Romeinse zoutproductie aan de Noordzee: een innovatief technologisch proces

Michiel
Dekoninck

Zout. We eten er te veel van en toch was het tot in de Romeinse periode, net als andere specerijen in onze regio, een luxeproduct voorbehouden voor de gegoede klasse. De grote vraag naar zout in deze periode bracht het Romeinse gezag er echter toe voor dit luxegoed een grootschalige productie op touw te zetten langsheen de kust van de civitas Menapiorum - het huidige Noord-Frankrijk, België en Walcheren. Hoe het zout precies werd geproduceerd, is lange tijd een vraagteken gebleven aangezien klassieke auteurs nooit iets over dit proces hebben neergeschreven. Maar, de zoutproductie heeft wel archeologisch waarneembare en onderzoekbare sporen nagelaten in de ondergrond, die gebruikt kunnen worden om het gehanteerde technologische proces te reconstrueren.

Meer dan een snuifje zout

Wanneer iemand spreekt over zout, bedoelt hij in 99% van alle gevallen natriumchloride ofwel het normale keukenzout. In strikte chemische zin is zout echter een evaporiet: een verzamelterm voor alle mineralen uitgekristalliseerd uit een met mineralen verzadigde waterige oplossing zoals zeewater. Het verdampen van zeewater leverde de Romeinen naast het pure witte natriumchloride dus ook een aantal bijproducten op. De belangrijkste bijproducten, magnesiumchloride en kaliumchloride, kregen in de volksmond de naam ‘bitterzouten’, aangezien deze het zout een bittere nasmaak geven.

Zout in zijn diverse vormen kent toepassingen in verschillende domeinen met de voedingsindustrie op kop. Net zoals in onze keuken gebruikten de Romeinen zout vaak als smaakverbeteraar en was het een essentieel onderdeel in gerechten. Daarnaast werd zout frequent aangewend als bewaarmiddel voor het pekelen van vlees en vis. Deze techniek raakte met de uitvinding van de koelkast in de 20ste eeuw in onbruik. Verder speelde zout, wegens zijn prominente plaats in het dagelijkse leven, een belangrijke rol in rituele offergaven. Dit bijgeloof is niet eigen aan de Romeinen, maar is echt van alle tijden. Denk maar aan het gooien van zout over de linkerschouder om onheil af te weren.

Een landschap voortdurend in verandering

De productie van zout werd in de Romeinse tijd georganiseerd in de nabijheid van de benodigde grondstoffen, met andere woorden in de kustvlakte. De kustlijn in de Romeinse tijd bevond zich verder zeewaarts dan vandaag en bestond uit een duinengordel doorsneden met getijdengeulen. Deze getijdengeulen vertakten zich vervolgens in het achterliggende landschap, waardoor de kustvlakte transformeerde in een uitgestrekt waddengebied. Een sterke gelijkenis met de huidige Waddeneilanden in Noord-Nederland valt hierbij niet uit te sluiten. Daarnaast bevestigen pollenanalyses (i.e. de analyse van stuifmeelkorrels bewaard in de bodem) het beeld van een troosteloos boomloos moerassig kustlandschap zoals beschreven door de klassieke auteurs. Dit belemmerde de Romeinen echter niet om het landschap volledig naar hun hand te zetten met drainagegrachten en dijken. Ze zorgden ervoor dat alle zoutproductiesites onder gelijkaardige omstandigheden werden ingeplant langsheen de getijdengeulen. Zo waren ze enigszins beschermd tegen de directe invloed van de Noordzee, maar wel verzekerd van een constante toevoer van hun belangrijkste grondstof: zeewater.

Een innovatief technologisch proces

Het gebrek aan langdurige zonneschijn en weinig neerslag laat niet toe dat zout uit zeewater langsheen de Menapische kust ooit natuurlijk zal uitkristalliseren. De artificiële verhitting van zeewater is met andere woorden onontbeerlijk om het kristallisatieproces te laten slagen. Theoretisch kan dit productieproces opgedeeld worden in een achttal fasen: van het voorbereidende werk tot de productie en export van het eindproduct.

Goed begonnen is half gewonnen

Een goede voorbereiding van de effectieve productie was essentieel om uiteindelijk een eindproduct van hoge kwaliteit af te leveren. Eerst verzamelden de zoutzieders voldoende grondstoffen: klei voor de vervaardiging van een verhittingsstructuur en brandstof voor het opstoken ervan. De verhittingsstructuur was een afgeschermde haard met een open dak waarbinnen zoutcontainers in direct contact met de warmtebron stonden. Deze zoutcontainers behoren tot de zogenaamde 'briquetage-elementen'. Dit is de verzamelterm voor de aardewerkobjecten die voor de zoutproductie werden vervaardigd en gebruikt. De aardewerken zoutcontainers werden gebruikt om het zeewater in te verdampen en om het zout in op te slaan, terwijl de steunelementen dienden om de containers boven het vuur te stabiliseren. Voor een efficiënte verdamping bereidden de zoutzieders tot slot een pekel voor met een verhoogde concentratie aan zouten.

