Scheepsramp, rampzalig voor het milieu?

Eline
Stevens

Scheepsramp, rampzalig voor het milieu?

Afgrijselijke taferelen ontwaren zich wanneer ieder van ons denkt aan scheepsrampen op zee waarbij tonnen olie het zeewater besmeuren. Denk maar aan rampen zoals de Erika in Franse wateren, de tanker Prestige die de Spaanse kusten vervuilde, het incident met de Exxon Valdez in de golf van Mexico, en ga zo maar door. Vogels besmeurd met olie, vergiftigde vissen en vervuilde kusten zijn nog maar enkele van de vele gevolgen van olieverontreiniging op zee. De vraag is of de aansprakelijke personen de veroorzaakte milieuschade daadwerkelijk vergoeden? En als men al een vergoeding toekent, of deze voldoende is om alles te compenseren.

Of we het nu willen of niet, het milieu belangt ons allen aan. Wanneer zich op zee een olieverontreiniging voordoet, veroorzaakt dit ongetwijfeld schade aan ons milieu. Wat nu als zeehonden uitsterven ten gevolge van dergelijke rampen? Wat als zeldzame vogels zich door de gelekte olie nog onmogelijk kunnen voortplanten? Komen de veroorzakers van deze schade hier ongestraft mee weg? Het onderzoek naar scheepsrampen waarbij olie in zee lekt is hierbij zeer belangrijk om een antwoord te kunnen formuleren op dergelijke vragen. We willen immers toch allemaal een proper milieu en zuiver water.

Problemen bij vergoeden van milieuschade

Het onderzoek naar olieverontreiniging afkomstig van schepen heeft aangetoond dat het vergoeden van milieuschade geen evidentie is, er spelen immers tal van problemen.

In de eerste plaats lijdt niemand persoonlijke schade. Het basisprincipe van ons rechtsstelsel vereist immers persoonlijke schade vooraleer deze voor vergoeding in aanmerking komt. Hier wringt dus het schoentje. Milieuschade gaat veeleer over collectieve belangen in plaats van een persoonlijk belang, aangezien de verschillende milieubestanddelen geen eigenaar kennen. Verbonden met dit eerste probleem rijst de vraag wie een schadevergoeding kan vragen. Opdat men een vergoeding kan bekomen, moet de schadelijder een vordering instellen. Door middel van deze vordering maakt de schadelijder duidelijk dat hij zijn schade vergoed wilt zien. Het milieu zelf kan geen vordering instellen omdat het geen persoonlijkheid heeft en dit vormt een eerste struikelblok.

In tweede instantie vormt de begroting van de schade een enorme hinderpaal. Onderzoek heeft aangetoond dat hier meerdere oorzaken aan de basis liggen.

De verschillende bestanddelen van het milieu, zoals o.a. planten, dieren en bodem, kennen geen economische waarde. Dit in tegenstelling tot voorwerpen die wel op de economische markt verkocht worden. Het gaat hier niet over planten die je in de bloemenwinkel koopt of dieren die verkocht worden in de dierenhandel. Het betreft milieubestanddelen die in de vrije natuur voorkomen en die daarom geen economische waarde kennen. Ten tweede zijn de effecten op lange termijn zeer moeilijk in te schatten. Bovendien is de schade in bepaalde situaties onomkeerbaar. Een voorbeeld ter verduidelijking: hulpverleners wassen en spoelen vogels wanneer deze met olie besmeurd zijn. Na enige hersteltijd zullen de vogels zich terug zoals voorheen voelen. In sommige gevallen echter is de vogel zo hard getroffen dat men hem niet meer kan redden. In de meest extreme gevallen betreft het een uiterst zeldzame vogel die uitstreft. Hoe kan je de waarde van dit getroffen milieubestanddeel dan accuraat begroten? Ten slotte speelt ook het gebrek aan objectiviteit een grote rol. In het recht wil men alle vormen van subjectiviteit zoveel als mogelijk achterwege laten. Echter zal een begroting van milieuschade altijd een subjectieve invulling krijgen. Een ijsbeer heeft in de verschillende ogen van de bevolking niet dezelfde waarde.

Bieden bestaande rechtsregels dan geen voldoende oplossingen?

Wie verantwoordelijk wordt gehouden voor de veroorzaakte schade is duidelijk geregeld. Indien olie in zee lekt ten gevolge van een scheepsramp wordt in eerste instantie de kapitein verantwoordelijk gesteld. In de praktijk zal zijn verzekeringsmaatschappij instaan voor het betalen van de schadevergoedingen.

Met betrekking tot schade veroorzaakt aan het milieu zijn de regels jammer genoeg niet zo eenduidig. Het recht probeert een oplossing te bieden voor de bestaande problemen in de hoop een correcte vergoeding voor milieuschade mogelijk te maken. Onderzoek heeft aangetoond dat regelgevers werken op drie verschillende niveau’s: het internationale niveau, het niveau van de Europese Unie en ten slotte het nationale niveau per land. Ondanks het omvangrijke aantal regels blijft milieuschade vaak onvoldoende vergoed waarbij begrotingsmoeilijkheden de grootste reden vormen.

Internationaal kennen we een systeem waarbij men enkel kijkt naar de maatregelen die nodig zijn om de veroorzaakte milieuschade te herstellen. De schadevergoeding zal gelijk zijn aan de kosten van deze herstelmaatregelen. Met andere woorden, internationale regelgevers houden geen rekening met de daadwerkelijke waarde van het beschadigde milieu, alleen de kosten van redelijke herstelmaatregelen dienen betaald te worden als schadevergoeding.

U vraagt zich waarschijnlijk af of men binnen de Europese Unie niets kan ondernemen? De Europese regelgevers staan helaas met hun rug tegen de muur. Hun regels kennen geen toepassing wanneer de internationale regels gebruikt worden om de scheepsramp op te lossen.

Tenslotte bestaan er ook nationale regels. Groot nadeel hiervan is het beperkte toepassingsgbied. Zoals de naam zelf zegt, kunnen deze regels enkel gebruikt worden in het land waar de regels zijn opgesteld. Een scheepsramp zal echter vaak meerdere landen treffen en dan bieden deze nationale regels bijna nooit een oplossing. Ondanks dit nadeel, is het toch belangrijk in dit kader de Verenigde Staten van Amerika te vermelden. Zij kennen een uitgewerkt en uitgebreid systeem ter vergoeding van milieuschade. Ze beschikken over verschillende evaluatietechnieken die het mogelijk maken een economische waarde toe te kennen aan bestanddelen van het milieu. Internationale regelgevers zouden hier beter een voorbeeld aan nemen om een volledige vergoeding van milieuschade mogelijk te maken. Het milieu en de gehele bevolking hebben er alleen maar baat bij.

