Voor veel mensen blijft vlees een essentieel onderdeel van een maaltijd. Probeer je maar eens voor te stellen hoe biefstuk met frieten, spaghetti bolognese of je favoriete hamburger eruit zou zien zonder dat onmisbaar stukje vlees! Toch bereiken ons via de media steeds vaker horrorverhalen uit slachthuizen of kwekerijen, berichten over de nefaste impact van de vleesindustrie op het milieu of op de ontwikkeling van derdewereldlanden. Te veel vlees blijkt ook niet echt bevorderlijk voor onze eigen gezondheid. Hoewel het overgrote deel van de bevolking blijft genieten van zijn dagelijks stukje vlees, worden steeds meer mensen zich bewust van die negatieve gevolgen. Ze minderen dan ook hun vleesconsumptie of bannen vlees helemaal van hun bord. Denk maar aan het succes van initiatieven als Donderdag-Veggiedag of Dagen Zonder Vlees. Er verschijnen talrijke vegetarische kookboeken, wetenschappelijke studies en ook filosofen en ethici buigen zich over het onderwerp. Vlees is een hot topic.
Toch kan het ook verrassend interessant zijn om dat fenomeen vanuit een andere, onverwachte hoek te bekijken: de literatuur. Op het eerste gezicht hebben boeken en verhalen niets met vlees eten te maken. Literatuur is een kunstvorm, menen sommigen, en anderen zien romans dan weer als ontspanning, als een manier om even aan de alledaagse en hectische wereld te ontsnappen. Boeken kunnen ons nochtans even goed iets vertellen over belangrijke problemen in de samenleving, ons aanzetten tot nadenken of een ander licht werpen op dingen waar we dagelijks mee in contact komen. Maar natuurlijk sluiten die laatste eigenschappen het leesplezier en de waarde als 'kunstwerk' niet uit.
Het is dus niet zo vreemd dat ook de literatuur[1] zich interesseert voor het 'vleesvraagstuk'. We kunnen ons dan afvragen of de literatuur zich bezighoudt met dezelfde aspecten van deze kwestie als de media. Proberen romans ons te overhalen om minder of zelfs geen vlees meer te eten? Tonen ze ons ook varkens in doodstrijd, kalfjes die van hun moeder gescheiden worden, werknemers die het zelf hard te verduren hebben door de enorme werkdruk en zich afreageren door de dieren te slaan en te verwonden? Stukken regenwoud die gekapt worden om plaats te maken voor velden om veevoer te telen?
Het antwoord is meestal nee. En dat is eigenlijk niet zo merkwaardig: de literatuur stelt al altijd vooral de mens centraal, schrijft over wat de mens bezighoudt, onderzoekt hoe we in de wereld staan en zo goed mogelijk ons leven proberen te leven. Natuurlijk maakt de problematiek van het vlees deel uit van die wereld, maar de mens zelf, zijn gedachten en drijfveren, blijven de belangrijkste interesse van de literatuur. Dat betekent niet dat ze die actuele kwestie uit het oog verliest, integendeel, maar ze focust vooral op wat die betekent voor het 'mens-zijn'. De meeste schrijvers lijken het erover eens dat er iets moet veranderen, dat er heel wat fout loopt in onze industriële vleesproductie en consumptie.
De ontwikkeling van industrie, samen met het kapitalisme, had en heeft tot doel om de mensheid vooruit te helpen. In de praktijk leidt dat ertoe dat de natuur verder en verder 'getemd' en uitgebuit wordt. Lange tijd werd dat gezien als 'collateral damage', maar men wordt er zich steeds meer van bewust dat deze evolutie zich op den duur tégen de mensheid zal keren. De opwarming van de aarde en de uitputting van fossiele brandstoffen bevestigen dit inzicht. De mens, die zich zo lang heer en meester waande over de wereld, moet nu toch wat stappen terugnemen.
Ook de manier waarop dieren gewetenloos uitgebuit worden om aan de enorme vraag naar vlees tegemoet te komen, kan voor velen niet langer door de beugel. Slachthuizen en kwekerijen zijn verstopt, ver weg van de stad, waar het grootste deel van de bevolking woont en werkt. De dieren zien vaak het daglicht niet en leven op beton, maar ook de consumenten die uiteindelijk het vlees (of de melk, of de eieren) kopen, zijn vervreemd van de natuur. De rood-witte stukjes vlees, hygiënisch en bloedeloos verpakt in de supermarkt (of in de slagerij, maar die lijken stilaan te verdwijnen) associëren we niet echt meer met een koe of varken, geslacht en in stukken gesneden. Het is een product als een ander, tussen het brood en de groenten. Vlees eten is een gewoonte geworden, die we dagelijks herhalen zonder erbij na te denken. Ook de vooroordelen dat je vlees moet eten om sterk en gezond te blijven en dat 'echte mannen (veel) vlees eten', worden steeds vaker doorprikt.
In hun romans kaarten de schrijvers deze wantoestanden aan, en wijzen er ook op dat zo niet alleen de dieren en de natuur het slachtoffer zijn, maar ook de mensen zelf. Toch proberen de boeken ons er niet van te overtuigen om te stoppen met vlees eten: het moet gewoon op een andere manier gebeuren. Vlees eten, lijken de meeste schrijvers te stellen, is een essentieel onderdeel van ons mens-zijn. Het versterkt onze band met de natuur, die we in deze tijden van kapitalisme, massamedia en grootsteden hard nodig hebben. Daarnaast herinnert het ons eraan dat we zelf maar een dier zijn en niet boven de rest van de schepping staan. Het illustreert ook de fundamenteel tragische kant van het leven: dood en pijn horen erbij. Het kweken en slachten van dieren moet dus anders, en de hoeveelheid vlees die we naar binnen werken moet verminderen, maar het vlees eten zelf mogen we niet helemaal afschrijven. De vegetariërs en veganisten die ons proberen te overtuigen van het tegendeel, denken dat ze het bloed en het lijden zomaar weg kunnen werken, maar dat is volgens veel schrijvers hopeloos naïef en zelfs pretentieus. Hoewel het vegetarisme aan een opmars bezig lijkt, is dit in de literatuur verre van het geval. Misschien komt dat door haar iets te exclusieve focus op de mens, waardoor dieren onvermijdelijk uit de boot vallen. Of houden schrijvers nog net te veel van de biefstuk bij hun frieten?
[1] Ik onderzocht voor mijn thesis in de taal-en letterkunde Frans-Engels hedendaagse Franse en Engelstalige romans.
Bibliografie
Primaire bronnen
Secundaire bronnen