Van nutteloos zeewater naar gegeerd, waardevol zeezout

Na alle voorbereiding verdeelden de zoutzieders de geconcentreerde zoutoplossing over ondiepe rechthoekige zoutcontainers boven de warmtebron. Om het kristallisatieproces te starten, verhitten ze daarna de pekel tot 80-90°C. De verdamping van het water zorgde eerst voor het uitkristalliseren van de minder oplosbare zouten, dan van natriumchloride en tot slot van de bitterzouten. Om contaminatie te vermijden, werden continu de pas gevormde natriumchloridekristallen in een nieuwe cilindrische container geschept. Hierin werden ze vervolgens droog gestookt op lagere temperatuur (60-70°C), zodat het zout op de bodem niet zou verschroeien.

Verschroeid zout op de bodem van de container had namelijk een sterk negatieve impact op de kwaliteit van het handelsproduct. Ter controle braken de zoutzieders daarom de bodem van alle cilindrische containers preventief af om zichzelf en de consument ervan te verzekeren dat een zuiver product werd afgeleverd. Opmerkelijk was het gelijktijdig gebruik van twee types cilindrische containers voor het droogproces. Dit suggereerde de productie van diverse soorten zout van verschillende kwaliteit. Het productieproces eindigde wanneer de briquetagecontainers naar het achterland werden verhandeld en getransporteerd. Op de productiesites zelf werd dan nog enkel het afval in de omgeving gedumpt, alvorens een nieuwe productiecyclus kon aanvangen.

Zout, het witte goud?

Zout had, veel meer dan vandaag, een prominente plaats in de Romeinse samenleving. De grote vraag naar zout zette de centrale overheid aan om de lokale productie enorm te stimuleren. Zoutwinning zelf was aan de Menapische kust echter niet eenvoudig en behelsde een complex productieproces. Hoe de productie van zulk gegeerd luxegoed de economie en ontwikkeling van dit gebied heeft beïnvloed, is echter voer voor verder onderzoek. Gezien het belang dat aan zout wordt toegeschreven, zal het deze regio dan ook geen windeieren hebben gelegd. Zout wordt niet voor niets het ‘witte goud’ genoemd of zoals Cassiodorus (Variae Epistolae 12.24.6) zei: “Iemand kan minder naar goud zoeken, maar zout wil iedereen vinden.”

Bibliografie

Bibliografie

Antieke auteurs

Caesar, Commentarii de bello Gallico: van Katwijk-Knapp F.H., (ed.), 1990. De Gallische oorlog, Antwerpen: Nederlandsche Boekhandel.

Cassiodorus, VariaeEpistolae: Hodgkin T., (transl.), 1886. The letters of Cassiodorus, being a condensed translation of the variae epistolae of Magnus Aurelius Cassiodorus senator with an introduction, London: Henry Frowde.

Cassius Dio, Ρωμαϊκὴ ῾Ιστορία: Cary E., Foster H.B., (transl.), 1914. Cassius Dio. Roman History, Volume III: Books 36-40, Loeb Classical Library 53, Cambridge: Harvard University Press.

Cato, De Agri Cultura: Hooper W.D., Ash H.B., (transl.), 1934. Cato, Varro. On Agriculture, Loeb Classical Library 283, Cambridge: Harvard University Press.

CIL: Corpus Inscriptorum Latinorum

Columella, De Re Rustica: Forster E.S., Heffner E.H., (transl.), 1954. Columella. On Agriculture, Volume II: Books 5-9, Loeb Classical Library 407, Cambridge: Harvard University Press.

Manilius, Astronomica: Goold G.P., (transl.), (ed.), 1977. Manilius. Astronomica, Loeb Classical Library 469, Cambridge: Harvard University Press.

Martialis, Epigrammata: Shackleton Bailey D.R., (transl.), (ed.), 1993. Martial. Epigrams, Volume III: Books 11-14, Loeb Classical Library 480, Cambridge: Harvard University Press.

Ovidius, Fasti: Frazer J.G., (transl.), 1931. Ovid. Fasti, Loeb Classical Library 253, Cambridge: Harvard University Press (revised by Goold G.P.).

Plinius Maior, Naturalis Historia: Jones W.H.S., (transl.), 1963. Pliny. Natural History, Volume VIII: Books 28-32, Loeb Classical Library 418, Cambridge: Harvard University Press.

Plinius Maior, Naturalis Historia: Rackham H., (transl.), 1945. Pliny. Natural History, Volume IV: Books 12-16, Loeb Classical Library 370, Cambridge: Harvard University Press.

Plinius Maior, Naturalis Historia: Rackham H., (transl.), 1952. Pliny. Natural History, Volume IX: Books 33-35, Loeb Classical Library 394, Cambridge: Harvard University Press.

Rutilius Namatianus, De Reditu Suo: Duff J.W., Duff A.M., (transl.), 1934. Minor Latin Poets, Volume II: Florus. Hadrian. Nemesianus. Reposianus. Tiberianu. Dicta Catonis. Phoenix. Avianus. Rutilius Namatianus. Others, Loeb Classical Library 434, Cambridge: Harvard University Press.

Strabo, Geographika: Jones H.L., (transl.), 1923. Strabo. Geography, Volume II: Books 3-5, Loeb Classical Library 50, Cambridge: Harvard University Press.