Wat milieuschade naar aanleiding van olieverontreiniging betreft, stelt het onderzoek duidelijk vast dat de internationale regels hun eindstadium nog niet hebben bereikt. Er is duidelijk een gebrek aan een correct systeem ter vergoeding van milieuschade. Dit heeft rampzalige gevolgen voor het milieu dat vaak onhersteld achterblijft. We kunnen alleen maar hopen dat internationale regelgevers actie ondernemen vooraleer een nieuwe desastreuze olieramp zich voordoet.

 

Bibliografie

Bibliografie

1. Wetgeving

1.1 Internationaal

Verdrag van Genève inzake de Internationale Maritieme Organisatie van 6 maart 1948, United Nations Treaty Series 48.

Internationaal Verdrag van Brussel inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 29 november 1969, United Nations Treaty Series 973, nr. 14097 (CLC).

Internationaal Verdrag van Brussel betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 18 december 1971, United Nations Treaty Series 1110, nr. 17146 (Fondsverdrag).

Protocol van Londen bij het Internationaal Verdrag van 1992 ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 16 mei 2003, United Nations Treaty Series.

Internationaal Verdrag van Londen ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973, United Nations Treaty Series (MARPOL).

Verdrag van Londen inzake beperkingen van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen van 19 november 1976, United Nations Treaty Series (LLMC).

Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, United Nations Treaty Series (LOSC).

Internationaal Verdrag van Londen inzake de voorbereiding op, de bestrijding van en de samenwerking bij olieverontreiniging van 30 november 1990, United Nations Treaty Series 189, nr. 32194 (OPRC).

Internationaal Verdrag van Londen inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen van 3 mei 1996, United Nations Treaty Series (HNS).

Internationaal verdrag van Londen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade doorverontreiniging door bunkerolie van 23 maart 2001, United Nations Treaty Series (BUNKER).

Resolutie nr. 3 van de Algemene Vergadering van het IOPC Fonds (oktober 1980), F.D.FUND/A/ES/1/13.

1.2 Europese Unie

Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950.

Geconsolideerde versie van 2016 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Pb.C. 7 juni 2016, afl. 59, 47-200.

Overeenkomst van Bonn inzake de samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen van 13 september 1983, Pb.L. 16 juli 1984, afl. 188, 9-16.

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie nr. 1406/2002, 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, Pb.L. 5 augustus 2002, afl. 208, 1-9.

Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen nr. 75/442/EEG, 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, Pb.L. 25 juli 1975, afl. 194, 39-41.

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie nr. 2001/105/EG, 19 december 2001 houdende wijziging van Richtlijn 94/57/EG van de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties, Pb.L. 22 januari 2002, afl. 19, 9-16.

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie nr. 2001/106/EG, 19 december 2001 houdende wijziging van Richtlijn nr. 95/21/EG van de Raad betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruikmaken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole), Pb.L. 22 januari 2002, afl. 19, 17-31.

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie nr. 2002/59/EG, 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, Pb.L. 5 augustus 2002, afl. 208, 10-27.

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad nr. 2004/35/EG, 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade, Pb.L. 30 april 2004, afl. 143, 56-75.

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad nr. 2005/35/EG, 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten, Pb.L. 30 september 2005, afl. 255, 11-21.

Kaderbesluit van de Raad nr. 2005/667/JBZ, 12 juli 2005 tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen, Pb.L. 30 september 2005, afl. 255, 164-167.

Voorstel voor een verordening van het Europese Parlement en de Raad tot instelling van een fonds voor de vergoeding van schade door verontreiniging door olie in de Europese wateren en daarmee samenhangende maatregelen, 6 december 2000, COM (2000) 802 def, Pb.C. 24 april 2001, afl. 120, 79-82.

Voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade., COM (2002) 17 def., Pb.C. 25 juni 2002, afl. 151, 135-145.

1.3 Nationaal

Wet 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, BS 12 maart 1999 (ed. 2), 8033.

Koninklijk besluit van 25 oktober 2007 betreffende herstelmaatregelen ingevolge de aanmerkelijke aantasting van het mariene milieu en de terugvordering van de kosten voor de preventieve maatregelen, inperkingsmaatregelen en herstelmaatregelen, BS 9 november 2007, 56820.

Decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XV Milieuschade, tot omzetting van de richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade, BS 12 februari 2008, 9127.

Limitation of Liability Act van 1851, nu terug te vinden in 46 USC §§ 30501 – 30512. Oil Pollution Act 18 augustus 1990, Public law no. 101-380, 104 Stat. 484.

2. Rechtsleer

2.1 Boeken

ABECASSIS, D. W., The law and practice relating to oil pollution from ships., Londen, Butterworths, 1978, 275 p.

ABECASSIS, D. W., JARASHOW, R. L. en JARVIS, R. M., Oil pollution from ships: International, United Kingdom and United States law and practice., Londen, Stevens, 1985, 619 p.

BOCKEN, H., LAVRYSEN, L., MAES, F. en VAN HOORICK, G., Impactstudie richtlijn aansprakelijkheid milieuschade: voorbereiding van de omzetting van de EG richtlijn milieuschade., Gent, UGent, 2005, 292 p.

BRANS, E., Liability for damage to public natural resources: standing, damage and damage assessment., Den Haag, Kluwer, 2001, 453 p.

CARETTE, A., Herstel van en vergoeding voor aantasting aan niet-toegeëigende milieubestanddelen., Antwerpen, Intersentia, 1997, 669 p.

CHURCHILL, R. R. en LOWE, A. V., The law of the sea., Manchester, Manchester University Press, 1999, 494 p.

COCQUYT, J., GONSAELES, G. en MAES, F., Nadere studie van het havengerelateerd milieurecht., AEM studie zeehavens, deel II, 109-283.

DEN BOON, T. en GEERAERTS, D., Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 2015.

DE SADELEER, N., Les principes du pollueur-payuer, de prévention et de précaution: essai sur la genèse et la portée juridique de quelques principes du droit de l’environnement., Brussel, Bruylant, 1999, 437 p.

DU PONTAVICE, E. en DE JUGLART, M., La pollution des mers par les hydrocarbures (à propos de l’affaire du “Torrey Canyon”)., 1968, Parijs, Librairie générale de droit et de jurisprudence, 142 p.

