De verruimde minnelijke schikking en fiscale fraude: klassenjustitie of noodzaak?

Maxim
Verbeeck

De verruimde minnelijke schikking en fiscale fraude: klassenjustitie of noodzaak?

 

Tegenwoordig gaan er almaar meer stemmen op om de verruimde minnelijke schikking (hierna: VVSBG) uit het Belgisch rechtslandschap te verwijderen. De ene spreekt van een aantasting van rechtvaardigheid, de ander van een afkoopwet. Alsof de wetgever een vorm van klassenjustitie heeft ingevoerd met deze rechtsfiguur. Er werd derhalve onderzocht of dit daadwerkelijk het geval was. Kunnen we spreken van het afkopen van de straf bij fiscale fraudezaken over de miljoenen? Treedt het openbaar ministerie te laks op tegenover witteboordencriminaliteit? Vanuit deze invalshoek werd de spilfiguur bij de VVSBG voor fiscale fraude bevraagd, met name de magistraten die het voorstel moeten evalueren.

Dit onderzoek poogt te begrijpen wie, hoe en waar er rekening mee wordt gehouden bij het toepassen van de VVSBG. Het praktisch vernuft van deze thesis schuilt erin dat het een aanzet betekent voor beleidsvorming op het niveau van het College van procureurs-generaal en een meer genuanceerde blik biedt bij deze omstreden rechtsfiguur. Er wordt verder ook gekeken naar de wijzigingen die de Potpourri II wet heeft doorgevoerd alsook de doelstellingen die de VVSBG voor ogen had.

Actoren die betrokken zijn bij een voorstel tot VVSBG zijn de belastinginspecteur, de referentiemagistraat, de procureur-generaal, de rechter en indien er een gerechtelijk onderzoek gaande was, kan eveneens het advies van de onderzoeksrechter worden gevraagd. Elke actor heeft zijn eigen rol te vervullen.

Het verloop van de procedure is niet lineair. Bij een feilloze VVSBG gaan de magistraten als volgt tewerk. Eerst zal er een voorstel door de raadsman van de verdachte worden gedaan. De substituut-procureur gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden kijkt vervolgens of de verdachte ervoor in aanmerking komt. Hoewel de publieke opinie er vanuit gaat dat er geen motivatie wordt gegeven, is dit geenszins het geval. Een motivatie dient immers opgegeven te worden in het verslag naar de procureur-generaal. Ook op het niveau van het hof van Beroep zal er gespeculeerd worden of de verdachte in aanmerking komt voor een VVSBG. Nergens in de literatuur is deze bijkomende horizontale controle terug te vinden. Dat het parket te laks zou omgaan met het toepassen van deze rechtsfiguur is dus enigszins onterecht.

Nadat de procureur-generaal zijn fiat heeft gegeven beginnen de vertrouwelijke gesprekken met de verdachte. Indien er een gerechtelijk onderzoek gaande is, wordt de onderzoeksrechter ontheft door de onderzoeksgerechten. Het staat de substituut-procureur gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden vrij om het advies van de onderzoeksrechter te vragen. In de praktijk zal dit welhaast nooit gebeuren omdat de magistraat al op de hoogte is van de zaak door zijn permanent inzagerecht in het strafdossier.

Tijdens de vertrouwelijke gesprekken tussen substituut-procureur gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, de referentiemagistraat en de raadsman van de verdachte wordt er onderhandeld over wat er allemaal moet betaald worden. In de regel zal dit 60 à 65 % van de ontdoken belastingen betreffen. Hiervan wordt nauwelijks afgeweken omdat dit anders een domino-effect creëert. Dit wil zeggen dat één uitzondering bij één advocaat aanleiding zal geven tot meerdere uitzonderingen in soortgelijke zaken. Fiscale advocaten zijn immers schaars en geven elkaar ook zulke informatie door. Het parket is dus zeer voorzichtig gedurende de onderhandelingen. Het tarief is ook niet min.

Kristof Lammens heeft hier een perfect voorbeeld van gegeven. Wanneer X voor 100.000 euro fraudeert en voor 50.000 euro belastingen heeft ontdoken, dan zal deze de fiscale administratie 50.000 moeten betalen en bovenop die 50.000 wordt er dan 60% toegepast. In totaal zal een fiscaal fraudeur dan 80.000 euro moeten betalen.