Tacitus, Historiae: Moore C.H., Jackson J., (transl.), 1931. Tacitus. Histories: Books 4-5. Annals: Books 1-3, Loeb Classical Library 249, Cambridge: Harvard University Press.

Varro, De Re Rustica: Hooper W.D., Ash H.B., (transl.), 1934. Cato, Varro. On Agriculture, Loeb Classical Library 283, Cambridge: Harvard University Press.

Vergilius, Aeneïs: Fairclough H.R., (transl.), 1918. Vergil. Aeneid: Books 7-12. Appendix Vergilianai, Loeb Classical Library 64, Cambridge: Harvard University Press (revised by Goold G.P.).

Vergilius, Georgica: Fairclough H.R., (transl.), 1916. Vergil. Eclogues. Georgics. Aeneid: Books 1-6, Loeb Classical Library 63, Cambridge: Harvard University Press (revised by Goold G.P.).

Geschreven bronnen

Baeteman C., 1987a. Historiek van het geologisch onderzoek, in: Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 16-17.

Baeteman C., 1987b. Ontstaan en evolutie van de kustvlakte (tot 2000 jaar voor heden), in: Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 18-21.

Baeteman C., 1987c. De westelijke kustvlakte in de Romeinse tijd, in: Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 22.

Baeteman C., 1987d. Het landschap in de omgeving van de Romeinse zoutwinningssite van Leffinge II, in: Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 31-32.

Baeteman C., 2007. De laat holocene evolutie van de Belgische kutsvlakte: Sedimentatieprocessen versus zeespiegelschommelingen en Duinkerketransgressies, Geo- and Bioarchaeological Studies 8, 1-17.

Baeteman C., 2008. De Holocene geologie van de Belgische kustvlakte, Geological Survey of Belgium Professional Paper 2008/2-N. 304, Brussel: Belgische Geologische Dienst.

Biddulph E., Foreman S., Stafford E., Anker K., Carey C., 2012. Chapter 1: Introduction to Stanford Wharf Nature Reserve, in: Biddulph E., Foreman S., Stafford E., Stansbie D., Nicholson R., London Gateway: Iron Age and Roman salt making in the Thames Estuary. Excavation at Stanford Wharf Nature Reserve, Essex, Oxford Archaeology Monograph 18, Oxford: Oxford Archaeology, 1-18.

Biddulph E., Stansbie D., 2012. Chapter 6: The salt industry expands - the later Roman period, in: Biddulph E., Foreman S., Stafford E., Stansbie D., Nicholson R., London Gateway: Iron Age and Roman salt making in the Thames Estuary. Excavation at Stanford Wharf Nature Reserve, Essex, Oxford Archaeology Monograph 18, Oxford: Oxford Archaeology, 105-176.

Bouche K., Michel K., 2004. Pitgam Schulleveldt, Station de recompression et tranchée du gazoduc. Site d’habitat et d’artisanat, réseaux fossoyés d’époque romaine, in: de Saulce A., (dir.), Les fouilles du gazoduc, artère des Hauts de France, Revue du Nord, Hors série Archéologie 9, Villeneuve-d’Ascq: Université Charles de Gaulle-Lille III, 35-71.

Cabal M., Thoen H., 1985. L’industrie du sel à Ardres à l’époque romaine, Revue du Nord  67/264, 193-206.

Carusi C., 2008. Le sel chez les auteurs grecs et latins, in: Weller O., Dufraisse A., Pétrequin P., (dir.), Sel, eau et forêt. D’hier à aujourd’hui, Homme et Environnement 1, Paris: Presses Universitaires de Franche-Comté, 353-364.

Cools E., 1987. De Romeinse kustverdediging: een theoretisch model, in: Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 90-99.

Cox L., 2009. Een bodemkundige en geomorfologische benadering van de zoutproductie rond de Noordzee in de IJzertijd en Romeinse periode (Deel I: Tekst), masterscriptie, Universiteit Gent (Geen Uitgever).

Crosby A., 2001. Briquetage in: Lane T., Morris E.L., (eds.), A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire, 106-133.

Daire M.-Y., 2003. Le sel des Gaulois, Paris: Errance.

De Ceunynck R., Termote J., 1987. Een zoutwinningssite uit de Midden-Laat La Tène-periode te Veurne, Westvlaamse Archaeologica 3/3, 73-82.

De Ceunynck R., Thoen H., 1981. The Iron Age Settlement at De Panne-Westhoek. Ecological and Geological Context, Helininum 21, 21-42

De Clercq W., 2009. Lokale gemeenschappen in het Imperium Romanum. Transformaties in rurale bewoningsstructuur en materiële cultuur in de landschappen van het noordelijk deel van de civitas Menapiorum (Provincie Gallia-Belgica, ca. 100 v.Chr.- 400 n.Chr.), doctoraatsthesis, Universiteit Gent (Geen Uitgever).

De Clercq W., 2012a. De Menapiërs, wonend aan de rand van een wereldrijk, in: De Clercq W., (ed.), Over vlees en bloed. Menapische boeren en soldaten aan de rand van het Romeinse Rijk, Publicaties van het Provinciaal Archeologisch Museum Velzeke, Gewone reeks 5, Oostkamp: Stichting kunstboek, 12-15.