EUROPESE COMMISSIE DG ENERGIE EN VERVOER, Het maritieme beleid: wetgeving en doelstellingen van de Europese Unie voor het zeerecht., Luxemburg, Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2002, 16 p.

FRANK, V., The European community and marine environmental protection in the international law of the sea., Boston, Martinus Nijhoff Publishers, 2008, 480 p.

GAUCI, G., Oil pollution at sea. Civil liability and compensation for damage., Chichester, John Wiley & Sons Ltd., 1997, 313 p.

GENTILE, A. R., Management of contaminated sites in Western Europe, Topic report no 13/1999, Copenhagen, European Environmental Agency, 2000, 171 p.

GESAMP, “Estimates of Oil Entering the Marine Environment from Sea-based Activities.”, Report and studies No.75, 2007, 83 p.

GOLD, E., Handbook on marine pollution., Arendal (Noorwegen), Gard, 1985, 247 p. IOPC FONDS 1992, Claims manual., oktober 2016, 6e editie, 45 p.



LAVRYSEN, L., Cursus milieurecht, UGent, academiejaar 2009-2010, 596 p.



LE CORRE, J., Mers noires., Rennes, Apogée, 2010, 198 p.

MAES, F. en CLIQUET, A., Internationaal en nationaal recht inzake de bescherming van de Noordzee., Antwerpen, Kluwer, 1997, 733 p.

M’GONIGLE, R. M. en ZACHER, M. W., Pollution, politics, and international law: tankers at sea., Berkeley, University of California Press, 1979, 394 p.

ÖZçAYIR, Z. O., Liability for oil pollution and collisions., Londen, LLP Reference Publishing, 1998, 573 p.

REIS, T. H., Compensation for environmental damages under international law: The role of the international judge., Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2011, 215 p.

REYNOLDS, B. W. B. en TSIMPLIS, M. N., Shipowners’ limitation of liability., Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2012, 454 p.

RONSE, J. en DE WILDE, L., Schade en schadeloosstelling., Gent, Story-Scientia, 1984, 411 p.

ROOMBERG, D., The price of mature: a comparison between three systems of civil liability for environmental damage to natural resources., Alphen aan den Rijn, Samsom, 2000, 175 p.

SAGE-FULLER, B., The precautionary principle in marine environmental law: with specific reference to high risk vessels., Oxon (Verenigd Koninkrijk), Routlegde, 2013, 301 p.

SOMERS, E., Inleiding tot het internationaal zeerecht., Deventer, Kluwer, 2004, 478 p.

STEVENS, F., Beperking van aansprakelijkheid. Zee- en binnenvaartrecht., Gent, Larcier, 2008, 368 p.

TANAKA, Y., The international law of the sea., Cambrigde, Cambridge University Press, 2015, 549 p.

VINCENT, P., Droit de la mer, Brussel, Brussel, Larcier, 2008, 292 p.



WU, C., La pollution du fait du transport maritime des hydrocarbures., Parijs, Pedone, 1994, 529p.

X., Oil pollution deskbook., Washington, Environmental Law Institute, 1991, 601 p.

2.2 Tijdschriften



ADETORO, D. en ADETORO, S.H., “Resolving disputes involving accidental pollution by oil: what are the challenges?”, EEELR 2009, vol. 18, issue 4, 209-214.



ALBAIGéS, J., MORALES-NIN, B. en VILAS, F., “The Prestige oil spill: a scientific response.”, MPB 2006, vol. 53, 205-207.

BLEEKER, A., “Does the polluter pays?”, EEELR 2009, vol. 18, issue 6, 289-306.

BOCKEN, H., “Het working paper on prevention and restoration of significant environmental damage. Het witboek betreffende milieuaansprakelijkheid terzijde gelegd.”, TMR 2001, 350-355.

BOON, M., “Nasleep van de ramp met de tanker Erika: voor wiens rekening zijn de opruimingskosten?”, TVR 2008, afl. 5, 155-164.

BOUGATAYA, I., DE BRUYNE, C. en M’BAKI HELU, P., ‘’MARPOL et ses annexes : quelle efficacité?’’, Neptunus 2007, vol. 13, 1-24.

BOUQUET-ELKAIM, J., “L’affaire de l’Erika. L’illustration jurisprudentielle d’une complementarité entre la convention CLC et le droit commun de la responsabilité.”, REDE 2008, 267-276.

CABALLERO-MIGUEZ, G. en FERNÁNDEZ-GONZÁLEZ R., “Institutional analysis, allocation of liabilities and third-party enforcement via courts: The case of the Prestige oil spill.”, Marine Policy 2015, 90-101.

CARETTE, A., “De aansprakelijkheidsregeling uit de wet ter bescherming van het mariene milieu.”, TMR 1999, 362-374.

CARETTE, A., “De begroting van de vergoeding voor milieuschade geleden door milieuverenigingen: de laatste horde op de weg naar daadwerkelijk herstel?“, TMR 2013, vol. 3, 331-335.

CARETTE, A., “Milieuaansprakelijkheid.”, OBO 2013, afl. 94, 121-218.



CLIQUET, A., “Recente ontwikkelingen inzake natuurbehoudswetgeving in het mariene en kustzonemilieu van België.”, TMR 1999, 346-361.



CROSS, F. B., “Natural resource damage valuation.”, Vanderbilt Law Review 1989, vol. 42, 269-342.



DESCAMPS, H., “Het gemeenschappelijk standpunt inzake de richtlijn milieuaansprakelijkheid:the state of the art of een monster uit de pijplijn?”, MER 2003, 162-199.

DE CLIPPELE, F., “Olie op de golven.”, RW 2002-2003, nr. 34, 1321-1340.

DE BRUYNE, J., “De aansprakelijkheid van classificatie- maatschappijen in België en enkele (recente) ontwikkelingen en pijnpunten vanuit een rechtsvergelijkend perspectief.”, TVR 2014, afl. 4, 83-91.

DELODDERE, S., “Ecologische schade en het herstel ervan.”, NJW 2004, 38-44.



DE SADELEER, N., “Arrêt Erika: le principe de pollueur-payeur et la responsabilité pour l’élimination des déchets engendrés par le naufrage d’un navire pétrolier.”, JDE 2008, 239-240.

DE SMEDT, P., “Aansprakelijkheidstelling voor en herstel door aantasting van het mariene leefmilieu: beroerde baren van de vergramde Neptunus?”, TPR 2002, afl. 2, 1067-1175.

DOPAGNE, F., “Arrêt Intertanko: l’appréciation de la validité d’actes communautaires au regard de conventions internationales.’’, JDE 2008, afl. 152, 241-243.



