Dieren leven vaak in groep: denk maar aan roedels wolven, bijen- en mierenkolonies, scholen vissen, troepen vogels, kuddes bizons… Maar hoe en waarom ontstaan zulke levenswijzen? Bijen en wespen zijn interessante dieren om groepsleven te bestuderen. Zij kunnen ons meer leren over het ontstaan, de voordelen van en de processen betrokken bij het leven in groep. Het begrijpen van deze complexe processen in de natuur helpt ons ook die natuur beter te beschermen.
De vraag waarom dieren (en mensen) in groepen leven, heeft gedragsbiologen en sociologen al lang gefascineerd. Hebben dieren die in groep leven minder kans om ten prooi te vallen aan predatoren of kunnen ze zich beter verdedigen? Of heeft het sociale voordelen, zoals samen gemakkelijker voedsel of leefgebied vinden en delen? Ook bij de mens is nog niet helemaal begrepen hoe onze complexe maatschappij evolutionair tot stand kwam en wat nu precies de belangrijkste voordelen waren en zijn. Een interessante groep in het dierenrijk om dit te onderzoeken zijn de hyper-sociale bijen, wespen en mieren (de Hymenoptera-orde). Ons onderzoek bekeek het groepsleven van een graafwesp, die wel in groep nesten maakt, maar waarbij elk individu de eigen larven opvoedt. Dit vormt tussenstap van een solitaire levenswijze (op z’n eentje) naar een hypersociale structuur, zoals bij honingbijen en mieren, die grote kolonies vormen waarbij elk individu werkt voor de samenleving. Deze tussenstap bestuderen is net interessant om het ontstaan van complexe sociale levensvormen beter te begrijpen.
De graafwesp die voor dit onderzoek werd bestudeerd is de harkwesp, Bembix rostrata. Deze wesp is niet zoals de wespen die in de zomer in je limonade kruipen en durven steken. De harkwesp is heel onschuldig want steekt geen mensen, heeft golvende gele en zwarte strepen, een meer gedrongen uiterlijk en onmiskenbare mooie, grote groene ogen. Het is een heel zeldzaam beestje dat in duingebieden voorkomt. In België komt dit insect nog maar op drie plaatsen voor: de Westkust, Geel-Bel en Bernissart. De volwassen harkwespen leven van juni tot september. Na bevrucht te zijn door een mannetje, graven vrouwtjes een nest in het zand met de letterlijke harkjes op hun poten: stevige haren op hun voorpoten. Eens ze een nestje gemaakt hebben, beginnen ze vliegen te vangen om hun larve te voeden; zelf drinken ze nectar. Er zit één larve in een nestje, en ze maken in hun leven zo’n 5 à 6 nestjes. Op het einde van de zomer sterven de volwassen harkwespen. De larven onder de grond verpoppen en wachten op de volgende zomer om uit te sluipen en de cyclus helemaal opnieuw te beginnen. Doordat één vrouwtje niet zo veel nakomelingen heeft en ze hun nestjes in het zand maken, zijn de nestplaatsen heel gevoelig voor vertrappeling door mensen en grazers in duingebieden.
Wanneer de harkwesp naar zijn nest vliegt om zijn larve te bevoorraden met nieuwe prooien, liggen kleine vliegjes met rode ogen op de loer. Zij proberen hun eitjes op de prooi van de harkwesp te leggen. De vliegen-nakomelingen eten het voedsel op dat voor de harkwesplarve was gebracht, net zoals een koekoeksjong dat doet bij zangvogels. De harkwesp probeert natuurlijk deze koekoek-vliegjes te vermijden… Misschien biedt in groep leven bescherming?
Dit onderzoek wou achterhalen hoe groepen nesten van de harkwesp ontstaan. Komt dit doordat er maar weinig geschikte nestplaatsen zijn en ze daarom dicht bijeen zitten of kunnen ze zich in groep beter beschermen tegen parasieten?
In de zomer van 2016 werd een populatie harkwespen in het natuurreservaat De Westhoek in detail onderzocht. Vrouwtjes harkwespen kregen een genummerd plaatje op de rug geplakt en werden opgevolgd. Hun nesten werden met vlagjes aangeduid en er werd genoteerd als een koekoekvliegje een nest ‘besmette’. Om de geschiktheid van nestplaatsen in kaart te brengen werden met een drone hoge resolutie luchtfoto’s genomen van het terrein.
Onze drone-luchtfoto’s toonden dat harkwespen warme plekjes met weinig vegetatie verkiezen. Zulke nestplaatsen, met de juiste voorwaarden, zijn weinig voorhanden: de wespen moeten delen en op een geschikt stuk duin samen nesten maken. Is dat de enige reden om in groep te leven? Nee, er is meer aan de hand. Wij vonden dat een individu die een nestplaats kiest waar veel andere harkwespen hun nesten maken, minder kans hebben om besmet te worden door een koekoek-vliegje. Dit wordt in de biologie beschreven als een ‘selfish-herd mechanisme’ of ‘zelfzuchtige kudde’. Een individuele zebra zal in een grote kudde minder kans hebben gevangen te worden door een leeuw. Ook al trekt een grote groep meer leeuwen aan, het voordeel van een veel grotere groep weegt nog altijd op tegen de extra leeuwen die worden aangetrokken. Ditzelfde mechanisme zorgt ervoor dat de harkwesp plaatsen opzoekt met vele andere soortgenoten en zit wellicht diep geworteld in deze wesp. Hierdoor zullen ze niet vlug nieuwe, geschikte gebieden koloniseren. Dit was al langer gekend bij deze soort, maar dit onderzoek wees de juiste oorzaak aan. Het probleem is dus niet mobiliteit, want de harkwesp is een goede vlieger, maar de beperking van de sociale context: ze willen dat soortgenoten al aanwezig zijn, zodat ze meer beschermd zijn tegen parasieten. Samen met de gevoeligheid voor vertrappeling is dit belangrijke informatie voor het natuurbeheer in de duinen. Het helpt om beter te begrijpen waarom de harkwesp op bepaalde plekken voorkomt en op andere niet, ook al zijn die plekjes in de duinen wel geschikt.
Dit onderzoek is een stukje van de puzzel om het hoe en waarom van het leven in groep beter te begrijpen en hoe dat in de natuur op verschillende manieren is ontstaan en geëvolueerd. Het geeft ons ook inzicht in de dieperliggende processen achter nestplaatskeuze bij de harkwesp, wat ons in staat stelt de verspreiding van de harkwesp beter te begrijpen. Inzicht in complexe mechanismen in de natuur laat ons toe te beseffen dat de natuur niet eenduidig reageert op veranderingen door mens en klimaat. Als we meer doorgronden, kunnen we optimaler beschermen.