De Clercq W., 2012b. Doornige struiken, dichte bossen en uitgestrekte moerassen, in: De Clercq W., (ed.), Over vlees en bloed. Menapische boeren en soldaten aan de rand van het Romeinse Rijk, Publicaties van het Provinciaal Archeologisch Museum Velzeke, Gewone reeks 5, Oostkamp: Stichting kunstboek, 16-21.

De Clercq W., van Dierendonck R., 2008. Extrema Galliarum. Zeeland en Noordwest-Vlaanderen in het Imperium Romanum, Zeeuws tijdschrift 58/3-4, 5-34.

De Clercq W., van Dierendonck R.M., 2006, Extrema Galliarum. Zeeland en Noordwest-Vlaanderen in het Imperium Romanum, Verbond voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in Oost-Vlaanderen 64, 34-57.

de Groot R.W., 2008. Plangebied Smokkelhoek, Sectie S, perceelnummer 178, gemeente Kapelle; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven), RAAP-RAPPORT 1721, Weesp: RAAP Archeologisch Adviessbureau.

De Laet S.J., 1961. Les limites des cités des Ménapiens et des Morins, Helinium I/1: 20-34.

De Paepe P., Microscopisch en chemisch onderzoek, in: Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 43-44.

de Pélichy G., 1905. Note sur l’ancien ouvrage en bois découvert au port de Zeebrugge, Annales de la Société d’Emulation de Bruges 55, 177-181.

Demey D., Vanhoutte S., Pieters M., Bastiaens J., De Clercq W., Deforce K., Denys L., Ervynck A., Lentacker A., Storme A., Van Neer W., 2013. Een dijk en een woonplatform uit de Romeinse periode in Stene (Oostende), Relicta 10, 7-70.

Dewilde M., Wyffels F., 2003. Een nieuwe zoutwinningssite in De Panne (W.-Vl.), in: Verlaeckt K., Cahen-Delhaye A., Coupé D., (eds.), Lunula Archaeologica protohistorica 11, Treignes 22.03.2003, 45.

Dhaeze W., 2011. De Romeinse kustverdediging langs de Noordzee en het Kanaal van 120 tot 410 na Chr. Een onderzoek naar de rol van de militaire sites in de kustverdediging en drie casestudies over de militaire versterkingen van Maldegem-Vake, Aardenburg en Boulogne-sur-Mer, doctoraatsstudie, Universiteit Gent (Geen Uitgever).

Dijkstra J., Zuidhoff F.S., (eds.), 2011. Kansen op de kwelder. Archeologisch onderzoek op en rond negen vindplaatsen in het nieuwe tracé van de Rijksweg 57 en de nieuwe rondweg ter hoogte van Serooskerke (Walcheren), ADC Monografie 10, Amersfoort: ADC ArcheoProjecten.

Donnadieu J., Willems S., 2015. Faciès céramique en contexte d’ateliers de sauniers: comparaison du mobilier des sites ménapiens de Steene, Pitgam et Looberghe (Nord), in SFECAG (ed.,), Actes du Congrès de Nyon – 14- 17 mai 2015, Société Française d’Étude de la Céramique Antique en Gaule (SFECAG), Marseille: SFECAG, 315-342.

Elleboode E., (ed.), 2011. Pitgam (59). Poste de Pitgam-Projet de canalisation de gaz entre Loon-Plage (Nord) et Cuvilly (Oise) « Artère des Hauts de France II », Rapport final d’opération. Diagnostic archéologique, Amiens: INRAP Nord-Picardie.

Elleboode E., (ed.), 2013. Pitgam (59). Projet d’interconnexion, Rapport final d’opération. Diagnostic archéologique, Amiens: INRAP Nord-Picardie.

Ervynck A., Baeteman C., Demiddele H., Hollevoet Y., Pieters M., Schelvis J., Tys D., Van Strydonck M., Verhaege F., 1999. Human occupation because of a regression or the cause of a transgression? A critical review of the interaction between geological events and the human occupation in the Belgian coastal plain during the first millennium AD, Probleme der Küstenforschung im südlichen Nordseegebiet 26, 97-121.

Fawn A.J., Evans K.A., McMaster I., Davies G.M.R., 1990. The Red Hills of Essex: Salt-making in Antiquity, Annual Bulletin 30, Norfolk: Colchester Archaeological Group.

 G., (ed.), 2010. Steene, Nord, Lotissement Rue du Château II. Occupation diachronique (de l’époque gallo-romaine à l’époque carolingienne) et pluri-fonctionnelle (habitat, artisanat du sel, funéraire), Rapport final d’opération. Diagnostic archéologique, Amiens: INRAP Nord-Picardie.

Gale R., 2001. The Derivation and Uses of Some Plant-Based Fuels, in: Lane T., Morris E.L., (eds.), A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire, 456-459.

Gouletquer P.L., 1970. Les briquetages armoricains. Technologie protohistorique du sel en Armorique, Rennes: Travaux du Laboratoire d’Anthropologie Préhistorique, Faculté des Scienses.

