Sterk, zwak of verzwakt: de evolutie van onze werkwoorden

Isabeau
De Smet

Sterk, zwak of verzwakt: de evolutie van onze werkwoorden

Stiet u ook al eens op rare werkwoordsvormen? Ried u dan al waar dit artikel over gaat? Misschien klinken de werkwoorden in deze zinnen je wat vreemd in de oren. Toch zijn ze correct Nederlands, hoewel misschien een beetje oubollig. Zo’n honderd jaar geleden echter, kon je deze vormen wel vaker horen, naast hun meer hedendaagse varianten stootte en raadde. Als we nog verder teruggaan in de tijd, tot aan de vroege middeleeuwen, dan zouden juist stootte en raadde de mensen vreemd in de oren hebben geklonken. Wat is hier aan de hand?

 

Wat gaande is, is wat we ‘de verzwakking van het sterke werkwoord’ noemen. Er zijn in het Nederlands namelijk twee manieren om de verleden tijd te vormen. Bij sommige werkwoorden, de zogenaamde ‘sterke werkwoorden’ verandert de klinker (lopen-liep, nemen-nam), bij andere, de ‘zwakke werkwoorden’ voegen we -te/-de toe aan de stam (spelen-speelde, praten-praatte). De overgrote meerderheid van onze werkwoorden is zwak, slechts een klein deel sterk. Doorheen de eeuwen zijn bovendien steeds meer sterke werkwoorden zwak geworden. Waar men vroeger stiet of ried zei, zegt men nu bijna altijd stootte of raadde. En dat zijn niet de enige voorbeelden. Onder andere bakken, zouten, verbannen, weven en wassen waren vroeger sterk

 

Deze masterthesis onderzocht juist hoeveel werkwoorden zijn verzwakt sinds het Oudnederlands (gesproken tussen 800 en 1200). In het Middelnederlands (gesproken tussen 1200 en 1500) waren reeds 13,7% van de werkwoorden die in het Oudnederlands nog sterk waren, verzwakt. In het Nieuwnederlands (voor dit onderzoek van 1500 tot 1900) liep dat aantal op tot 21,3%. In het hedendaags Nederlands zijn in totaal 27,1% van de origineel sterke werkwoorden uiteindelijk verzwakt. Dit onderzoek is gebaseerd op twee eerdere studies die hetzelfde onderzoek deden voor het Engels en het Duits. Beide talen zijn nauw verwant aan het Nederlands en kennen ook sterke en zwakke werkwoorden (in het geval van het Engels ook wel irregular en regular verbs genoemd), maar toch leverden die studies andere resultaten op. In het Engels zijn maar liefst 44,6% van de ooit sterke werkwoorden verzwakt, in het Duits zijn dat er ‘maar’ 15,9%.

 

Wat veroorzaakt nu deze verschillen? Deze thesis oppert dat taal- en dialectcontact de verzwakking kan beïnvloeden. Talen gesproken in gebieden waar veel niet-moedertaalsprekers of veel dialectsprekers wonen, zouden onder druk staan om te veranderen en te vereenvoudigen. Dat komt omdat niet-moedertaalsprekers die een bepaalde leeftijd hebben overschreden, het veel moeilijker hebben om een nieuwe taal te leren en die bijgevolg imperfect leren. Zij hebben het dan vooral moeilijk met onregelmatigheden, zoals sterke werkwoorden. Hoewel er ooit regelmaat in het sterke systeem zat, is die nu voor velen ver te zoeken. Het zwakke systeem is daarentegen veel gebruiksvriendelijker: aan elk werkwoord wordt gewoon -te/-de toegevoegd.

 

Engeland heeft doorheen de eeuwen veel taalcontact gekend en het Engels is dan ook op veel vlakken sterker vereenvoudigd dan het Duits dat minder taalcontact heeft gekend. Het Nederlands neemt een tussenpositie in. Dat zien we ook weerspiegeld in de cijfers van het percentage verzwakte werkwoorden. In het Engels zijn de meeste werkwoorden verzwakt, gevolgd door het Nederlands. In het Duits verzwakten de minste werkwoorden.

