Leren kan zoveel verschillende betekenissen hebben en je kan leren op zoveel verschillende manieren. Het kan op cognitief vlak, op sociaal vlak, op emotioneel vlak, per ongeluk of zelfs uit het maken van fouten zijn. Je kan leren uit elke situatie en op elk moment.
Spelend leren is iets dat moeilijk te beschrijven is, want onbewust is leren iets wat je altijd aan het doen bent tijdens het spelen. (Flem, 2004) Om al spelend te kunnen leren, hebben jonge kinderen nood aan een veilige speelleeromgeving die hen uitdaagt en hun nieuwsgierigheid prikkelt. Belangrijk hierbij is dat er een volwassene aanwezig is diehen begeleidt en extra stimulansen geeft om het leren te bevorderen.
Hoe werkt een kleuterleraar in Vlaanderen aan spelend leren?
Het belang van spelend leren in Vlaanderen is dat al spelend kinderen hun natuurlijke en sociaal-culturele leefwereld verkennen. Kinderen ontwikkelen in alle ontwikkelingsdomeinen door te spelen. Al spelend worden een zone van naaste ontwikkeling en echte leermotieven gecreëerd. De kwaliteit van het spel wordt als hoog ervaren wanneer de spelactiviteit betekenis heeft (wanneer er voldoende betrokkenheid is) en wanneer het spel voldoende ontwikkelingsperspectief heeft.
De taak van een kleuterleraar in Vlaanderen is vooral om kinderen te begeleiden, omdat dit de kleuters stimuleert in hun ontwikkeling. Door kleuters nieuwe ervaringskansen aan te bieden, wordt de kwaliteit van hun spel verbeterd. De optimale ontwikkeling van kinderen hangt af van de mate waarin kinderen kunnen spelen en de kwaliteit van het spel, in Vlaanderen zeggen ze dat de kleuterleraar hierbij een cruciale rol speelt. Het is belangrijk dat de kleuterleraar voldoende initiatief neemt, plannen maakt, meer en gevarieerd spelmateriaal gebruikt en creatief is.
Het observeren van betrokkenheid, welbevinden en competenties hierbij is heel belangrijk, dit zorgt ervoor dat de kleuterleraar gericht acties kan ondernemen. Eén van die acties is er voor zorgen dat hij voor de kleuter een zo ‘rijk’ mogelijk milieu voorziet. Een milieu is rijk als het prikkelt tot verkennen, tot handelen, tot aftasten en ontdekken, tot beschrijven en vergelijken, tot bediscussiëren en tot expressie in allerlei vormen om wat indruk gemaakt heeft te verwerken. (Laevers.,2008)
Het begeleiden van spelactiviteiten moet zowel vóór, tijdens als na de activiteit gebeuren. Er wordt verwacht van de kleuterleraar dat ze het spel voorbereidt zodat het spel wordt mogelijk gemaakt. Ook aanvullende materialen aanreiken, helpen zoeken of verbergen is een taak van de kleuterleraar. Tijdens het spel zelf zorgt ze er dan weer voor dat ze meedenkt, meespeelt, praat met de kinderen en nieuwe leerinhouden aanreikt. Het is belangrijk dat ze hierbij aanvaarding en respect toont en achteraf terugblikt of vooruitblikt op het spel. (Fevery, M., 2014- 2015)
In Vlaanderen weet een kleuterleraar op voorhand zeer goed wat ze die dag wil doen. Alles is op voorhand goed gepland zodat de kleuters zich zeker de hele dag kunnen ontwikkelen met een waaier aan activiteiten. Een belangrijke eigenschap van een Vlaamse kleuterleraar is echter ook dat ze moet kunnen inspelen op de noden van de kleuters. Willen de kleuters graag een bepaald spel spelen? Dan probeert de kleuterleraar dit te doen. Willen de kleuters graag buiten spelen? Dan zal de kleuterleraar zeker proberen om naar buiten te gaan, maar of dit al dan niet lukt, hangt ook van heel wat andere factoren af: laat het weer dit toe? Is er voldoende tijd? Is de speelplaats vrij? Gaat de directie akkoord? Worden de andere vooropgestelde doelen dan wel behaald/op tijd ingehaald? Ook de vaste uren voor de speeltijden, maaltijden en dergelijke praktische zaken spelen een rol in de vrijheid van de kleuterleraar.
De ontwikkeling van het ervaringsgericht onderwijs zorgde voor een omkering van de rollen. Vroeger was de druk van het lager onderwijs veel prominenter aanwezig, en was het woord schoolrijpheid iets wat veel druk inboezemde. Kleuterleraars voelden zich verplicht om prestatiegericht te werken. Het E.G.O heeft ervoor gepleit het begrip schoolrijpheid te verlaten en voor een ‘kindrijpe’ school te gaan.