Hannois P., 1999. Prospections à Steene-Pitgam: répertoire céramique ménapien et données nouvelles sur la fabrication du sel, Revue du Nord, Archéologie de la Picardie et du Nord de la France 81/333, 107-119.

Harding A.F., 2013. Salt in Prehistoric Europe, Leiden: Sidestone Press.

Hassall M., 1978. Britain and the Rhine provinces: epigraphic evidence for Roman trade, in: du Plat Taylor J., Cleere H., (eds.), Roman shipping and trade: Britain and the Rhine provinces, CBA Research Report 24, London: The Council for British Archaeology, 41-48.

Hathaway S.-J.E., 2013. Making the invisible, visible. Iron age and roman salt-production in Southern Britain, doctoraatsthesis, Bournemouth University (Geen Uitgever).

Hillewaert B., 1996. Dudzele – gaspijpleiding, Jaarboek 1995-96, Brugge: Brugge Stedelijke Musea, 77.

Hillewaert B., 2011. Een dynamisch wadlandschap tijdens de eerste eeuwen na Chr., in: Hillewaert B., Hollevoet Y., Ryckaert M., (red.), Op het raakvlak van twee landschappen: de vroegste geschiedenis van Brugge, Brugge: Van de Wiele, 37-39.

Hillewaert B., Hollevoet Y., 1986a. Recent archeologisch noodonderzoek in het Brugse havengebied, Jaarboek 1985-86, Brugge: Brugge Stedelijke Musea, 137-149.

Hillewaert B., Hollevoet Y., 1986b. Dudzele (Brugge, W.-Vl.): briquetage, Archeologie 1986/2, 109.

Hillewaert B., Hollevoet Y., 1986c. Prospectie van het tracé van een pijpleiding in het poldergebied ten noorden van Brugge, Archeologie 1986/1, 14.

Hillewaert B., Hollevoet Y., 1987. Prospecties en noodonderzoek in het gebied ten noorden van Brugge: activiteitenverslag 1986, Westvlaamse Archaeologica 3/1, 16.

Hocquet J.-C., 1994. Production et commerce du sel à l’Age du Fer et à l’époque romaine dans l’Europe du Nord-Ouest, Revue du Nord, Archéologie Nord de la France, Belgique, Pays-Bas 76/308, 9-20.

Hocquet J.-C., 2006. Introduction. Le sel de la Baie, des mutations techniques aux bouleversements du marché, in: Hocquet J.-C., Sarrazin J.-L., (dir.), Le sel de la Baie. Histoire, archéologie, ethnologie des sels atlantiques, Rennes: Presses universitaires de Rennes, 11-29.

Hollevoet Y., 1987. Zoutwinning in het ruilverkavelingsgebied Houtave (Zuienkerke, W.-Vl.), Archeologie 1987/2, 154-155.

Hollevoet Y., 1988. Ramskapelle (Knokke-Heist, W.-Vl.): Romeinse zoutwinning, Archeologie 1988/2, 169.

Hollevoet Y., 1989. Archeologisch noodonderzoek in de Zeebrugse achterhaven: de Romeinse vondsten, Westvlaamse Archaeologica 5/2, 33-47.

Hollevoet Y., 2011. Romeinse vondsten en vindplaatsen tijdens de 1ste – 3de eeuw na Chr., in: Hillewaert B., Hollevoet Y., Ryckaert M., (red.), Op het raakvlak van twee landschappen: de vroegste geschiedenis van Brugge, Brugge: Van de Wiele, 45-68.

Hollevoet Y., Hillewaert B., 1989. Inheems-Romeinse bewoning in het Zeebrugse achterhavengebied, Jaarboek 1987-88, Brugge: Brugse Stedelijke Musea, 87-104.

Hollevoet Y., Hillewaert B., 2011. De eerste mensen in een veranderend landschap, in: Hillewaert B., Hollevoet Y., Ryckaert M., (red.), Op het raakvlak van twee landschappen: de vroegste geschiedenis van Brugge, Brugge: Van de Wiele, 14-35.

Hondius-Crone A., 1995. The Temple of Nehalennia at Domburg, Amsterdam: Meulenhoff.

Huys E., 2006. Zoutwinning in de IJzertijd. Een vergelijkende studie van het briquetagemateriaal van De Panne-‘Romeins Kamp’, Brugge- ‘Fort Lapin’ en Veurne- ‘Stabelincksleed’, Terra Incognita 1, 127-138.

Immerzeel M. 1990. Profession: negotiator allecarius. Fabrication et commerce de sauces de poisson dans le nord-est de l’Empire romain, MedLeiden 70, 183-192.

In ’t Ven I., De Clercq W., (eds.), 2005. Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project 1997-1998, Archeologie in Vlaanderen Monografie 5, Brussel: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed.

In ’t Ven I., Hollevoet Y., Hillewaert B., 2005a. DW3: Brugge/Dudzele – Landslag West, in: In ’t Ven I., De Clercq W., (eds.), Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project 1997-1998, Archeologie in Vlaanderen Monografie 5, I, Brussel: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, 43.

In ’t Ven I., Hollevoet Y., Hillewaert B., 2005a. DW4: Brugge/Dudzele – Landslag Oost 1, in: In ’t Ven I., De Clercq W., (eds.), Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project 1997-1998, Archeologie in Vlaanderen Monografie 5, I, Brussel: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, 43-45.