 

Taalcontact komt typisch voor in de geschiedenis op momenten van grote verstedelijking van gebieden waarbij veel migranten en dialectsprekers bij elkaar komen wonen in steden. Omdat we de cijfers van de bevolkingsaantallen van grote Europese steden hebben, kunnen we kijken of er een correlatie bestaat tussen het toenemen van het bevolkingsaantal en de verzwakking van de werkwoorden. En zo’n correlatie komt inderdaad voor. Waar de Nederlanden al in de middeleeuwen sterk verstedelijkt waren (denk maar aan Brugge en Gent), treedt de grootste verstedelijking in Duitsland pas op in de vroegmoderne tijd. In de middeleeuwen zijn er in het Nederlands ook al heel wat werkwoorden verzwakt, in Duitsland echter slechts enkele. De grootste verzwakking begint daar pas in de vroegmoderne tijd. Toch moeten we voorzichtig blijven met deze resultaten: we kunnen enkel correlaties waarnemen, geen causale relaties.

 

Wat de verzwakking in de drie talen wel gemeen heeft, is dat ze vooral de minder frequente werkwoorden treft. Woorden als geven, zijn, worden, komen en zien die we dagdagelijks gebruiken, zullen niet snel verzwakken. Juist doordat we ze zo vaak gebruiken, kunnen we makkelijk onthouden hoe ze luiden in de verleden tijd en zullen we niet teruggrijpen naar die andere, makkelijkere vervoeging, namelijk de zwakke. Bij woorden als bijvoorbeeld verdrieten, nijgen en houwen ligt dat wel wat anders. We gebruiken ze niet vaak, weten daardoor niet altijd hoe de verleden tijd luidt en grijpen daarom terug naar de zwakke vervoeging. Het patroon is heel duidelijk en in het Engels, Duits en Nederlands hetzelfde: hoe frequenter de werkwoorden, hoe kleiner de kans dat ze verzwakken.

 

Nog een andere factor bleek de verzwakking te beïnvloeden. Er zijn namelijk drie verschillende klinkerpatronen volgens welke sterke werkwoorden vervoegd kunnen worden. Bij sommige werkwoorden draagt de infinitief (bijvoorbeeld lopen) dezelfde klinker als het voltooid deelwoord (gelopen), maar niet als de onvoltooid verleden tijd (liep). Bij andere werkwoorden dragen de infinitief, het voltooid deelwoord en de onvoltooid verleden tijd elk een andere klinker (nemen-nam-genomen). Bij nog andere werkwoorden dragen de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord dezelfde klinker (schrijven-schreef-geschreven). Deze laatste werkwoorden blijken minder vatbaar voor verzwakking dan de werkwoorden met de andere klinkerpatronen.

 

Verschillende factoren hebben dus ingewerkt op de verzwakking van de sterke werkwoorden. Talige factoren, zoals de frequentie en het klinkerpatroon van het werkwoord, maar ook sociaal-demografische. Waarschijnlijk kennen we nog niet alle factoren. Wat we wel weten, is dat de verzwakking van de sterke werkwoorden nog niet op haar einde is gekomen. Let maar goed op. U zal uzelf, uw familieleden of uw collega’s er wel eens op betrappen werkwoorden te verzwakken. En vaak is dat maar eenmalig, maar voor u het weet, haalt die zwakke vorm de overhand en is er een sterk werkwoord verloren gegaan.

Bibliografie

Anthony, Laurence. 2014. AntConc (Computer Software, version 3.4.4). Tokyo: Waseda University. (http://www.antlab.sci.waseda.ac.jp/.) (geraadpleegd oktober 2015)

 

Bailey, Christopher Gordon. 1997. The etymology of the Old High German weak verb: volume 1. Newcastle upon Tyne: University of Newcastle. (Thesis.)

 

Bairoch, Paul & Batou, Jean & Chèvre, Pierre. 1988. La population des villes Européenes de 800 à 1850. Geneva: Librarie Droz.

 

Baldi, Philip & Page, Richard. 2005. Review of Theo Vennemann, 2003, Europa Vasconica - Europa Semitica. Lingua 116. 2183-2220.

 

Barðdal, Jóhanna. 2009. The development of case in Germanic. In Barðdal, Jóhanna & Chelliah, Shobhana L. (eds.), The role of semantic, pragmatic and discourse factors in the development of case, 123–159. Amsterdam: John Benjamins.