Wanneer alles dan betaald is, dienen louter enkel de formele voorwaarden door de bodemrechter gecontroleerd te worden. Binnenkort zal hier echter verandering in komen door het Grondwettelijk arrest van dit jaar in juni. De bodemrechter zal dus naar de toekomst toe zich ook kunnen uitspreken over de proportionaliteit en opportuniteit van de straf. Een absolute ramp in het licht van de verruimde minnelijke schikking. Waarom? Omdat het de substituut-procureur gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden is die de garanties biedt bij de vertrouwelijke gesprekken. Wanneer dus alles in kannen en kruiken is en de rechter verklaart zich niet akkoord, kan alles van voren af aan beginnen. Maar het afhandelen van een verruimde minnelijke schikking neemt al snel een jaar in beslag omdat er zoveel heen en weer gecommuniceerd moet worden. Een rechter die zich dus kan uitspreken over proportionaliteit en opportuniteit vormt een gevaar voor de overschrijding van de redelijke termijn inzake fiscale strafzaken. Met een vermindering van de sanctie tot gevolg.

Ten slotte zijn ook de wijzigingen die de Potpourri II wet heeft doorgevoerd zeer betreurenswaardig. De eerste wijziging houdt in dat een verruimde minnelijke schikking niet zou toegepast kunnen worden van zodra er al sprake is van een eerste beslissing ten gronde. Doch dit strookt niet met de proceseconomische doelstelling die de wetgever voor ogen had met de verruimde minnelijke schikking. Als tevens de rechter zijn oordeel als ondergrens wordt gebruikt, is dit des te meer een onnodige maatregel. De tweede wijziging slaat op het feit dat een succesvolle verruimde minnelijke schikking op beperkte wijze wordt opgenomen in het centraal strafregister. Beperkt in de zin dat slechts de juiste instanties er toegang toe hebben en dat het ook niet is inbegrepen op de aanvraag van een strafblad. Stigmatisering door de samenleving blijft dus evenwel uit. Maar de wetgever heeft deze maatregel ingevoerd zodat de bodemrechter zicht zou hebben op het feit dat de verdachte in het verleden al minnelijke schikking gesloten zou hebben. Nochtans kunnen rechters dit controleren op de inlichtingenbulletins van de gemeenten. Het feit dat een rechtspersoon tevens wel wordt opgenomen in het strafregister bij het afsluiten van een VVSBG, doch niet bij een veroordeling bij een rechter, zorgt voor de nodige ambiguïteit. Daarom zouden beide wijzigingen van de Potpourri II wet moeten worden teniet gedaan.

Bibliografie

A. Wetgeving

KB nr.59 van 10 januari 1935, BS 13 januari 1935.

Wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, BS 5 oktober 1867.

Wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, BS 15 augustus 1980.

Wet van 28 juni 1984 tot uitbreiding van het toepassingsveld van het verval van de strafvordering voor sommige misdrijven tegen betaling van een geldsom, BS 22 augustus 1984.

Wet van 4 augustus 1986 houdende fiscale bepalingen, BS 20 augustus 1986.

Wet van 10 februari 1994 houdende regeling van een procedure voor de bemiddeling in strafzaken, BS 27 april 1994.

Wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon, BS 22 juni 2009.

Wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in vredestijd, BS 7 mei 2003.

Wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen, BS 6 mei 2011.

Wet van 11 juli 2011 tot wijziging van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering en van artikel 7 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, BS 1 augustus 2011.

75

Wet van 20 september 2012 tot instelling van het "una via"-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boete, BS 22 oktober 2012.

Wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het systeem van fiscale regularisatie en tot invoering van een sociale regularisatie, BS 15 juli 2013.

Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016.

B. Voorbereidende werken

Verslag over het wetsontwerp betreffende fiscale bepalingen hoofdstuk III (artikelen 51 tot 115) op 9 juli 1986, Parl. St. Senaat 1985-86, 310-2/2.

Wetsontwerp houdende fiscale bepalingen, Parl. St. Kamer 1985-86, nr.576/7.

Wetsontwerp houdende diverse bepalingen, Evocatieprocedure, Verslag namens de Commissie voor Justitie, Parl. St. Senaat 2010-2011, nr. 5-869/4.

