Honderd jaar is een lange tijd. Toch hebben we vandaag de dag een goed beeld van hoe vreselijk de Eerste Wereldoorlog geweest moet zijn. En juist omdat de Groote Oorlog zo’n impact op de wereld had en nog steeds heeft, is het niet verbazend dat men er in de volgende jaren meteen over begon te schrijven, over de politiek en slagvelden, maar ook over de soldaten die er in meevochten.
Jammer genoeg kwam het individuele bij zo’n boeken amper aan bod. Bijna altijd ging het over soldatengroepen die alleen op papier bestonden: legers, divisies, regimenten, noem maar op. Met mijn Duitstalige thesis Die eiserne Jugend wil ik dat individuele juist weer in de schijnwerpers zetten. Hoe zat het ‘natuurlijk kameraadschap’ van soldaten in elkaar en hoe ontstond het precies? Om het heel algemeen samen te vatten: Wat is ‘soldatenidentiteit’ in de Eerste Wereldoorlog? Dat is de hoofdvraag die in mijn scriptie aan bod komt.
Een probleem is dat op deze vraag heel verschillende antwoorden gegeven zijn, maar uiteindelijk kunnen ze in twee soorten verdeeld worden: Ofwel is het groepsgevoel belangrijker dan het individuele en vecht de soldaat voor een hoger ideaal, voor ‘het vaderland’ (dit noem ik ‘het beeld van de ijzeren jeugd’) ofwel is de individuele persoon juist belangrijker dan de groep. Daarbij kunnen we ons mensen voorstellen die uit hun huiselijke omgeving worden weggerukt en onder het excuus van het grotere doel worden gedwongen om te sterven in de loopgraven. Dit krijgt de naam ‘beeld van de glazen jeugd’. Ijzer staat tegen glas, ideaal tegen realiteit.
Ik beperk me tot een roman uit 1929 van een auteur die als soldaat aan Duitse kant mee in de oorlog vocht, namelijk Van het westelijk front geen nieuws (of Im Westen nichts Neues) van Erich Remarque en ga na wat voor een beeld hij van de soldaat geeft. Het boek vertelt over een groepje Duitse soldaten dat samen aan het westelijk front vecht. Maar ook al gaat het om een boek van bijna een eeuw geleden en is de verfilming intussen ook al 40 jaar oud, als we vandaag de dag rond ons kijken zien we dat de verschillende oorlogsvoorstellingen nog altijd actueel zijn: Nog steeds worden jongeren gehersenspoeld in de naam van grotere dingen om gruwelijke dingen te doen, of het nu voor het vaderland of voor een goddelijk ideaal is.
Remarques roman volgt duidelijk het beeld van een glazen jeugd, maar wat het zo uniek maakt, is de overal aanwezige beeldspraak die de schrijver gebruikt. We kennen allemaal wel uitdrukkingen als ‘vechten als leeuwen’, en andere beeldspraak die oorlog veel mooier doet lijken dan ze eigenlijk is, maar Remarque geeft er zijn eigen draai aan en heeft het over vergelijkingen als: “We werden op het heldendom voorbereid als circuspaarden”, en vele andere minder flaterende uitspraken. Vaak worden soldaten met dieren of machines vergeleken. Ik analyseer onder andere die beeldspraak en bekijk hoe ze als subtiele – en soms ook minder subtiele – oorlogskritiek kan gezien worden.
Daarbij wordt nog een stap verder gegaan. Een interessant gevolg van al die beeldspraak is namelijk dat ze gevolgen heeft voor de identiteit van de soldaat: Iemand die keer op keer met een wild beest vergeleken wordt, verliest voor de lezer op den duur iets van zijn menselijkheid. Wat is de bedoeling daarvan? Dat we hierdoor minder gaan sympathiseren met de personages? Integendeel, mijn thesis probeert juist aan te tonen dat oorlog en het hele militaire systeem volgens Remarque de soldaat ontmenselijkt. Zijn eigen identiteit gaat hierbij verloren, want een normale mens kan de loopgraven mentaal noch fysiek overleven.
Net daarom lijkt op het eerste gezicht vreemd dat Remarque het woord ‘kameraadschap’ zo vaak in de mond neemt. Het is namelijk een begrip dat je eerder met propaganda zou verbinden dan met de realiteit van oorlog. Toch is het als je er dieper op in gaat maar een schijnbare tegenstelling. Ik probeer te verklaren waarom die uitdrukking zo belangrijk is en de auteur hiermee juist komaf maakt met het idealistische oorlogsbeeld.
Verder gaat mijn scriptie in op de verschillende andere groepen die in het boek duidelijk in de oorlog betrokken zijn: de hogere leiding, de vijandelijke (Franse) soldaten en het thuisfront. In die hoofdstukken komen deze vragen aan bod: Ziet de Duitse soldaat zijn leiding als een gezichtloze instelling die niks met hem te maken heeft of is er ook een menselijke kant aan? Wat zijn de trucjes die de hogere leiding gebruikt om de oorlog te legitimeren en kan men die ontkrachten? Hoe hard verschillen de eigen soldaten van die van de andere kant van de loopgraven, als ze elkaar zo meedogenloos moeten uitmoorden? En kan een soldaat zich na de oorlog terug in de samenleving integreren? Op die manier wordt niet alleen een beeld geschetst van wat voor Remarque ‘de soldaat’ is, maar ook hoe ‘de groep’ in dit plaatje past en toon ik hoe de auteur het individuele en het collectieve meesterlijk laat samenkomen.