Toch ervaart een Vlaamse kleuterleraar vandaag de dag nog veel druk, dat blijkt uit een onderzoek dat professor Van Droogenbroeck voerde aan de VUB (Klasse, april 2016). De doelen die de Vlaamse kleuterleraren willen bereiken zijn soms belangrijker dan de manier waarop ze die doelen bereiken. De schrik om een kind foute dingen aan te leren of een kind te laten ‘falen’ zit er goed in. Daarom hebben ze vaak een onbewust corrigerende houding tegenover kinderen. Ze gaan bijvoorbeeld knutselwerkjes in de klas voor de kleuters maken, verbeteren de kleuters tijdens hun spel, leggen contractwerk op... Die druk van de kleuterleraar geeft op zijn beurt dan ook druk door aan de kleuters zelf. En dat is iets dat we ten allen tijden moeten vermijden.
Hoe doet een kleuterleraar in Noorwegen dit?
In Noorwegen gaat 89% van de 1-5 jarigen en 97% vanaf de leeftijd van 3-5 jaar naar de zogenoemde ‘Barnehage’ (Norwegian Minestry of Education and Research, 2011). Letterlijk vertaald betekent dit kindertuin, want in Noorwegen spreekt men namelijk niet van kleuteronderwijs. De buitenruimte in een Barnehage is van essentieel belang voor de sociale ontwikkeling van kinderen en het leren door te spelen.
Volgens het Noorse Onderwijs zijn buiten spelen en outdoor activiteiten een belangrijk onderdeel van het kind zijn cultuur en moet dit zeker zo behouden worden, ongeacht de geografische en klimatologische omstandigheden. “Er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kledij” is een gekend Noors gezegde. De kinderen worden dan ook in skipakjes aangekleed vooraleer ze buiten gaan spelen. Dit was niet alleen goed tegen de koude maar ook tegen het vuil. Wat ons ook opviel is dat ze deze volledig zelfstandig konden aandoen, ze zijn erg zelfstandig. In de zomer verblijven de kleuters in Noorwegen gemiddeld 70 % van de tijd buiten, in de winter is dit gemiddeld 30 %, wat nog altijd veel is (Röthle, 2016)
Het viel ons ook op dat ze er hier in Noorwegen ook echt de ruimte voor hadden. De gemiddelde grootte van een Noorse speelplaats binnen de omheining is 47 vierkante meter per kind (Norwegian Minestry of Education and Research, 2011). Terwijl de norm in Vlaanderen staat op 3 vierkante meter per leerling. Minder ruimte in de grote steden, meer ruimte op het platteland en de kleine steden. Het feit dat bijna drie kwart van de kleuters de mogelijkheid heeft om te klimmen in bomen en zelfs muren te beklimmen, doet vermoeden dat het personeel risky play apprecieert/aanvaardt en als normaal beschouwt. Vaak zijn kinderen de experts in het vinden van het niveau van de uitdaging die bij hun vaardigheden past. (Sandseter , B. 2009)
Dit hangt uiteraard nog steeds af van de omgevingen die de uitdagingen voorzien en die leiden tot spanning en het streven naar ervaringen, deze rol ligt uiteraard bij de kleuterleidster.Bij de outdoor education en risky play wordt geen enkel gevaar vermeden. De term risico wordt gebruikt in situaties waarin de uitkomst onzeker is, ongeacht of dit resultaat voornamelijk positief of negatief is. De term gevaar wordt gebruikt om te verwijzen naar situaties waarin sprake is van een bron van schade die gepaard gaat met een hoge mogelijkheid tot het krijgen van een ernstig letsel of zelfs de dood. De plaats waar de kinderen spelen gaat vooral over gevaren wegnemen (op basis van de letsels die kinderen op doen en de sterftecijfers hierrond) de bedoeling is om omgevingen te creëren waar kinderen veilig zijn om risico's te verkennen en te leren. Bij risky play is het nemen van risico’s een integraal onderdeel van het spel van kinderen, het bieden van mogelijkheden voor uitdaging, het testen van grenzen, het verkennen van grenzen en het leren over risico's. Er zijn wel een aantal dingen die Noorse kinderen wel als riskant spelen ervaren zoals hoogte, snelheid, ruige spelen, gevaarlijke instrumenten die pijn kunnen doen, gevaarlijke lichamelijke uitdagingen zoals vallen of afgelegen spelen waarbij een kind kan verdwalen of verdwijnen.