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering en van artikel 7 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, Verslag namens de Commissie voor de justitie, Parl. St. Senaat 2010-11, nr. 5-893/3.

Amendement nr. 18 van de heer S. VERHERSTRAETEN, Wetsontwerp houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1208/007.

Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering en van artikel 7 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, Verslag namens de Commissie voor de Justitie, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1344/003.

76

Wetsontwerp houdende dringende bepalingen inzake fraudebestrijding, Artikelsgewijze bespreking en stemmingen, Parl. St. Kamer 2012-13, nr.2763/007.

Wetsontwerp houdende wijzigingen van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2015-16, nr.1418/1.

Adv. RvS nr. 49.792/2 van 7 juni 2011, Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering en van artikel 7 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, Parl. St. Kamer 2010-2011, nr. 53-1344/005.

C. Parlementaire vragen en antwoorden

Vr. en Antw. Kamer, 12 januari 2012, nr. P0694.

Vr. en Antw. Kamer, 11 maart 2013, nr.310.

Vr. en Antw. Kamer, 15 mei 2013, nr. 17480.

Vr. en Antw. Kamer, 4 juni 2013, nr. 17795.

Vr. en Antw. Kamer, 25 februari 2015, nr. 2462.

D. Rechtspraak

GwH 16 juli 2009, arrest nr.117/2009.

GwH 20 oktober 2009,arrest nr.159/2009.

GwH 14 februari 2013, arrest nr.6/2013.

GwH 28 februari 2013, arrest nr. 20/2013.

Cassatie 22 oktober 2003, arrest P.03.0084.F.

EHRM 27 Februari 1980, arrest nr. 6903/75.

E. Gemeenschappelijke omzendbrieven

Gemeenschappelijke omzendbrief van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep. Betreft: Interpretatie van de artikelen 26§3 en 34 van de wet betreffende de voorlopige hechtenis, COL 9/2010, Brussel, 18 mei 2010.

77

Gemeenschappelijke omzendbrief van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep. Betreft: Toepassing van artikel 216bis Sv., in het bijzonder m.b.t. het verruimd verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom (VVSBG), COL 6/2012, Brussel, 30 mei 2012.

F. Boeken

BAARDA, B., Dit is onderzoek. Handleiding voor kwalitatief en kwantitatief onderzoek, Groningen, Noordhoff Uitgevers, 2014, 192 p.

BLEIJENBERGH, I., Kwalitatief Onderzoek in organisaties, Boom, Lemma, 2015, 127 p.

BOEIJE, H., Analyseren in Kwalitatief Onderzoek: denken en doen, Boom, Lemma, 2014, 224 p.

COOPMAN, B. (ed.) en HENS,K., De minnelijke schikking in fiscale strafzaken, Antwerpen, Intersentia, 2012, 237 p.

CORBIN, J. and STRAUSS, A., Basics of Qualitative Research: Techniques and Procedures for Developing Grounded Theory, Los Angeles, Sage, 2008, 379 p.

DE JONCKHEERE, M. (ed.), De fiscale procedure, Brugge, Die Keure, 2010, 434 p.

DE JONCKHEERE, M. (ed.), Een reis doorheen de fiscale basisbeginselen, Brugge, Die Keure, 2011, 430 p.

DE NAUW, A., Fiscaal strafrecht en strafprocesrecht, Antwerpen, Intersentia, 2007, vi + 137 p.

DECORTE, T. en ZAITCH, D. (red.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, Leuven, Acco, 2010, 574 p.

DESTERBECK, F., Krachtlijnen Van het Fiscaal Strafrecht En Fiscaal Strafprocesrecht, Brussel, Larcier, 2015, 94 p.

FAES, P., Het rechtsmisbruik in fiscale zaken. Artikel 344 § 1 WIB – 15 jaar later, Gent, Larcier, 2008, 211 p.

FLICK, U., VON KARDORFF, E. and STEINKE, I. (eds.), A Companion to Qualitative research, London, Sage Publications, 2004, xii+ 428 p.

HANCOCK, B., OCKLEFORD, E. and WINDRIDGE, K., An Introduction to qualitative research, The NIHR Research design Service for the East Midlands 2009, 39 p.