 

Bates, Douglas & Maechler, Martin & Bolker, Ben & Walker, Steve. 2015. Fitting linear mixed-effects models using lme4. Journal of Statistical Software 67. 1-48.

 

Bentz, Christian & Winter, Bodo. 2013. Languages with more second language learners tend to lose nominal case. Language Dynamics and change 3. 1-27.

 

Bybee, Joan. 1985. Morphology: A study of the relation between meaning and form. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company.

 

Bybee, Joan. 2006. From usage to grammar: The mind’s response to repetition. Language 82. 711-733.

 

Carroll, Ryan & Svare, Ragnar & Salmons, Joseph. 2012. Quantifying the evolutionary dynamics of German verbs. Journal of Historical Linguistics 2. 153-172.

 

Dammel, Antje & Nowak, Jessica & Schmuck, Mirjam. 2010. Strong-verb paradigm leveling in four Germanic languages: A category frequency approach. Journal of Germanic Linguistics 22. 337-359.

 

Den Boon, Ton & Geeraerts, Dirk. 2005. Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie.

(https://netman.libis.kuleuven.be/vandale/) (geraadpleegd november 2015)

 

De Grauwe, Luc. 1982. De Wachtendonckse psalmen en glossen: Een lexikologisch-woordgeografische studie met proeve van kritische leestekst en glossaria, Deel 2. Nederland: Secretariaat van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.

 

De Vriendt, S.F.L. 1965. Sterke werkwoorden en sterke werkwoordsvormen in de 16de eeuw. Brussel: Belgisch interuniversitair centrum voor neerlandistiek.

 

De Vries, Matthias & te Winkel, Allard. 1851-1998. Woordenboek der Nederlandsche taal. (http://gtb.inl.nl) (meerdere keren geraadpleegd tussen oktober 2015 en februari 2016)

 

Fertig, David. 2009. Are strong verbs really dying to fit in? (paper gepresenteerd op GLAC 15, Banff, mei 2009)

 

Fertig, David. The regularisation-through-derivation effect and the historical development of verbs in the West Germanic languages. (te verschijnen)

 

Fox, John. 2003. Effect displays in R for Generalised Linear Models. Journal of Statistical Software 8. 1-27. (http://www.jstatsoft.org/v08/i15/.)

 

Franck, Johannes. 1883. Mittelniederländische Grammatik: Mit Lesestücken und Glossar. Leipzig: T. O. Weigel.

 

Franck, Johannes. 1971. Altfränkische Grammatik. 2nd edition. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht. 

 

Gysseling, Maurits. 1977-1987. Corpus Gysseling. (http://gysseling.corpus.taalbanknederlands.inl.nl/gysseling/page/search) (geraadpleegd 5 februari 2016)

 

Haeseryn, W. & Romijn, K. & Geerts, G. & de Rooij, J. & van den Toorn, M.C. 1997. Algemene Nederlandse spraakkunst (2e herziene druk). Groningen: Martinus Nijhoff/Wolters Plantyn.

 

Hare, Mary & Elman, Jeffrey L. 1995. Learning and morphological change. Cognition 56. 61-98.

 

Howell, Robert B. 2006. Immigration and koineisation: the formation of early modern Dutch urban vernaculars. Transactions of the Philological Society 104. 207-227.

 

Kerswill, Paul. 2002. Koineization and accomodation: Koineization as language change. In Chambers, J.K. & Trudgill, Peter & Schilling-Estes, Natalie (eds.), The handbook of language variation and change, 669-702. Oxford: Blackwell.

 

Kerswill, Paul. 2006. Migration and language. In Mattheier, Klaus & Ammon, Ulrich & Trudgill, Peter (eds.) Sociolinguistics/Soziolinguistik: An international handbook of the science of language and society. Berlijn: De Gruyter.

 

Kestemont, Britta. 2013. Hoe sterk is sterk? Een onderzoek naar de verzwakking van sterke werkwoorden. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. (Thesis.)

 

Knooihuizen, Remco & Strik, Oscar. 2014. Relative productivity potentials of Dutch verbal inflection patterns. Folia Linguistica Historica 35. 173-200.