FAURE, M. en DE SMEDT, K., “Harmonisatie van milieuaansprakelijkheid in de Europese Unie: een rechtseconomische analyse.”, TMR 2001, 356-365.



FAURE, M. en MICHAEL, G., ‘’Environmental crime and ship-source pollution directives.’’, EEELR 2010, 256-278.

FAURE, M., TIEBLEY, Y. D. en WANG, H., “Responsabilité civile et réparation des pollutions marines – Leçons à tirer des déversements provenant des plateformes pétrolières.”, Amén. 2011, vol. 2, 88-106.

GEERDINK, M. A. E., “Scheepvaartregelgeving in stroomversnelling.”, NTER 2004, nr. 7, 174-180. xi

GOLD, E., “Marine pollution liability after Exxon Valdez: The US all-or-nothing lottery.”, JMLC 1991, 423-444.

GONSAELES, G. en SOMERS, E., “The consequences of the sinking of the M/S Erika in European waters: towards a total loss for international shipping law?”, JMLC 2010, vol. 41, 57-83.

IOPC, Annual report of 2001, 124-130.

IOPC, Annual report of 2003, 102-104.

IOPC, Annual report of 2008, 77-90 + 95-107 + 208-209.

IOPC, “Incidents involving the IOPC Fund 2010.”, Annual report of 2010, 69-71.

IOPC, “Incidents involving the IOPC Fund 2013.”, Annual report of 2013, 6-19.

IOPC, Annual report of 2016, 14.

JACOBSSON, M. en TROTZ, N., “The definition of pollution damage in the 1984 protocols to the 1969 civil liability convention and the 1971 fund convention.”, JMLC 1986, 467-491.

JACOBSEN, D. en YELLEN, J., “Oil pollution: 1984 London protocols and the Amoco Cadiz.”, JMLC 1984, vol. 15, 467-488.

KIM, I., “A comparison between the international and US regimes regulating oil pollution liability and compensation.”, Marine Policy 2003, 265-279.

LARTIGOU, J.-P., “Les pollutions opérationnelles et le droit.”, Neptunus 2007, vol. 13, 1-17.



LIU, N. en MAES, F., ‘’Legal constraints of the European Union’s Accession to the International Maritime Organization.’’, JMLC 2012, vol. 43, 279-291.

LORENZMEIER, S., “Intertanko case.”, MPEPIL 2013, 2, http://opil.ouplaw.com/view/10.1093/law:epil/9780199231690/law978019923… skey=jDQoiq&result=1&prd=EPIL (consultatie 16 oktober 2016).

MAES, F., “De burgerlijke aansprakelijkheid van de scheepseigenaar en de vergoedingen voor schade ontstaan door olieverontreiniging: een verduidelijking bij de toepasselijke verdragen en contracten”, BTIR 1988, 97-128.

MAES, F., “De wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België: op weg naar een duurzaam gebruik van de zee.”, TMR 1999, 270-285.

MAKOWIAK, J., “Spécificité de l’ordre juridique communautaire et pragmatism de la Cour: ou comment lutter efficacement contre le pollutions maritimes;”, RTD eur. 2009, afl. 2, 402-420.

MARGETSON, N. J., “‘Zeezwaaien’ – Uitleg van het begrip en route in MARPOL, Annex II.”, TVR 2010, nr. 6, 180-182.

MASON, M., “Civil liability for oil pollution damage: examining the evolving scope for environmental compensation in the international regime.”, Marine Policy 2003, 1-5.

MENSAH, T. A., “Marine pollution from ships, prevention and responses to.”, MPEPIL 2011, 18 p. enhttp://opil.ouplaw.com/view/10.1093/law:epil/9780199231690/law-97801992…- e1201?rskey=jDQoiq&result=2&prd=EPIL.

MOSSOUX, Y., “Causation in the polluter pays principle.”, EEELR 2010, 279-294.



PEREIRA, R., “On the legality of the ship-source pollution 2005/35/EC Directive: The Intertanko case and selected others.”, EEELR 2008, 372-383.

PRICE, R., over R. C. MITCHELL en R. T. CARSON, Using surveys to value public goods: the contingent valuation method., Washington, Resources for the future press, 1989, 446 p. in Natural resources journal 1989, vol. 29, 900-902.

REBEYROL, V., “The Erika case: an incitement to rewrite the CLC.”, EEELR 2013, 33-43.

REMOND-GOUILLOUD, M., “Le prix de la nature: l’évaluation du patrimoine naturel.”, Rev. fr. Adm. Pub. 1990, 61-68.



ROLAND, R., “Kanttekeningen bij de recente wetgevende evolutie in het zeerecht.”, TPR 2001, 1385-1416.



SLABBINCK, R., “Analyse van de richtlijn milieuschade.”, TMR 2005, afl. 4, 346-374.

SLABBINCK, R., “Ecologische schade in internationaal perspectief.”, TMR 2004, afl. 1, 20-42.

SOMERS, E., “De Europese aanpak van olieverontreiniging.”, Juristenkrant 2000, afl. 18, 11.

SWINNEN, J., “Burgerlijke aansprakelijkheid voor milieuschade door olieverontreiniging afkomstig van schepen: recente ontwikkelingen.”, MER 1999, 75-79.

UHLMANN, E. M. K., “State community interests, jus cogens and protection of the global environment: Developing criteria for peremptory norms., GIELR 1998, vol. 1, 101-136.

VANDENBERGHE, W. en VAN CALSTER, G., “Recente arresten van het Hof van Justitie en adviezen van de advocaat-generaal.”, MER 2008, 221-225.

VAN DER VELDE, W., “Prestigewedstrijd: wie is aansprakelijk voor schade ten gevolge van olievervuiling?”, TVR 2003, afl. 2, 53-58.

VAN HOORICK, G., “Vergoeding van ecologische schade.”, TMR 2000, 146-152.

WAGNER, T., “The oil pollution act of 1990: an analysis.”, JMLC 1990, 569-587.



WEIS, K., “Het zeevervuilingsarrest: het Hof schept duidelijkheid over de strafbevoegdheden van de Europese Gemeenschap.”, T.Strafr. 2008, nr. 4, 266-271.

2.3 Verzamelwerken

ADAMOWICZ, W. L., BOXALL, P. C., LOUVIERE, L. L., SWAIT, J. EN WILLIAMS, M., “Stated- preference methods for valuing environmental amenities.”, in I. J. BATEMAN en K. G. WILLIS (eds.), Valuing environmental preferences. Theory and practice of the contingent valuation method in the US, EU, and developing countries., New York, Oxford University Press, 1999, 460-479.