In 't Ven I., Hollevoet Y., Hillewaert B., Vanmontfort B., Ervynck A., 2005. DW5: Brugge/Dudzele – Landslag Oost 2, in: In ’t Ven I., De Clercq W., (eds.), Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project 1997-1998, Archeologie in Vlaanderen Monografie 5, I, Brussel: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, 45-49.

Jongste P.F.B., Middelburg-Mortiere, Inventariserend veldonderzoek, ADC Rapport 148, Bunschoten: ADC.

Kerger P., 1999. Étude du matériel archéologique de l’atelier de sauniers à De Panne (Fl.-Occ.), in: Verlaeckt K., Cahen-Delhaye A., Coupé D., (eds.), Lunula Archaeologica protohistorica 7, Bruxelles 30.01.1999, 74-81.

Kinory J., 2012. Salt Production, Distribution and Use in the British Iron Age, BAR British Series 559, Oxford: Archaeopress.

Kurlansky M., 2002. Zout. Een wereldgeschiedenis, Amsterdam: Anthos.

Lane T., 2001a. Introduction, in: Lane T., Morris E.L., (eds.), A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire, 1-12.

Lane T., 2001b. Invisible and Irretrievable? Consideration of Some Non-ceramic Aspects of Fenland Salt Production, in: Lane T., Morris E.L., (eds.), A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire, 459-465.

Lane T., Morris E.L., (eds.), 2001. A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire.

Leenders K.A.H.W., 2004. The start of peat digging for salt in the Zeeland region (NL), in: Lodewijckx M., (eds.), Bruc ealles well: archaeological essays concerning the peoples of North-West Europe in the first millennium AD, Acta Archaeologica Lovaniensia. Monographiae 15, Leuven: Leuven University Press, 107-109.

Leman-Delerive G., Gautier A., Calonne E., 1996. Bray-Dunes: habitat et industrie du sel à la fin de l’Age du Fer, Revue du Nord, Archéologie de la Picardie et du Nord de la France 78/318, 15-43.

Lemonnier P., 1980. Les salines de l’Ouest: logique technique, logique sociale, Paris: Editions de la maison des sciences de l’homme.

Lendering J., Bosman A., 2010. De rand van het Rijk. De Romeinen en de Lage Landen, Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep (second edition).

Morère Molinero N., 2008. Une nouvelle approche de Pline sur le sel et l’eau salée, in: Weller O., Dufraisse A., Pétrequin P., (dir.), Sel, eau et forêt. D’hier à aujourd’hui, Homme et Environnement 1, Paris: Presses Universitaires de Franche-Comté, 365-380.

Morris E.L., 2001a. Briquetage and Salt Production and Distribution Systems: A Comparative Study, in: Lane T., Morris E.L., (eds.), A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire, 389-404.

Morris E.L., 2001b. Briquetage in: Lane T., Morris E.L., (eds.), A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire, 351-376.

Morris E.L., 2001c. Briquetage in: Lane T., Morris E.L., (eds.), A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire, 252-261.

Morris E.L., 2001d. Briquetage in: Lane T., Morris E.L., (eds.), A Millennium of Saltmaking: Prehistoric and Romano-British Salt Production in the Fenland, Lincolnshire Archaeology and Heritage Reports Series 4, Sleaford: Heritage Trust of Lincolnshire, 33-63.

Nenquin J., 1961. Salt, a study in economic prehistory, Dissertationes Archaeologicae Gandenses 6, Brugge: De Tempel.

Olivier L., Kovacik J., 2006. The ‘Briquetage de la Seille’ (Lorraine, France): proto-industrial salt production in the European Iron Age, Antiquity 80, 558-566.

Orton C., Tyers P., Vince A., 1993. Cambridge manuals in archaeology. Pottery in archaeology, Cambridge: Cambridge University Press.

Oudry S, 2008a. Looberghe (59). “Chemin de la Mairie”, Rapport final d’opération. Diagnostic archéologique, Amiens: INRAP Nord-Picardie.

Oudry S, 2008b, Looberghe (59). “Rue de Cassel”, Rapport final d’opération. Diagnostic archéologique, Amiens: INRAP Nord-Picardie.

Oudry S., 2006. Looberghe « B 1473 » (59 – Nord), Rapport final d’opération. Diagnostic archéologique, Amiens: INRAP Nord-Picardie.

Ovaa I., 1972. De zel- of moernering in Zeeland, Terravisie 8, 9-13.

Ovaa I., 1977. De zoutwinning in het zuidwestelijk zeekleigebied en de invloed daarvan op het landschap, Historisch Jaarboek voor Noord- en Zuid-Beveland 3, 85-97.