 

Koelmans, L. 1978. Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuwse teksten. Utrecht: Instituut De Vooys voor Nederlandse Taal- en letterkunde.

 

Lass, Roger. 1988. How to do things with junk: exaptation in language evolution. Stellenbosch Papers in Linguistics 17. 33-62.

 

Lieberman, Erez & Michel, Jean-Baptiste & Jackson, Joe & Tang, Tina & Nowak, Martin A. 2007. Quantifying the evolutionary dynamics of language. Nature 449. 713-716.

 

Lowenthal, David. 1985. The past is a foreign country. Cambridge: Cambridge University Press.

 

Lupyan, Gary & Dale, Rick. 2010. Language structure is partly determined by social structure. PloS ONE 5. 1-10.

 

Lupyan, Gary & Dale, Rick. 2012. Understanding the origins of morphological diversity: The linguistic niche hypothesis. Advances in Complex Systems 15. 1-16.

 

MacWhinney, Brian & Leinbach, Jared. 1991. Implementations are not conceptualizations: Revising the verb learning model. Cognition 40. 121-157.

 

Mailhammer, Robert. 2006. On the origin of the Germanic strong verb system. Sprachwissenschaft 31(1). 1-52. 

 

Mailhammer, Robert. 2007a. The Germanic strong verbs: foundations and development of a new system. Berlijn: Mouton De Gruyter.

 

Mailhammer, Robert. 2007b. Islands of resilience: the history of the German strong verb from a systemic point of view. Morphology 17. 77-108.

 

Multatuli. 1860. Max Havelaar of De Koffiveilingen de Nederlandse Handelsmaaschappy. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep. 

 

O’Neil, Wayne. 1978. The evolution of the Germanic inflectional systems: A study in the causes of language change. Orbis 27. 248–286.

 

Oostdijk, Nelleke & Goedertier, Wim & Van Eynde, Frank & Boves, Louis & Martens, Jean-Pierre & Moortgat, Michael & Baayen, Harald. 2002. Experiences from the Spoken Dutch corpus project. 

 

Overdiep, Gerrit Siebe. 1946. Vormleer van het Middelnederlandsch der XIIIe eeuw. Antwerpen: N.V. Standaard-boekhandel.

 

Pijnenburg, Wilhelmus Johannes Juliana & van Dalen-Oskam K.H. & Depuydt, K.A.C. & Schoonheim, T.H. & Aalbrecht, H.T. & Burger, P. & van Dalen, M.C. & Dambrink, G.H. & van Diepen, M.J.M. & Stooker, K. (eds.). 2000. Vroegmiddelnederlands woordenboek. 

(
http://gtb.inl.nl) (meerdere keren geraadpleegd tussen oktober 2015 en februari 2016)

 

Pijnenburg, Wilhelmus Johannes Juliana & Quak, Arend. & Schoonheim, T.H. & Mooijaart M.A. & Louwen K. (eds.). 2012. Oudnederlands woordenboek. 

(http://gtb.inl.nl) (meerdere keren geraadpleegd tussen oktober 2015 en februari 2016)

 

Pijpops, Dirk & Beuls, Katrien & Van de Velde, Freek. 2015. The rise of the verb weak inflection in Germanic: An agent-based model. Computational Linguistics in the Nederlands Journal 5. 81-102.

 

Pinker, Steven. 1998. Words and rules. Lingua 106, 219-242.

 

Pinker, Steven & Ullman, Michael T. 2002. The past-tense debate: The past and future of the past tense. TRENDS in Cognitive Sciences 6. 456-463

 

Plunkett, Kim & Juola, Patrick. 1999. A connectionist model of English past tense and plural morphology. Cognitive science 23. 463-490.

 

Quak, Arend. 1981. Die altmittel- und altniederfränkischen Psalmen und Glossen. Amsterdam: Editions Rodopi B.V.

 

Quak, Arend & Van Der Horst, Johannes. 2002. Inleiding Oudnederlands. Leuven: Universitaire Pers.

 

R Core Team. 2013. R: A language and environment for statistical computing. R Foundation for Statistical Computing. Vienna. (http://www.r-project.org/) (geraadpleegd oktober 2015)

 

Sanders, Willy. 1974. Der Leidener Willeram. München: Wilhelm Fink Verlag.