"Het respecteren van de kenmerken van het spel van kinderen en de manier waarop kinderen genieten van spelen op de speelplaats en met zicht op hun ontwikkeling, moeten kinderen leren omgaan met risico's en dit kan in sommige situaties leiden tot bulten en blauwe plekken, maar dit hoort bij kind zijn.” (Europees Comité voor Normalisatie 2008)
Spelen: plezier, opwinding, gevaar, angst en sensatie. Veel kinderen worden van nature aangetrokken tot risky play en ze genieten dan ook van sensatie, de opwinding en zelfs de schrik die hiermee gepaard gaan. Kinderen maken het spel vaak zelf intenser door de hoogte en de snelheid van het spel een niveau hoger te tillen. (Sandseter, 2009)
Het is niet zo dat de kleuterleidster altijd op voorhand bepaalt wat ze allemaal gaan doen, ze bekijken vaak welk weer het is die dag en beslissen dan wat ze zullen gaan doen. Zo was er zelfs een Barnehage die hun eigen bus hadden en overal naartoe konden rijden.
Drie kleuterleidsters in spé op bezoek in een Noorse Barnehage: onze observaties
Tijdens één van onze observatiedagen gingen we in de gietende regen naar de bossen. Al lopend legden we een parcours af: we beklommen stenen, liepen tussen de bomen, deden een wedstrijdje kruiwagentje waarbij de kinderen elkaar moesten dragen enzovoort. De enigen die kloegen over het weer waren wij, de kinderen daarentegen hadden daar geen problemen mee.
Later op de middag toen de zon begon te schijnen, maakte de kleuterleidster een kampvuur. Elke kleuter kreeg een scherpe stok waarop ze een worstje konden spiesen en die ze in het vuur mochten houden om op te warmen. Dit konden wij moeilijk geloven aangezien het in sommige scholen in België zelfs al verboden is om gewoon een kaarsje te laten branden in de klas. De kinderen wisten goed wat ze wel en niet mochten doen en gingen niet spelen met het vuur, ze gingen er juist verstandig mee om.
Uit onze observaties bleek dus ook dat de kinderen een stuk zelfstandiger zijn dan bij ons. Ze kunnen hun eigen skipakken met laarzen aandoen, hun eten opwarmen, de scherpe punten van hun stokken snijden met een mes enzovoort. Het is dus zeker niet zo dat de kinderen minder kunnen doordat ze minder in de klas aanleren maar zij leren vooral door te doen, door te spelen. Het zijn vooral de kinderen die het spel creëren door veel in interactie te gaan met elkaar, want ze spelen vooral buiten waar ze geen speelgoed hebben en dus hun eigen fantasie en elkaar moeten gebruiken. De kleuterjuf laat de kinderen vooral begaan en hun eigen prikkels ervaren. Zeleert de kleuters veel bij door in te gaan op hun vragen, door hen technieken aan te brengen en tussen te komen in hun spel. Ze gaat niet op voorhand al nadenken welke verschillende spelen ze zal aanbrengen of wat ze hen vandaag eens zal bijleren, dit gebeurt vooral incidenteel.Wat we natuurlijk niet mogen vergeten is dat één van de grootste verschillen tussen Noorwegen en Vlaanderen is dat in Noorwegen veel meer begeleidende personen aanwezig zijn in een klas. Zo waren er in bovengenoemde klas 1 leerkracht en 3 begeleiders altijd aanwezig in een groep van 18 kleuters. Dit maakt het mogelijk om zoveel naar buiten te trekken en zo lukt het ook om kinderen veel individueler te begeleiden.
Conclusie: Wat kan een Vlaamse kleuterleraar leren uit onze studie?
We hebben in Vlaanderen nog niet dezelfde luxe en middelen als in Noorwegen en daardoor is het niet evident om het Noorse onderwijsmodel na te streven. Voorlopig staan de meeste kleuterleid(st)ers er nog alleen voor in een klas, dus kan je niet simpelweg doen wat de Noren doen.
Maar wat we wél kunnen doen en wat wij vooral geleerd hebben en willen meenemen naar de praktijk is dat we meer gebruik willen maken van buiten spelen. Het is interessant om bepaalde competenties buiten de klas en schoolomgeving te behalen en ervaren, want dit zorgt ervoor dat vrij spel en autonomie van een kleuter meer gestimuleerd worden. Het is belangrijk dat we geloven in de kracht van de zelfstandigheid van kleuters en hun natuurlijke exploratiedrang zo min mogelijk proberen te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door te beginnen met hen minder opdrachten geven, zodat de kleuters zelf kunnen nadenken over wat ze moeten of willen gaan doen. Of door speeltijd niet enkel als toezicht te zien, maar als een plek waar je van je kinderen heel veel leert als je met hen meegaat in
hun spel. Op deze manier wordt het onderzoekend leren meer gestimuleerd waarbij de kinderen meer zelf gaan ervaren en verkennen. Het zou interessant zijn om een mooie balans te vinden tussen het spelend leren van de kinderen en de sturende invloed van de leerkracht, zodat de kinderen nog net dat tikkeltje verder uitgedaagd worden dan hetgeen zij al kunnen. Zo geef je kleuters kansen om zelf te ontdekken, te ervaren, te exploreren en al spelend te onderzoeken. Door vragen te stellen leer je hen begrippen uit te diepen en vaardigheden te oefenen.