Pieters M., Demerre I., Zeebroek I., 2013. Een dijk uit de Romeinse periode, in: Pieters, M. et al. Het archeologisch onderzoek in Raversijde (Oostende) in de periode 1992-2005: Vuurstenen artefacten, een Romeinse dijk, een 14de-eeuws muntdepot, een 15de-eeuwse sector van een vissersnederzetting en sporen van een vroeg-17de-eeuwse en een vroeg-18de-eeuwse belegering van Oostende. Relicta Monografieën, 8: pp. 79-88

Pool C., 2012. Specialist Report 8. Briquetage and Fired Clay, in: Biddulph E., Foreman S., Stafford E., Stansbie D., Nicholson R., London Gateway: Iron Age and Roman salt making in the Thames Estuary. Excavation at Stanford Wharf Nature Reserve, Essex, Oxford Archaeology Monograph 18, Oxford: Oxford Archaeology.

Prilaux G., 2000. La production du sel à l’Age du Fer. Contribution à l’établissement d’une typologie à partir des examples de l’autoroute A13, Protohistoire européene 5, Montagnac: Editions monique mergoil.

Rutot A., 1902-03. Sur les antiquités découvertes dans la partie belge de la Plaine Maritime et notamment sur celles recueillis à l'occasion du creusement du nouveau canal de Bruges à la mer, Mémoires de la Sociéte d’Anthropologie de Bruxelles 21/2, 1-36.

Rye O.S., 1981. Pottery Technology. Principles and Reconstruction, Manuals on Archeology 4, Washington: Taraxacum.

Salway P., 1981. Roman Britain, Oxford: Clarendon Press.

Sier M., (ed.) 2003. Ellewoutsdijk in de Romeinse tijd, ADC-Rapport 200, Bunschoten: ADC.

Stansbie D., Biddulph E., 2012. Chapter 4: The Red Hills of Stanford Wharf – salt production in the middle Iron Age, in: Biddulph E., Foreman S., Stafford E., Stansbie D., Nicholson R., London Gateway: Iron Age and Roman salt making in the Thames Estuary. Excavation at Stanford Wharf Nature Reserve, Essex, Oxford Archaeology Monograph 18, Oxford: Oxford Archaeology, 65-84.

Stockinger U., The salt of Rome. Remarks on the production, trade and consumption in the north-western provinces, in: Brigand R., Weller O., (eds.), Archaeology of Salt: Approaching an invisible past, Leiden: Sidestone Press, 183-198.

Stuart P., Bogaers J.E., 2001. Nehalennia. Römische Steindenkmäler aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat. I. Textband, Collections of the national museum of antiquities at Leiden 11, Leiden: Rijksmuseum van oudheden.

Teysseire G., 2014. Nord – Pas-de-Calais, Looberghe, Rue de Cassel. Éléments d’un atelier de saunier, Rapport de Fouille, Amiens: INRAP Nord-Picardie.

Thoen H., (ed.), 1987. De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België.

Thoen H., 1974. . Leffinge (W. Vl.): Romeinse nederzetting, Archeologie 1974/1, 21-22.

Thoen H., 1975. . Leffinge (W. Vl.): Romeins zoutwinningscentrum, Archeologie 1975/2, 76.

Thoen H., 1975. Iron Age and Roman salt-making sites on the Belgian coast, in: de Brisay K.W., Evans K.A., (eds.), Salt, the study of an ancient industry. Report on the salt weekend held at the university of Essex 20, 21, 22 september 1974, Colchester: Colchester Archaeological Group, 56-60.

Thoen H., 1977. Leffinge (W.-Vl.): Romeins zoutwinningscentrum, Archeologie 1977/2, 98-100.

Thoen H., 1978. De Belgische kustvlakte in de Romeinse tijd. Bijdrage tot de studie van de landelijke bewoningsgeschiedenis, Verhandelingen van de Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België. Klasse der letteren 88, Brussel: Paleis der Academiën.

Thoen H., 1986. L’activité des sauniers dans la plaine maritime flamande de l’âge du fer à l’époque romaine. Le sel des Morins et des Ménapiens, in: Lottin A., Hocquet J.-C., Lebecq S., (éds.), Les Hommes et la mer dans l’Europe du Nord-Ouest de l’antiquité à nos jours. Actes du colloque de Boulogne-sur-Mer, 15-17 juin, Revue du Nord, spécial hors série-collection Histoire 1, Villeneuve-d’Ascq: Université Charles de Gaulle-Lille III, 23-46.

Thoen H., 1987a. Inleiding, in: Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 9-14.

Thoen H., 1987b. De burgerlijke nederzettingen, in: Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 64-80.

Thoen H., 1987c. Vóór de komst van de Romeinen, in Thoen H., (ed.), De Romeinen langs de Vlaamse kustvlakte, Brussel: Gemeentekrediet van België, 53-57.

Thoen H., 1987d. Neue Ergebnisse Uber Antike Salzgewinnung und -Handel and den Nordatlantischen Küsten (Nord-Frankreich, Belgien und Holland), Mitteilungen der Östenreichischen Arbeitsgemeinschaft for Ur- und Frühgeschichte 37, 39-49.

Thoen H., 2000. Zoutwinning: de teloorgang van een antieke industrie langs de Vlaamse kust, Vlaanderen met zicht op zee 49/281, 11-14.

Trimpe Burger J.A., 1970. Archeologisch nieuws uit Zeeland over de jaren 1968/1969, Zeeuws Tijdschrift 20/1, 1-8.