BOCKEN, H., “De richtlijn 2004/35/EG betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade. Een inleiding.” in H. BOCKEN en R. SLABBINCK (eds.), Omzetting en uitvoering van de richtlijn milieuschade., Mechelen, Kluwer, 2008, 1-18.

BOCKEN, H., “The compensation of ecological damage in Belgium.”, in P. WETTERSTEIN (ed.), Harm to the environment: the right to compensation and the assessment of damages., Oxford, Oxford University Press, 1997, 143-158.

BONNIEUX, F. en RAINELLI, P., “Contingent valuation methodology and the EU institutional framework.”, in I. J. BATEMAN en K. G. WILLIS (eds.), Valuing environmental preferences. Theory and practice of the contingent valuation method in the US, EU, and developing countries., New York, Oxford University Press, 1999, 585-612.

BONNIEUX, F. en RAINELLI, P., “Oil spills and tourism: case study of the Amoco Cadiz.”, in X., The cost of oil spills., Parijs, OECD, 1982, 150-163.

BOTHE, M., “Le droit de l’environnement: sa voie de développement entre écologie et économie.”, in M. BOTHE en P. H. SAND (eds.), La politique de l’environnement: De la réglementation aux instruments économiques., Den Haag, Martinus Nijhoff Publishers, 2003, 37- 89.

BOYD, J., “Compensation for oil pollution damages: the American oil pollution act as an example for global solutions?”, in M. G. FAURE en J. HU (eds.), Prevention and compensation of marine pollution damage: Recent developments in Europe, China and the US., Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2006, 137-163.

BRANS, E., “Aansprakelijkheid voor ecologische schade onder de Oil Pollution Act 1990”, in X., Bestrijding van illegale olielozingen Noordzee: rapportage onderzoek optimalisering sanctie- instrumentarium, Rotterdam, Instituut voor Milieuschade, 1994, 59-79.

BRANS, E., “Estimating damages under the 2004 EC directive on environmental liability.”, in F. MAES (ed.), Marine resource damage assessment: liability and compensation for environmental damage., Dordrecht, Springer, 2005, 3-25.

BRANS, E., “Liability for damage to public natural resources under the 2004 EC environmental liability directive - Standing and assessment of damages.”, in G. BETLEM en E. BRANS, Evironmental liability in the EU. The 2004 Directive compared with US and Member State Law., Londen, Cameron May, 2006, 189-216.

BRIGHTON, W. D. en ASKMAN, D. F., “The role of government trustees in recovering compensation for injury to natural resources.”, in P. WETTERSTEIN (ed.), Harm to the environment: the right to compensation and the assessment of damages., Oxford, Oxford University Press, 1997, 177-206.

CARETTE, A., “Milieuaansprakelijkheid.”, in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer., Mechelen, Kluwer, 2013, IV Commentaar Verbintenissenrecht, titel III, hfdst. 13, afd. 4, 121-218.

CARETTE, A., “De internationale regeling inzake aansprakelijkheid en compensatie.”, in E. VAN HOOYDONK (ed.), Zeeverontreiniging: Preventie, bestrijding en aansprakelijkheid., Antwerpen, Maklu, 2004, 43-88.

CUSINE, D. J. en GRANT, J. P., “The legal framework.”, in D. J. CUSINE en J. P. GRANT (eds.), The impact of marine pollution., Londen, Croom Helm, 1980, 29-72.

CUYT, J., “Held of schurk? Pragmatische beschouwingen bij het fenomeen van de criminalisatie van zeelieden.”, in A. CLIQUET en F. MAES (eds.), Recht door zee. Hedendaags internationaal zee- en maritiem recht., Antwerpen, Maklu, 2015, 333-377.

DELWAIDE, L., “Kritische beschouwingen bij de aansprakelijkheidsregeling in geval van verontreiniging van de zee door olie., in E. VAN HOOYDONK (ed.), Zeeverontreiniging: Preventie, bestrijding en aansprakelijkheid., Antwerpen, Maklu, 2004, 89-105.

DEKETELAERE, K., “De voorstellen van de interuniversitaire commissie tot herziening van het milieurecht in het Vlaamse gewest inzake aansprakelijkheid voor milieuschade.”, in M. DEKETELARE (ed.), Recente ontwikkelingen inzake de aansprakelijkheid voor milieuschade., Brugge, die Keure, 1993, 55-98.

DE SMEDT, P., “Het plichten- en rechtenkader van de exploitant in de implementatiewetgeving van de richtlijn 2004/35. Sluitstuk van het ‘vervuiler betaalt’-beginsel?”, in H. BOCKEN en R. SLABBINCK (eds.), Omzetting en uitvoering van de richtlijn milieuschade., Mechelen, Kluwer, 2008, 127-180.

FAJARDO DEL CASTILLO, T., “La catastrophe du Prestige: quelques leçons pour la communauté européenne et l’OMI.”, in R. CASADRO RAIGÓN, L’Europe et la mer (pêche, navigation et environnement marin)., Brussel, Bruylant, 455-471.

FORCE, R., “A comparison of the recovery of compensation for injury to natural resources under the 92 CLC and Fund conventions with the US oil pollution act of 1990., in M. G. FAURE, H. LIXIN en S. HONGJUN (eds.), Maritime pollution liability and policy: China, Europe and the US., Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2010, 263-283.

GONSAELES, G., “The impact of EC decision-making on the international regime for oil pollution damage: the supplementary fund.”, in F. MAES (ed.), Marine resource damage assessment: liability and compensation for environmental damage., Dordrecht, Springer, 2005, 85-131.

GRIGALUNAS, T., “The geographic distribution of the economic costs of large oil spills: a case study of the Amoco Cadiz.”, in X., The cost of oil spills., Parijs, OECD, 1982, 42-57.

HANEMANN, W. M., “The economic theory of WTP and WTA.”, in I. J. BATEMAN en K. G. WILLIS (eds.), Valuing environmental preferences. Theory and practice of the contingent valuation method in the US, EU, and developing countries., New York, Oxford University Press, 1999, 42-96.

HUI, W., “Recent developments in the EU marine oil pollution regime.”, in M. G. FAURE en J. HU (eds.), Prevention and compensation of marine pollution damage: Recent developments in Europe, China and the US., Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2006, 1-24.