HARREWYN, A., Verruimde minnelijke schikking: Parket bij het Hof van beroep te Gent: opening gerechtelijk jaar 2012-2013, 3 september 2012, Gent, Openbaar Ministerie, 2013, 58 p.

HUYBRECHTS, L., Fiscaal Strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2002, XLII + 317 p.

78

VAN CAUTER, J. en DE MEESTER, K., Justice for sale. Onderhandelen over schuld en boete, Brussel, Larcier, 2015, 55 p.

VAN DEN WYNGAERT, C., DE SMET, B. en VANDROMME, S., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2014, 1470 p.

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en Strafprocesrecht, Antwerpen, Maklu, 1999, xlii + 987 p.

VERBURGGEN, F. en VERSTRAETEN, R., Strafrecht en strafprocesrecht voor bachelors, Antwerpen, Maklu, 2014, 658 p.

G. Bijdragen in verzamelwerken

BATSELIER, L. en PIRRON, J., “Zwarte vermogens, fiscale regularisatie en vermogensplanning” in MAUS, M. en ROZIE, M. (eds.), Actuele Problemen van het Fiscaal Strafrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 683-691.

BEIRNAERT, K., “De Minnelijke Schikking” in DE MEESTER, T. (ed.), AUGUSTYNS, L., BEIRNAERT, K. en TERSAGO, P., Potpourri II – Strafrecht en strafprocesrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 37-42.

DESTERBECK, F., “De onderzoeksbevoegdheden van fiscale administraties en gerecht met het oog op fraudebestrijding” in FRANK, S., LAMMERS, E.-V. en DE BOT, D., Fiscale Fraude: Handleiding Voor Risicobeheersing En Sensibilisering Rond Georganiseerde Fiscale Fraude, Diegem, Ced.Samsom, 1999, 249-296.

NELKEN, D., “White-collar crime and corporate crime” in MAGUIRE, M., MORGAN, R. and REINER, R., Oxford handbook of criminology, Oxford, Oxford University Press, 2012, 624-659.

NYS, C., “Ontwerp memorie van toelichting bij wetsontwerp houdende wijziging van artikel 216bis Sv. houdende het verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom” in VLAAMSE CONFERENTIE BIJ DE BALIE TE ANTWERPEN, Geboeid door het strafrecht – de advocaat en de strafrechtspleging, Brussel, Larcier, 2011, 85-107.

PEETERS, B., "De dunne lijn tussen belastingontwijking en belastingontduiking" in MAUS, M. en ROZIE, M. (eds.), Actuele Problemen van het fiscaal strafrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 67-78.

RAVYSE, S., “De minnelijke regeling van fraude in strafonderzoeken: heden en toekomst” in DE BIE, B. (ed.), De transactie als instrument voor fraudebestrijding. Afstemming van de sociale, fiscale en strafrechtelijke aspecten, Antwerpen, Intersentia, 2006, 33-56.

79

VERSTRAETEN, R., “Afdeling 8 - De visie van een strafrechtspecialist” in De hervorming van de strijd tegen de fiscale fraude, Gent, Uitgeverij Larcier, 2010, 139-143

VERSTRAETEN, R., “De verruiming van de minnelijke schikking” in VLAAMSE CONFERENTIE BIJ DE BALIE TE ANTWERPEN, Geboeid door het strafrecht, de advocaat en de rechtspleging, Brussel, Larcier, 2011, 59-83.

H. Tijdschriften

ANTHONISSEN, K. en VERVECKEN, G. “Hoe en wanneer schikken in fiscale strafzaken”, AFT 2012, 11-15.

BAILLEUX, A., “Minnelijke schikking in strafzaken” (noot onder GwH 28 februari 2013), NjW 2013, 445-447.

BAUWENS, T., “Verruimde Minnelijke Schikking”, T. Strafr. 2016, 33-34.

BERNARD, P., “A method of analysing interview transcripts in qualitative research”, Nurse Education today 1991, 461-466.

BOYCE, C. and NEALE, P., “Conducting in-depth-interviews: A guide for designing and conducting in-depth interviews for evaluation input”, http://www2.pathfinder.org (geraadpleegd op 02.08.2016).

BROD, M., TESLER, L.E. and CHRISTENSEN, T.L., “Qualitative research and content validity: developing best practices based on science and experience”, Qual Life Res 2009, 1263-1278.