Om de Amerikaanse president Truman te parafraseren: “Zij die niet uit de geschiedenis leren, zijn gedoemd hem te herhalen.” En als we kijken hoe extreemrechts onder andere in Duitsland weer terrein wint en hoe Trump een tijdje geleden een muur wilde bouwen tussen twee maatschappelijk verschillende maatschappijen, dan kunnen we niet anders dan daarmee akkoord gaan. Het is totaal niet mijn ambitie geweest om met mijn thesis de zwarte gaten rond de Eerste Wereldoorlog weg te werken, maar het is een goede ontwikkeling dat er de laatste jaren weer zoveel aandacht aan wordt besteed. Misschien is er dan een kans dat we een nieuw wereldwijd conflict op die schaal kunnen blijven vermijden. Maar zoals gezegd is oorlog nog altijd alomtegenwoordig en zijn op die honderd jaar tijd alleen de loopgraven moderner geworden.
Remarque, Erich Maria: Der Weg zurück. Köln: Propyläen-Verlag 1931.
Remarque, Erich Maria: Im Westen nichts Neues. Roman. [1929]. Köln: Verlag Kiepenheuer & Witsch. 2016.
Bance, Alan: A bestseller in context. In: Modern Language Review 72. 1977.
Brautzsch, Johannes: Untersuchungen über die Publikumswirksamkeit der Romane ‘Im Westen nichts Neues’ und ‘Der Weg zurück’ von Erich Maria Remarque vor 1933. Potsdam: Universität Potsdam. 1969.
Bruendel, Steffen: Volksgemeinschaft oder Volksstaat. Die "Ideen von 1914" und die Neuordnung Deutschlands im Ersten Weltkrieg. Berlin: Akademie Verlag 2003.
Das, Santanu: Touch and Intimacy in First World War Literature. Cambridge: Cambridge University Press 2005.
De Leeuw, Howard: The function of simile in Remarque's ‘Im Westen nichts Neues’. University of Arizona: University Libraries. 1989.
Duden (online): http://www.duden.de/rechtschreibung/Biest_Tier_Scheusal. (Abgerufen: 22.04.2017).
Eckard, Rolf: Metaphertheorien. Typologie, Darstellung, Bibliographie. Berlin und New York: Walter de Gruyter. 2005.
Ecyclopledia Britannica (online): https://www.britannica.com/event/World-War-I/The-end-of-the-German-war#…. (Abgerufen 19-05-2017).
Geo Widengren: Religionsphänomenologie. Berlin: Walter de Gruyter. 1969.
Hochschild, Adam: To end all wars. A story of loyalty and rebellion 1914–1918. Boston: Houghton Mifflin Harcourt. 2011.
Hoeres, Peter: Kants Friedensidee in der deutschen Kriegsphilosophie des Ersten Weltkrieges. In: Kant–Studien, 93 (2002).
Internet Encyclopedia of Philosophy. A Peer-Reviewed Academic Rescource (online): http://www.iep.utm.edu/hobmoral/. (Abgerufen: 05-05-2017).
Kant, Immanuel: Zum ewigen Frieden. Ein philosophischer Entwurf. [1795]. In: Zum ewigen Frieden. Ein philosophischer Entwurf. Vollständige Neuausgabe mit einer Biographie des Autors. hrsg. von Hofenberg, Karl–Maria G., Berlin 2016.
National World War I Museum and Memorial (online): https://www.theworldwar.org/. (Abgerufen: 18.03.2017).
Newton, Robert: Eye Symbolism and German Poetry. In: Colloquia Germanica Vol. 16. No. 2/3 (1983).
Nipperdey, Thomas: Deutsche Geschichte 1800–1866. Bürgerwelt und starker Staat. München: C. H. Beck. 1993.
Pabis, Eszter: Die Schweiz als Erzählung. Nationale und narrative Identitätskonstruktionen in Max Frischs Stiller, Wilhelm Tell für die Schule und Dienstbüchlein. Frankfurt am Main: Peter Lang. 2010.
Plenge, Johann: Der Krieg und die Volkswirtschaft. Berlin: Borgmeyer. 1915.
Richards, Donald Ray: The German Bestseller in the Twentieth Century. A Complete Bibliography and Analysis, 1915-1940. Berne: Herbert Lang. 1968.
Richter, Dirk: Nation als Form. Wiesbaden: Westdeutscher Verlag. 1996.
Shaw, Philip: Waterloo and the Romantic Imagination. Basingstoke: Palgrave 2002.
Scherp, Wilhelm : Der Gefangene seines Ruhmes. Remarque spricht über sich selbst. Interview, Kölnische Zeitung (Köln), 1929, Nr. 648 (26.11.1929).
Spann, Othmar: Kategorienlehre. Ergänzungsbände zur Sammlung Herdflamme. Bd. 1. Jena: Gustav Fischer. 1924.
Wagener, Hans: Understanding Erich Maria Remarque. University of South Carolina Press: Columbia. 1991.
Wilamowitz-Moellendorf, Ulrich: Krieges Anfang. Die geschichtlichen Ursachen des Krieges. Zwei Reden. Berlin: Weidmannsche Buchhandlung. 1914.
Wilke, Helmut: Elemente einer Systemtheorie der Gruppe. Umweltbezug und Prozeßsteuerung. In: Soziale Welt 29. 1978.
Zuckerman, Larry: The Rape of Belgium. The Untold Story of World War I. New York: New York University press. 2004.