HUYBRECHTS, M. A., “De criminalisatie van kapitein en scheepsbemanning in geval van olieverontreiniging: een brug te ver? Een mogelijk conflict tussen het Zeerechtverdrag, MARPOL en de Europese Richtlijn 2005/35/EC.” in F. DERUYCK, M. DE SWAEF, J. ROZIE, M. ROZIE, P. TRAEST en R. VERSTRAEREN (eds.), De wet voorbij. Liber amicorum Luc Huybrechts., Antwerpen, Intersentia, 2010, 181-205.

HUYBRECHTS, M. A., “Is er noodzaak aan een internationale overeenkomst inzake marieme verzekeringen?”, in C. VAN SCHOUBROECK, W. DEVROE, K. GEENS en J. STUYCK (eds.), Over grenzen. Liber amicorum Herman Cousy., Antwerpen, Intersentia, 2011, 137-150.

HUYBRECHTS, M. A. en VAN DAMME K. N., “Protection of the marine environment under Belgian law.”, in M. G. FAURE en J. HU (eds.), Prevention and compensation of marine pollution damage: recent developments in Europe, China and the US., Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2006, 119-136.

KRäMER, L., “Directive 2004/35/EC on environmental liability”, in G. BETLEM en E. BRANS (eds.), Evironmental liability in the EU. The 2004 Directive compared with US and Member State Law., Londen, Cameron May, 2006, 29-48.

LAVRYSEN, L., “Toepassingsgebied: geviseerde exploitant – milieuschade en schadedrempel – uitsluitingen.”, in H. BOCKEN en R. SLABBINCK (eds.), Omzetting en uitvoering van de richtlijn milieuschade., Mechelen, Kluwer, 2008, 71-126.

LIBRANDO, G., “Influence of the Torrey Canyon incident on the liability and compensation regimes developed under the auspices of the IMO.”, in N. A. MARTINEZ GUTIERREZ (ed.), Serving the rule of international maritime law. Essays in honour of professor David Joseph Attard., Abingdon, Routledge, 2010, 315-327.

LOOMIS, J. B., “Contingent valuation methodology and the US institutional framework.”, in I. J. BATEMAN en K. G. WILLIS (eds.), Valuing environmental preferences. Theory and practice of the contingent valuation method in the US, EU, and developing countries., New York, Oxford University Press, 1999, 613-627.

LUCCHINI, L., “Les contradictions potentielles entre certaines mesures de protection de l’environnement et la liberté de navigation.”, in R. CASADRO RAIGÓN (ed.), L’Europe et la mer (pêche, navigation et environnement marin)., Brussel, Bruylant, 205-214.

MENDELSOHN, A. I. en FIDELL, E. R., “Liability for oil pollution: United States law.”, in D. J. CUSINE en J. P. GRANT (eds.), The impact of marine pollution., Londen, Croom Helm, 1980, 293- 315.

MITROPOULOS, E. E., “IMO: 60 years in the service of shipping.”, in N. A. MARTINEZ GUTIERREZ (ed.), Serving the rule of international maritime law. Essays in honour of professor David Joseph Attard., Abingdon, Routledge, 2010, 7-21.

MUKHERJEE, P. K., “Liability and compensation for environmental damage caused by ship- source oil pollution: actionability of claims.”, in M. G. FAURE, H. LIXIN en S. HONGJUN (eds.), Maritime pollution liability and policy: China, Europe and the US., Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2010, 75-95.

NUNES, P. en DE BLAEIJ, A., “Economic assessment of marine quality benefits: applying the use of non-market valuation methods.”, in F. MAES (ed.), Marine resource damage assessment: liability and compensation for environmental damage., Dordrecht, Springer, 2005, 135-163.

ODIER, F., “Union Européenne et sécurité maritime.”, in C. FLAESCH-MOUGIN (ed.), Union Européenne et sécurité: aspects internes et externes., Brussel, Bruylant, 2009, 239-247.

OOSTERVEEN, W., “Some recent developments regarding liability for damage resulting from oil pollution – from the perspective of an EU member state.”, in G. BETLEM en E. BRANS (eds.), Evironmental liability in the EU. The 2004 Directive compared with US and Member State Law., Londen, Cameron May, 2006, 245-268.

PROOT, L. en BOCKEN, H., “Environmental damage and Belgian law.”, in F. MAES (ed.), Marine resource damage assessment: liability and compensation for environmental damage., Dordrecht, Springer, 2005, 27-41.

RINGBOM, H., “The Erika accident and its effects on EU maritime regulation.”, in M. H. NORDQUIST en J. N. MOORE (eds.), Current marine environmental issues and the international tribunal for the law of the sea., Den Haag, Kluwer, 2001, 265-290.

ROKAS, I., “Issues in environmental pollution liability and insurance.”, in C. VAN SCHOUBROECK, W. DEVROE, K. GEENS en J. STUYCK (eds.), Over grenzen. Liber amicorum Herman Cousy., Antwerpen, Intersentia, 2011, 249-266.

SANDVIK, B. en SUIKKARI, S., “Harm and reparation in international treaty regimes: an overview.”, in P. WETTERSTEIN (ed.), Harm to the environment: the right to compensation and the assessment of damages., Oxford, Oxford University Press, 1997, 57-71.

SCHOENBAUM, T. J., “Evironmental damages: The emerging law in the United States.”, in P. WETTERSTEIN (ed.), Harm to the environment: the right to compensation and the assessment of damages., Oxford, Oxford University Press, 1997, 159-174.

SLABBINCK, R., “Implementatie van de richtlijn milieuschade: bevoegdheidsverdeling en overzicht van omzettingswetgeving.”, in H. BOCKEN en R. SLABBINCK (eds.), Omzetting en uitvoering van de richtlijn milieuschade., Mechelen, Kluwer, 2008, 19-70.

SLABBINCK, R., “Vergoeding voor slachtoffers van schadegevallen met olietankers. Hertekent de Erika-rechtspraak het landschap?”, in I. BOONE, I. CLAEYS en L. LAVRYSEN (eds.), Liber amicorum Hubert Bocken., Brugge, Die Keure, 2009, 455-466.

SOBRINO HEREDIA, J. M., “L’affaire du Prestige: cadre juridique communautaire.”, in R. CASADRO RAIGÓN (ed.), L’Europe et la mer (pêche, navigation et environnement marin)., Brussel, Bruylant, 215-248.

SOYER, B., “Funds’ admissibility criteria for pure economic loss claims versus British judicial stand: complementary or contradictory?, in M. G. FAURE, H. LIXIN en S. HONGJUN (eds.), Maritime pollution liability and policy: China, Europe and the US., Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2010, 97-109.