 

Schönfeld, M. 1970. Historische grammatica van het Nederlands: editie A. Van Loey. Zutphen: Thieme & Cie.

 

Tack, P. 1897. Oudnederfrankische grammatica. Gent: A. Siffer.

 

Ten Kate, Lambert Hz. 2001. Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake: Eerste deel. Eds. Jan Noordegraaf en Marijke van der Wal. Alphen aan den Rijn: Uitgeverij Canaletto/Repro-Holland BV. (Fotomechanische herdruk van uitgave 1723.)(http://www.dbnl.org/tekst/kate002aenl01_01/) (geraadpleegd november 2015)

 

Trudgill, Peter. 2002. Linguistic and Social Typology. In Chambers, J.K., Trudgill, Peter, Schilling-Estes, Natalie (eds.), The handbook of language variation and change, 707–728. Oxford: Blackwell.

 

Trudgill, Peter. 2010. Investigations in sociohistorical linguistics: Stories of colonisation and contact. Cambridge: Cambridge University Press.

 

Van Bree, Cor. 1987. Historische grammatica van het Nederlands. Dordrecht: Foris Publications.

 

Van de Ketterij, C. 1980. Grammaticale interpretatie van Middelnederlandse teksten: Instructiegrammatica. Groningen: Wolters-Noordhoff

 

Van den Toorn, M.C., Pijnenburg, Wilhelmus, Van Leuvensteijn, J. & Van der Horst, Johannes. 1997. Geschiedenis van de Nederlandse taal. Amsterdam: Amsterdam University Press.

 

Van der Horst, Johannes. 2010. Met (het) oog op morgen: opstellen over taal, taalverandering en standaardtaal. Leuven: Leuven University Press.

 

Van der Wal, Marijke & Van Bree, Cor. 2008. Geschiedenis van het Nederlands. Bercker: Uitgeverij Unieboek| Het Spectrum.

 

Van de Velde, Freek & Kestemont, Britta. 2015. Using mixed-effects logistic regression to assess the determinants of regularisation of strong inflection in Dutch. (gepresenteerd op de SLE 48 Workshop. Shifting classes: Germanic strong and weak preterites and participles, Leiden, 3 september 2015.)

 

Van Haeringen, C.B. 1940. De taaie levenskracht van het sterke werkwoord. De Nieuwe Taalgids 34. 241-255.

 

Van Haeringen, C.B. 1956. Nederlands tussen Duits en Engels. Den Haag: Servire.

 

Van Helten, W.L. 1887. Middelnederlandsche spraakkunst. Groningen: J.B. Wolters.

 

Van Loey, Adolphe. 1973. Middelnederlandse spraakkunst: I Vormleer. Kapellen: De Sikkel.

 

Van Santen, Ariane. 1997. Hoe sterk zijn de sterke werkwoorden? In Van Santen, Ariane & van der Wal, Marijke (eds.), Taal in tijd en ruimte: Voor Cor van Bree bij zijn afscheid als hoogleraar Historische Taalkunde en Taalvariatie aan de Vakgroep Nederlands van de Rijksuniversiteit Leiden, 45-56. Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden.

 

Verwijs, Eelco & Verdam, Jakob & Stoett, Frederik & De Vreese, Willem & Lieftinck, G.I. & Beekman, Anton. 1885-1941. Middelnederlandsch Woordenboek. (http://gtb.inl.nl) (meerdere keren geraadpleegd tussen oktober 2015 en februari 2016)

 

Vosters, Rik. 2012. Geolinguistic data and the past tense debate: Linguistic and extralinguistic aspects of Dutch verb regularization. In De Vogelaer, G. & Seiler, G. (eds.), The dialect laboratory: Dialects as a testing ground for theories of language change, 227-248. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company. 

 

Wickham, Hadley & Francois, Romain. 2015. dplyr: A grammar of data manipulation. R package version 0.4.3. (https://CRAN.R-project.org/package=dplyr)

 

Wickham, Hadley. 2015. stringr: Simple, consistent wrappers for common string operations. R package version 1.0.0. (https://CRAN.R-project.org/package=stringr)

 

Yang, Charles D. 2002. Knowledge and learning in natural language. Oxford: Oxford University Press.

Download scriptie (1.51 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. dr. Freek Van de Velde