Trimpe Burger J.A., 1973. The islands of Zeeland and South Holland in Roman times, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 23, 135-148.

van de Berg J., Hendrikse W., 1980. Een Romeinse schelpkalkbranderij uit de eerste eeuw te Koudekerke (Zld). Met notities over zoutwinning, Westerheem 29/3, 220-231.

van den Berg J., 1988. Zeelands oudste industrie en de mythe van het Zeeuws-Romeinse zout, Zeeuws Landschap 4/1, 12-15.

van den Broeke P. W., 1996. Turfwinning en zoutwinning langs de Noordzeekust. Een verbond sinds de IJzertijd?, Tijdschrift voor waterstaats geschiedenis 5/2, 48-59.

van den Broeke P. W., 2007. Zoutwinning langs de Noordzee: de pre-middeleeuwse sporen, in: de Kraker A.M.J., Borger G.J., (red.), Veen-vis-zout. Landschappelijke dynamiek in de zuidwestelijke delta van de Lage Landen, Geoarchaeological and Bioarchaeological studies 8, Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam, 65-80.

van den Broeke P.W., 1986. Zeezout: een schakel tussen West- en Zuid-Nederland in de IJzertijd en de Romeinse tijd, in: van Trierum M.C., Henkes H.E., (eds.), Rotterdam papers 5. A contribution to prehistoric, roman and medieval archaeology. Teksten van lezingen gehouden tijdens het Symposium Landschap en bewoning rond de mondingen van de Rijn, Maas en Schelde te Rotterdam van 5 t/m 6 oktober 1984, Rotterdam, 91-114.

van den Broeke P.W., 1995. Southern sea salt in the Low Countries. A reconnaissance into the land of the Morini, in: Lodewijckx M., (ed.), Archaeological and historical aspects of West-European societies: album amicorum André Van Doorselaer, Acta Archaeologica Lovaniensia. Monographiae 8, Leuven: Leuven University Press, 193-205.

van den Broeke P.W., 2012. Het handgevormde aardewerk uit de ijzertijd en de Romeinse tijd van Oss-Ussen: studies naar typochronologie, technologie en herkomst, Leiden: Sidestone Press.

Van Neer W., Ervynck A., Monsieur P., 2010. Fish bones and amphorae: evidence for the production and consumption of salted fish products outside the Mediterranean region, Journal of Roman Archaeology 23, 161-195.

Van Neer W., Lentacker A., 1994. New archaeozoological evidence for the consumption of locally-produced fish sauce in the Northern provinces of the Roman Empire, Archaeofauna 3, 53-62.

Van Neer W., Wouters W., Ervynck A., Maes J., 2005. New evidence from a Roman context in Belgium for fish sauce locally produced in northern Gaul, Archaeofauna 14, 171-182.

Vanvinckenroye W., 1994. Een Romeins votiefaltaar te Tongeren, Limburg 73/4, 225-237.

Venant N., La céramique non tournée en Gaule du Nord: Typo-chronologie, usages, approches économiques et culturelles (Ier s. av. N. è. – IVe s. de n. è.), Université libre de Bruxelles (Geen Uitgever).

Vermeulen F., 2001. Cultural biography of the protohistoric and Roman landscape of the Civitas Menapiorum, in: Vermeulen F., Antrop M., (eds.), Ancient lines in the landscape. A geo-archaeological Study of Protohistoric and Roman Roads and Field systems in Northwestern Gaul, BABESCH supplement 7, Leuven: Peeters, 17-23.

Verwerft D., Lambrecht G., Mikkelsen J.H., Allemeersch L., Decraemer S., Hillewaert B., 2013. Archeologisch vooronderzoek A11, deel IV: archeologisch booronderzoek, Brugge: Raakvlak  (rapport).

Verwerft D., Lambrecht G., Mikkelsen J.H., Huyghe J., Roelens F., Allemeersch L., Deforce K., 2014. Zonnebloemweg, Dudzele (Brugge) – Evaluatienota naar aanleiding van de archeologische opgraving, Brugge: Raakvlak (evaluatienota).

Villalobos C.A., Ménanteau L., Paléoenvironnements et techniques de production du sel marin (par ignition ou insolation) durant l’Antiquité: les cas de baies de Bourgneuf (France) et de Cadix (Espagne), in: Hocquet J.-C., Sarrazin J.-L., (dir.), Le sel de la Baie. Histoire, archéologie, ethnologie des sels atlantiques, Rennes: Presses universitaires de Rennes, 87-103.

Voss A., 1901. Die Briquetage-Funde im Seillethal in Lothringen und ähnliche Funde in der Umgegend von Halle a.S. und im Saalethal, Zeitschrift für Ethnologie, Verhandlungen 33, 538-544.

Weller O., 2015. First salt making in Europe: a global overview from Neolithic times, in: Brigand R., Weller O., (eds.), Archaeology of Salt: Approaching an invisible past, Leiden: Sidestone Press, 67-82.

Will E., 1962. Le sel des Morins et des Ménapiens, in: Renard M. (ed.), Hommages à Albert Grenier, Collection Latomus 58/1-3, Bruxelles: Latomus, 1649-1657.

Download scriptie (9.95 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. dr. Wim De Clercq