geestelijke gezondheidszorg. Twintig jaar na de genocide blijft het doel personeel opleiden dat dicht bij de slachtoffers staat en kwaliteitsvolle zorg kan verstrekken.

 

 

7) Folder

 

  • Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking. (2015). De Belgische Ontwikkelingssamenwerking in een notendop. Brussel: FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

 

Met deze folder stelt de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking het ontwikkelingsbeleid voor. Het beleid richt zich op dertien partnerlanden in Afrika en op de Palestijnse Gebieden. Ook het budget voor ontwikkelingshulp, dat in 2014 1,8 miljard euro bedroeg, wordt meegegeven. In de folder staan ook de prioritaire thema’s van het beleid: gezondheidszorg, mensenrechten, onderwijs en vorming, landbouw en voedselzekerheid, basisinfrastructuren en maatschappijopbouw. Tot slot worden ook alle actoren genoemd. Het foldertje geeft vooral een goed en simpel overzicht van wie de actoren zijn en wat de prioriteiten zijn. Andere bronnen waren zeer complex en dan is een simpel overzicht meer dan welkom.

 

 

8) Website

 

 

Deze bron werd me aangereikt door Hendrik Van Poele, persverantwoordelijke van 11.11.11. Ngo-openboek is een databank over en van de Belgische ngo’s voor ontwikkelingssamenwerking of de zogenaamde derde pijler. De site geeft de inkomsten en uitgaven van alle erkende Belgische ngo’s weer. Elke ngo geeft ook aan in welke landen ze actief zijn en hoeveel geld ze er spenderen. Voorts zien we ook hoeveel mensen de ngo’s inzetten in elk land. Dit is een zeer nuttige bron omdat het een gedetailleerd overzicht geeft van welke ngo’s in de ex-kolonies aanwezig zijn.

 

Uit de gegevens blijkt dat zelfs de meeste steun van de ngo’s naar Congo gaat. In de periode 2010-2014 gaven de ngo’s ieder jaar tussen 40 en 60 miljoen euro uit in Congo. Wat opvalt, is dat het wereldnatuurfonds WWF zo’n 3 miljoen euro spendeert in Congo. Het is daarmee de vijfde grootste ngo in Congo. In Rwanda en Burundi is het WWF niet actief. In Burundi wordt sinds 2010 jaarlijks zo’n 10 miljoen euro gespendeerd. Ngo’s zijn niet zo actief in Rwanda. Jaarlijks vloeit er slechts 6 miljoen euro naar Rwanda. We zien dat vooral Artsen Zonder Grenzen en het Rode Kruis zeer actief zijn in onze ex-kolonies.

 

9) Tabellen

 

  • OESO. (2014). Aid disbursements to countries and regions. Parijs: OESO.

 

Op 13 januari heb ik voor het eerst een e-mail gestuurd naar de Belgische Technische Coöperatie en naar de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking om cijfers te verkrijgen van de Belgische ODA van de laatste 30 jaar. Op die manier zou ik een goed overzicht hebben van de Belgische uitgaven tijdens de crisissen in de regio in de jaren ’90. Ik kreeg echter geen antwoord. Op de website van 11.11.11 vond ik wel de gegevens tot 2001.

 

Op 26 januari kreeg ik eindelijk antwoord van Guido Couck, medewerker bij de BTC. Hij kon me al een paar cijfers bezorgen, maar raadde me aan om zijn collega Chris Simoens, medewerker bij de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking, hiervoor te contacteren. Simoens stuurde mijn e-mail dan weer door naar zijn collega die de ODA opvolgde. Ik kreeg dagenlang geen antwoord en stuurde een reminder naar Simoens. Zijn collega, Antoon Van Broeckhoven, antwoordde meteen. Hij was mijn e-mail uit het oog verloren, omdat hij eerst nog andere zaken moest afwerken. Diezelfde dag ontving ik de cijfers van de Belgische ODA sinds 1960 (gebaseerd op cijfers van de OESO) en sinds 1987 (gebaseerd op cijfers van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking). Beide tabellen werden op mijn vraag aangemaakt.

 

Deze tabel toont de Belgische ODA sinds 1960. In 1963, een jaar na de Burundese en Rwandese onafhankelijkheid, werd de Belgische steun aan de landen zo goed als gehalveerd. Daarna nam de steun weer gestaag toe. Je ziet ook meteen een daling van de steun aan Rwanda in 1994. Toen vond de genocide er namelijk plaats. Het duurde tot 2007 vooraleer de steun aan Rwanda opnieuw hetzelfde niveau bereikte als voor de genocide. Wat ook opvalt, is dat er tot 1990 jaarlijks zo’n 5 miljard Belgische frank vloeide naar Congo. Toen Mobutu de Belgische coöperanten wegjoeg, daalde de steun tot 1 miljard Belgische frank. In 1997, wanneer Mobutu de macht verloor, besloot België opnieuw meer steun te bieden. Sinds 2003 bereikt de steun aan Congo opnieuw hetzelfde peil als in 1989.

               

  • Van Broeckhoven, A. (2016). ODA Congo-Burundi-Rwanda. Brussel: Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking.

 

Deze tabel geeft dezelfde informatie weer als de vorige bron. De tabel van de OESO bevat cijfers sinds 1960, terwijl deze tabel cijfers weergeeft sinds 1987. Deze cijfers zijn afkomstig van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking. De tabel werd op mijn vraag gemaakt en geeft me een duidelijk overzicht van de Belgische ODA. Die gegevens vind je dus niet online. Ook hier zie je dezelfde ontwikkelingen als in de vorige bron. 

Universiteit of Hogeschool
Erasmushogeschool Brussel
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Patrick Pelgrims