SUGDEN, R., “Neo-classic theory of choice.”, in I. J. BATEMAN en K. G. WILLIS (eds.), Valuing environmental preferences. Theory and practice of the contingent valuation method in the US, EU, and developing countries., New York, Oxford University Press, 1999, 131-180.

TIANSHENG, L en LIXIN, H., “National interests influence in compensation for damages resulting from oil pollution: the experience of the United States and its reference to China.”, in P. WETTERSTEIN (ed.), Harm to the environment: the right to compensation and the assessment of damages., Oxford, Oxford University Press, 1997, 285-297.

VINEY, G., “Les obligations: la responsabilité: effets.”, in J. GHESTIN (ed.) Traité de droit civil., Parijs, LGDJ, 1988, deel 5, 592 p.

WETTERSTEIN, P., “A proprietary or possessory interest: a condition sine qua non for claiming damages for environmental impairment?”, in P. WETTERSTEIN (ed.), Harm to the environment: the right to compensation and the assessment of damages., Oxford, Oxford University Press,1997, 29-54.

2.4 Masterproeven

CORNELIS, L., De milieuschaderichtlijn: Haar doel bereikt?, onuitg. masterproef Rechtsgeleerdheid UGent, 2010-2011, 113p.

GONSAELES, G., De vergoeding van ecologische schade bij olieverontreiniging op zee onder het huidige internationale aansprakelijkheidsregime., onuitg. masterproef Rechtsgeleerdheid UGent, 2000-2001, 81 p.

HANSENNE, L., Het ontwerp van verdrag betreffende de aansprakelijkheid voor schade door het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS-verdrag)., onuitg. masterproef Rechtsgeleerdheid UGent, 1992-1993, 79 p.

SLABBINCK, R., Ecologische schade in internationaal perspectief: hinkstapspringen naar het ideaal van integrale dekking., onuitg. masterproef Rechtsgeleerdheid Ugent, 2002-2003, 42 p.

VAN LAECKE, B., Verontreiniging van het mariene milieu door schepen: tankerongevallen., onuitg. masterproef Rechtsgeleerdheid UGent, 1992-1993, 120 p.

3. Internetbronnen

ECOMARE, Olielozingen, www.ecomare.nl/ecomare-encyclopedie/mens-en-milieu/lozen-en- storten/olielozingen/.

ITOPF, Olieverontreiniging van de zee met meer dan 700 ton olie sinds 1970, www.itopf.com/knowledge-resources/data-statistics/statistics/.

ITOPF, Olieverontreinigingen op zee die zich voordeden sinds 1970 waarbij minstens 7 ton olie lekte., www.itopf.com/knowledge-resources/data-statistics/.

ITOPF, De twintig grootste olieverontreiniging vanaf 1967, www.itopf.com/knowledge- resources/data-statistics/statistics/.

IMO, Historische ontwikkeling van de organisatie, www.imo.org/en/About/HistoryOfIMO/Pages/Default.aspx.

IMO, International Convention on Civil Liability for Oil, www.imo.org/en/About/conventions/listofconventions/pages/international-…- civil-liability-for-oil-pollution-damage-(clc).aspx.

IMO, Historiek bij het totstandkomen van het OPRC, www.imo.org/en/About/conventions/listofconventions/pages/international-…- oil-pollution-preparedness,-response-and-co-operation-(oprc).aspx.

IMO, Historiek HNS, www.imo.org/en/About/Conventions/ListOfConventions/Pages/Protocol- on-Preparedness%2c-Response-and-Co-operation-to-pollution-Incidents-by-Hazardous-and- Noxious-Substances-%28OPRC-HNS-Pr.aspx.

IOPC, Het huidige internationale vergoedingsregime in geval van olieverontreiniging, www.iopcfunds.org/about-us/legal-framework/.

IOPC, Voorgedane incidenten waarbij het fonds tussenkwamwww.iopcfunds.org/incidents/incidents-summary-table/.

LE FLOCH, S., LE GUEN, B. en VINCENT, G., “Accident of the oil tanker “Baltic carrier” off the Danish coastline.”, Final report of European task force in Denmark from 1st to 5 april 2001, 10 p, http://csd.bg/fileadmin/user_upload/AnnexesCD/Annex%2078.pdf.

PRICE, M. en VOGT, J.-P., Olievervuiling op zee., www.vliz.be/projects/indicatoreb/kunstkompas/IDO-102.pdf.

X., Direct methods for valuation of environmental goods., lecture on environmental economics, 7 mei 2004, www.uio.no/studier/emner/sv/oekonomi/ECON4910/v04/undervisningsmaterial… df.

X., The ‘’Baltic carrier’’ oil spill : monitoring and assessment of environmental effects in Grønsund., 3 p, http://ec.europa.eu/echo/files/civil_protection/civil/marin/reports_pub… .pdf

X., Twee-lagen vergoedingssysteem onder het HNS, http://slideplayer.com/slide/6099870/. 4. Rechtspraak

4.1 Europese Unie

HvJ (5de kamer) 29 april 1999, C-239/97, ECLI:EU:C:1999:215, The Queen/Secretary of State for the Environment and Minister of Agriculture, Fisheries and Food ex parte H.A. Standley e.a. and D.G.D. Metson e.a.

HvJ 7 september 2004, C-1/03, ECLI:EU:C:2004:490, Paul Van de Walle, Daniel Laurent, Thierry Merschen Texaco Belgium SA.

HvJ 3 juni 2008, C-308/06, ECLI:EU:C:2008:312, The Queen, op verzoek van International Association of Independent Tanker Owners (Intertanko) e.a./Secretary of State for Transport, TMR 2008, 603-609.

HvJ (grote kamer) 24 juni 2008, C-188/07, ECLI:EU:C:2008:359, Commune de Mesquer/Total France SA en Total International Ltd.

HvJ 9 maart 2010, C-378/08, ECLI:EU:C:2010:126, Raffinerie Mediterranee SpA, Polimeri Europa SpA en Syndial SpA/Ministero dello Sviluppo economico e.a., MER 2010, 322-331.

HvJ (grote kamer) 9 maart 2010, C-379/08 en C-380/08, ECLI:EU:C:2010:217, Raffinerie Mediterranee SpA, Polimeri Europa SpA en Syndial SpA/Ministero dello Sviluppo economico e.a. (C-379/08) en ENI SpA tegen Ministero Ambiente e Tutela del Territorio e del Mare e.a. (C- 380/08), MER 2011, 43-56 , noot C. SERVAIS en T. STERCKX.