BUYSSE, C., “Minnelijke schikking: rechterlijke controle moet worden uitgebreid”, Fiscoloog 2016, 6-8.

CAMPBELL, J.L., QUINCY, C., OSSERMAN, J. and PERDERSEN, O.K., “Coding in-depth semistructured interviews: problems of unitization and intercoder reliability and agreement”, Sociological Methods & Research 2013, 1-27.

CHEW-GRAHAM, C.A., MAY, C.R. and PERRY, M.S. “Qualitative research and the problem of judgement: lessons from interviewing fellow professionals”, Family practice 2002, 285-289.

DE RUYVER, B. en VAN IMPE, K., “De minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken”, RW 2000-2001, 445-463.

DECAIGNY, T., DE HERT, P. en VAN GARSSE, L. “De minnelijke schikking na de wetten van 14 april en 11 juli 2011: verruiming van de buitengerechtelijke afhandeling en fundamentele hervorming”, RW 2011, 550-563.

80

DEMEULENAER, S. en MAUS, M., “Omzendbrief over minnelijke schikking ontgoochelt”, Fisc. Act. 2012, 1-4.

DESTERBECK, F., “Fiscale toepassing minnelijke schikking vaak niet evident”, Fisc. Act. 2012, 1-4.

DESTERBECK, F., “Witwassen en zwarte vermogens bezorgen (nog steeds) grijze haren”, Fisc. Act. 2010, 8-15.

DICICCO-BLOOM, B. and CRABTREE, B.F., “The qualitative research interview”, Medical Education 2006, 314-321.

DIEFENBACH, T., “Are case studies more than sophisticated storytelling?: Methodological problems of qualitative empirical research mainly based on semi-structured interviews”, Qual Quant 2009, 875-894.

ENDACOTT, R., “Clinical Research 4: Qualitative data collection and analysis”, International Emergency Nursing 2008, 48-52.

FORUM, “Belastingontwijking en belastingfraude Fiscale Hogeschool 26 november 2009”, TFR 2010, 111-132.

FORUM, “Fraudebestrijding en charter van de belastingplichtige: noodzakelijk een paradox? ", TFR 2010, 327-369.

FOSSEY, E., HARVEY, C., MCDERMOTT, F. and DAVIDSON, L., “Understanding and evaluating qualitative research”, Australian and New Zealand Journal of Psychiatry 2002, 717-732.

GOYVAERTS, G. “Kaaimantaks treft oprichters en begunstigden van buitenlandse constructies”, Fisc. Act. 2015, 7-14.

HENS, K. en COOPMAN, B., “De onbestaande discretie van fiscale gesprekken in het kader van de minnelijke schikking”, RABG 2014, 1318-1323.

HEYRMAN, K., “De verruimde minnelijke schikking: hoge verwachtingen worden in de praktijk getemperd”, TFR 2011, 583-584.

KARNIELI-MILLER, O., STRIER, R. and PESSACH, L., “Power relations in qualitative research”, Qualitative Health Research, 279-289.

LAMMENS, K., “De verruimde minnelijke schikking van artikel 216bis Sv. in fiscale strafzaken- Theorie en praktijk”, RW 2013, 1242-1253.

MAYS, N. and POPE, C., “Qualitative research. Rigour and qualitative research.”, British Medical Journal 1995, 109-112.

81

MEESE, J. en TERSAGO, P., “Verruimde minnelijke schikking in strafzaken. Buitengerechtelijke afhandeling van strafzaken doorbreekt haar ketens”, NjW 2012, 314-321.

MILLER, T. and BOULTON, M., “Changing constructions of informed consent: qualitative research and complex social worlds”, Social Science & Medicine 2007, 2199-2211.

MORRENS, P., “De rechter buitenspel? Over de toepassing van de minnelijke schikking in de praktijk”, Panopticon 1991, 168-173.

NUNKOOSING, K., “The problems with interviews”, Qualitative Health Research 2005, 698-706.

PETTY, N.J., THOMSON, O.P. and STEW, G. “Ready for a paradigm shift? Part 2: Introducing qualitative research methodologies and methods”, Manual Therapy 2012, 378-384.