Spelend leren gaat dus niet enkel over het spel van je kleuters, maar ook over het spel van jezelf. Spelend leren betekent dus actief zelf gaan meespelen. Dit heeft alleen maar voordelen, je band met de kleuters wordt sterker, je leert je kleuters veel beter kennen, onbewust leren je kleuters enorm veel bij, het houdt jezelf jong én het zorgt ervoor dat je je job graag blijft doen.
10 tips voor Vlaamse kleuterleraars om spelend leren te stimuleren op Noorse wijze
1. Probeer zoveel mogelijk met de kinderen naar buiten te gaan en samen op avontuur de wereld gaan verkennen.
2. Laat de dagelijkse structuur wat los en vertrek vanuit je kleuters, waar zijn zij mee bezig, wat willen ze doen, waar willen ze naartoe?
3. De kinderen meer zelf laten doen en uitproberen. Zo worden ze zelfstandiger. 4. Samen eten met je kleuters schept een band en zo krijg je de kans om bewuster met gezonde voeding bezig te zijn.
5. Ga risico’s niet uit de weg, maar zie het als een leerkans.
6. Laat de kleuters volop bewegen en hun energie kwijtspelen.
7. Meespelen met de kleuters is een leerkans voor de kleuter maar ook voor de juf. Je leert de kinderen beter kennen en schept een goede band.
8. Je hoeft niet te veel materiaal te voorzien, zelfs met relatief weinig materiaal kunnen kinderen zich een lange tijd bezighouden. Ze zijn hierdoor creatiever en zorgen ervoor dat 'less' juist 'more' is.
9. Laat een kind de grenzen aftasten, maar straf niet wanneer hij die overschrijdt. Laat wel duidelijk merken dat het dit niet mag en leg uit waarom het kind iets niet mag doen op het moment zelf, dan begrijpt hij dit ten minste.
10. De overgang naar de kleuterschool kan makkelijker verlopen door de ouders er zoveel mogelijk bij te betrekken. Laat hen een aantal dagen meevolgen met hun kind en neem geleidelijk aan verzorgende taken over. Dit is goed voor beide partijen. De kleuterleraar leert de gewoontes van het kind en het kind zelf beter kennen en het kind wordt niet aan zijn lot overgelaten en leert zijn omgeving geleidelijk aan kennen met een vertrouwenspersoon naast hun zijde.
- Muller, P. & Cohen de Lara, H. (2013). Peuters laten spelen is een vak. Sardes: Utrecht. Geraadpleegd op 25 april 2016 via http://www.sardes.nl/uploads/publicaties_bestanden/2Peuters_laten_spele… _een_vak.pdf
De Wilde, B. (2016). Hebben leraren meer stress en werkdruk? Klasse, april 2016. Geraadpleegd op 16 mei 2016 via https://www.klasse.be/40727/leraren-meer- stress-werkdruk/
Dixon, A. & Drummond, M. J. & Hart, S. Learning without Limits. Maidenhead, GBR: McGraw-Hill Professional Publishing, 2004.
Fevery, M. (2014-2015). Powerpoint Spel en Spelen. Praktijk 1.
Flem, A. & Moen, T. & Gudmundsdottir, S. (2004). Towards inclusive schools: a
study of inclusive education in practice. Taylor & Francis
Framework Plan for the Content and Tasks of Kindergartens, Norw. Ministry of
Education and Research 2011, p 16.)
HCO [website], Wat hebben jonge kinderen nodig om spelend te leren?
Geraadpleegd op 21 april 2016 via http://www.hco.nl/lerend-kind/spelend-leren
Innvaer, V. (2016). Interview special care.
Janssens, C. (2015). Risky Norway, vergelijkende studie: risicocompetente kleuters
in Noorwegen en Vlaanderen.
Juf Janneke [blog], geraadpleegd op 21 april 2016 via
http://www.jufjanneke.nl/wordpress/leren-spelen-en-spelend-leren/
Laevers, F. & Depondt, L. (2008). Ervaringsgericht werken met kleuters in het basisonderwijs. Leuven: CEGO PUBLISHERS.
Moser, T & M. T. Martinsen, European Early Childhood Research Journal 18:4, 457.
Risa Ween, H. (2016). Interview over de rol van de kleuterjuf in Noorwegen.
Röthle, M. (2016). Powerpoint Outdoor risky play. Comparative Education.
Sandseter, E. B. (2007). Catagorising risky play – how can we identify risk-taking in
children’s play? European Early Childhood Education Research Journal 15, no 2: 237-52.