HvJ (8e kamer) (Besch.) 9 maart 2010, C-478/08 en C-478/09, ECLI:EU:C:2010:129, BuzziUnicem e.a./Ministero dello Sviluppo economico e.a. en Dow Italia DivisioneCommerciale/Ministero Ambiente e Tutela del Territorio e del Mare e.a.

HvJ 4 maart 2015, C-534/13, ECLI:EU:C:2015:140, Ministro dell’Ambiente e della Tutela del Territorio e del Mare e.a/Fipa Group sri e.a., TMR 2015, 394-400.

4.2 Nationaal



Arbitragehof 29 oktober 2003, nr. 139/2003, BS 18 november 2003, 55.542.

GwH 21 januari 2016, nr. 7/2016, TBBR 2017, afl. 4, 257-267, noot P. GILLAERTS.

Cass. 26 juni 1980, RCJB 1983, 173-198, noot F. DELPÉRÉE.



Cass. 19 november 1982, RW 1983-1984, 2029-2032, noot J. LAENENS.



Cass. 23 oktober 1986, RW 1987, vol. 2, 54.

RvS 30 juni 2005, nr. 147.047, Yvette Soete en gemeente Knokke-Heist/Belgische Staat. HvB Gent 4 oktober 2012, nr. 2010/AR/30, TBH 2013, vol. 3, 199, noot F. STEVENS.

HvB Antwerpen 7 maart 2012, TMR 2012, afl. 5, 566-573.



HvB Antwerpen (4e kamer) 20 april 2015, nr. 2013/AR/579, NJW 2016, 124-127.

HvB Gent 8 februari 2016, 2012/AR/3019, SapphireShipping SA/Autonoom Gemeentebedrijf Haven Oostende, Vlaamse Gewest, Dredging International NV, P.B. vereffenaar Beperkingsfonds ms Sapphire, C. Bulk NV, Compagnie belge d’Affretements NV, Dartline NV, LTD Dart 9, Terminalco NV en Belgische Staat, TBH 2016, afl. 6, 582-589, noot F. STEVENS, “Lot van een ‘verkeerd’ beperkingsfonds.”,

Antwerpen 31 januari 2011, NJW 2011, afl. 245, 469-470, noot E. SOMERS, “Aansprakelijkheidsbeperking zeeschip, zeegaand vaartuig, binnenschip en estuair schip.

US Supreme Court 1 januari 1848, 47 U.S. 344, New Jersey Navigation Co/Merchant’s Bank.



US Supreme court 12 december 1927, no. 102, Robins Dry Dock & Repair Co./Flint, 275 US 303.

US Court of Appeal (5th circuit) 9 juli 1969, no. 26386, Olympic Towing Corp/Nebel Towing Corp, 419 F.2d 230.

US Court of Appeal (5th circuit) 18 juli 1980, no. 78-3261, United States/LeBeouf Brothers Towing Co., 621 F.2d 787.

US Court of Appeal (1st circuit) 12 augustus 1980, Commonwealth of Puerto Rico/The SS Zoe Colocotroni, 628 F.2d 652.

US Court of Appeal (5th circuit) 25 augustus 1980, no. 80-1647, United States/Hollywood Marine, Inc., 625 F.2d 542.

US Court of Appeal (5th circuit) 31 mei 1983, no. 82-3345, Akron Corp./ M/T Cantigny, 706 F.2d 151.

US Court of Appeal (5th circuit) 11 februari 1985, no. 82-3059, State of Louisiana/ M/V Testbank, 752 F.2d 1019.

US Court of Appeal (5th circuit) 5 maart 1986, no. 82-3749, Crown-Zellerbach/Ingram Industries, 783 F.2d 1296.

US Court of Appeal (7th circuit) 24 januari 1992, in the matter of oil spill by the Amoco Cadiz off the coast of France on march 16 1978, 954 F.2d 1279.

US Court of Appeal (1st circuit) 18 augustus 1994, no. 94-1059, Ballard Shipping Co/Beach Shellfish, 32 F.3d 623.

US District Court Northern District of Illinois 18 april 1984 + 11 januari 1988, MDL 376, Amoco Transport Co. en Bugsier Reederei und Bergungs/Cotes du Nord en Bretagne.

Cass. (fr.) 25 september 2012, nr. H 10-82-.938, ms.‘Erika’, TBH 2013, vol. 3, 200, noot F. STEVENS.

HvB Parijs, 30 maart 2010, TBH 2013, vol. 3, (200) 200, noot F. STEVENS.



Tribunal de commerce de Saint-Nazaire 6 december 2000, Commune de Mesquer/Total France SA en Total International Ltd.

Cour d’appel de Rennes 13 februari 2002, Commune de Mesquer/Total France SA en Total International Ltd.

Audiencia Provincial La Coruña (sectie 1) 13 november 2013, ES:APC:2013:264.

5. Andere

ANTWERP PORT AUTHORITY, Maritieme goederenoverslag van januari tot december 2016, Antwerpen, 2017, 1 p.

DANISH EMERGENCY MANAGEMENT AGENCY, DEVELOPMENT UNIT, “The oil pollution from the “Baltic carrier” incident.”, Cross-body evaluation and report of experience., augustus 2001, 8 p.

EMA, Management of contaminated sites in Western Europe., juni 2000.



EUROPESE COMMISSIE, Witboek betreffende Milieuaansprakelijkheid, COM (2000) 66 def., Brussel, 9 februari 2000, voorwoord.

EUROPEES PARLEMENT, debatten CRE 16/01/2014-7 naar aanleiding van een vraag tot mondeling antwoord O-000127/2013.

FUELS EUROPE, Statistical report of 2016, J. COOPER (ed.), 68 p.

HERMAND, J.-C., Maritime and inland waterways transport regulations overview, Total Petrochemicals, Parijs, 30 november 2007.

MARTYN, G., “De burgerlijke of ‘aquiliaanse’ aansprakelijkheid in het Romeins recht.”, Colloquium Jura Falconis, KU Leuven, 1994-1995, 19-29.

Memo/01/357, Twee jaar na de ramp met de Erika: Europese Unie koploper op het gebied van maritieme veiligheid, Brussel, 27 november 2001, 8 p.

SWEDISH ENVIRONMENTAL PROTECTION AGENCY, T. SöDERQVIST en L. HASSELSTRöM, The economic value of ecosystem services provided by the Baltic Sea and Skagerrak: Existing information and gaps of knowledge., Report 5874, December 2008, 237 p.

TOTAL, Les clés pour comprendre le procès de l’Erika., intern document, 6 p. 

Download scriptie (1.85 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Frank Maes