QU, S.Q. and DUMAY, J., “The qualitative research interview”, Qualitative Research in Accounting & Management 2011, 238-264.

RAES, A., VAN WYNSBERGE, T., DE KEULENAER, S., DEVEUX, E., DECRAMER, K. en DELADRIERE, A., “De verruimde minnelijke schikking: een ‘meerwaarde’ of ‘win-win’ situatie?”, Panopticon 2015, 88-102.

REYNAERTS, B., “Verruimde minnelijke schikking in strafzaken zet klassieke rechtspleging op de helling”, Juristenkrant 2012, afl. 251, 16 (samenvatting).

ROZIE, J. en WAETERINCKX, P.,“Actualia verbeurdverklaring (2010-2015): alles stroomt niets is blijvend”, NC 2015, 391-443.

SALENS, P., "Waardering vruchtgebruik", Fisc. Act. 2016, 5-8.

SPAGNOLI, K., “Hoe vrij is het vetorecht van de fiscus bij een minnelijke schikking in strafzaken?”, TFR 2015, 143-145.

VAN BAVEL, H., “De minnelijke schikking in strafzaken drie jaar na de “verruiming””, T. Strafr. 2014, 279-291.

VANDERKERKEN, C., “De minnelijke schikking in fiscale strafzaken: de strafrechter als klerk voor het fiscaal akkoord (?)”, AFT 2012, 4-11.

VERACHTERT, G. en DE GOYVAERTS, G., “Grondwettelijk Hof verwerpt vernietigingsberoep tegen ‘ernstige fiscale fraude’”, Fisc. Act. 2015, 4-9.

VERHELST, S., “De efficiëntie van onderhandelde conflictoplossingen in het strafrecht”, RW 2011, 1586-1599.

VERSTRAETEN, R. en BAILLEUX, A., “De verruimde minnelijke schikking: een wenselijk maar delicaat product”, NC 2012, 422-461.

82

X., “Fiscale fraude zwaarder bestraft”, Fisc. Act. 2013, 4-6.

X., “Potpourri II”, NjW 2016, 204-211.

X., Juristenkrant 2016, nr. 331, 1-2 (samenvatting).

I. Media

BOVÉ, L., “BBI-directeur Anthonissen nog eens aangeklaagd”, De Tijd 2015, 28 juli 2015, www.detijd.be (geraadpleegd op 08.11.2015).

BOVÉ, L., “Vete over tweet breekt topman fiscus zuur op”, De Tijd 2015, 23 september 2015, www.detijd.be (geraadpleegd op 07.11.2015).

DECEUNYNCK, F., “Zelfs de Kaaimaneilanden zijn geen veilige haven meer”, De Standaard 2015, 31 oktober 2015, www.standaard.be (geraadpleegd op 20.11.2015).

MOERAERT, J., “Miljoenenfraudezaak KBC na 20 jaar verjaard”, De Tijd 2015, 6 november 2015, www.detijd.be (geraadpleegd op 30.11.2015). S.G. (20.05.2015), “Met het BBI-tarief brengt de kaaimantaks 20 miljard op”, Asse, De Persgroep, Het Laatste Nieuws.be: www.hln.be (geraadpleegd op 08.11.2015).

VANSCHOUBROEK, C., “Regularisatie wordt doodgeboren kind”, De Standaard, 23 oktober 2015, www.standaard.be (geraadpleegd op 30.11.2015).

J. Online bronnen

DE MEULENAER, S. en MAUS, M., “Omzendbrief minnelijke schikking? Oh my God, amazing!”, www.fraudebestrijding.be (geraadpleegd op 11.07.2016).

X., Fiscus stemt bijna altijd in met minnelijke schikking, http://www.monkey.be/secure/documentview.aspx?id=mnma12652794&state=cha… (geraadpleegd op 26.06.2016).

K. Administratieve bronnen

Federale overheidsdienst Justitie, Evaluatie COL6/2012 VVSBG, 6 juni 2014.

CROMBEZ, J., Actieplan van het College voor de Strijd tegen de Fiscale en Sociale Fraude, 2012-13.

GEENS, K., Het justitieplan. Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid, 2015-2016, 119 p.

VAN OVERTVELDT, J., Plan ter bestrijding van de fiscale fraude, 2015-16, 78 p.