De juridische bescherming van het lichaam: wie ziet het bos nog door de bomen?
In het kader van mijn rechtenopleiding schreef ik afgelopen academiejaar mijn masterscriptie met als thema “de juridische bescherming van het lichaam”. Aangezien dit thema ietwat vaag en daardoor ook ruim is, besloot ik mijn masterscriptie in te delen in twee grote delen.
Het eerste gedeelte van de masterscriptie geeft een algemeen overzicht van hoe het lichaam juridisch precies wordt beschermd in de Belgische rechtsorde. Er wordt stilgestaan bij tal van internationale en nationale wetgeving, rechtspraak en rechtsleer. Deze uiteenzetting is relevant, daar de wetenschap vandaag alomtegenwoordig is in een mensenleven. Vanaf de verwekking tot na het overlijden van een persoon, bijvoorbeeld bij het doneren van zaad- en eicellen, het afstaan van organen en euthanasie, speelt de wetenschap een rol. Het is dan ook interessant om na te gaan hoe deze wetenschappelijke evolutie zich verhoudt tot het recht op eerbiediging van de fysieke integriteit.
Al snel wordt duidelijk dat het lichaam – van embryo tot lijk – juridisch overvloedig wordt beschermd. Bij handelingen die raken aan iemands fysieke integriteit, is er namelijk zeer veel wetgeving voorhanden die moet worden gerespecteerd. De overvloed – of beter wildgroei – van wetgeving creëert de behoefte aan een grondig onderzoek naar de verhoudingen tussen verschillende wetgevende instrumenten.
Aangezien een analyse van alle verhoudingen tussen alle instrumenten de reikwijdte van een masterscriptie te buiten gaat, wordt er in het tweede gedeelte van deze scriptie geopteerd voor de gedetailleerde uiteenzetting van een toepassingsgeval, in de vorm van een sub-onderzoek.
Het tweede gedeelte van de masterscriptie omvat het sub-onderzoek en betreft de juridische bescherming van het lichaam van meerderjarige, volledig wilsonbekwame personen met een mentale handicap. Het sub-onderzoek vormt een specifiek voorbeeld van hoe het in België gesteld is met de juridische bescherming van het lichaam. Vooreerst wordt stilgestaan bij de vraag hoe het lichaam van de meerderjarige, volledig wilsonbekwame persoon met een mentale handicap juridisch precies wordt beschermd. Vervolgens wordt geëvalueerd of de huidige bescherming toereikend is en, indien niet, welke aspecten vatbaar zijn voor verbetering.
Het sub-onderzoek bakent het ruime thema van deze masterscriptie duidelijk af. De focus van het sub-onderzoek is niet toevallig. Mijn nicht Anneleen is 24 jaar oud en mentaal gehandicapt. Anneleen is volledig wilsonbekwaam. Door haar rechtstreekse omgeving werd meermaals de vraag gesteld naar wie juridisch gezien beslissingen mag nemen die een aantasting van haar fysieke integriteit kunnen uitmaken. Niemand, omdat zij evenveel recht heeft op de juridische bescherming van het lichaam als mensen zonder mentale beperking? Of haar ouders, broers, bewindvoerder, een arts, … omdat een beslissing die de aantasting van haar fysieke integriteit tot gevolg heeft, net broodnodig zou kunnen zijn voor haar algemeen welzijn?
Meer specifiek stelt zich in dit sub-onderzoek de vraag naar wie gerechtigd is om medische beslissingen, die logischerwijze een hoogstpersoonlijk karakter hebben, te nemen over een meerderjarige, volledig wilsonbekwame persoon met een mentale handicap.
Dit sub-onderzoek is uiterst relevant omdat het zich toelegt op een materie die te vaak onderbelicht blijft en waar slechts weinig grondig onderzoek naar werd gedaan. Daarnaast zal dit onderzoek duidelijkheid brengen voor de praktijk, aangezien vandaag niet zeker is waarmee bijvoorbeeld een ouder of partner kan toestemmen en wanneer diens toestemming een ongeoorloofde inbreuk uitmaakt op de lichamelijke integriteit van de meerderjarige, volledig wilsonbekwame persoon met een mentale handicap. Het sub-onderzoek is dus praktisch relevant voor iedereen die geconfronteerd wordt met het verlenen van toestemming voor, of het nemen van medische beslissingen over een meerderjarige, volledig wilsonbekwame persoon met een mentale handicap.
Uit het sub-onderzoek zal blijken dat ook in de materie die dat onderzoek behelst, de juridische bescherming in de vorm van wetgeving zeer omvangrijk is. De bescherming is echter niet toereikend, gelet op de tegenstrijdigheden en lacunes die zich manifesteren bij het samenlezen van verschillende wetgevende instrumenten.
Aan de hand van het voorleggen van drie aanbevelingen aan de wetgever – de laatste verdient de voorkeur – worden vastgestelde leemten ingevuld en tegenstrijdigheden uitgeklaard.
Deze masterscriptie streeft naar vereenvoudiging en probeert door de bomen het bos te zien.
Louisa Van Looy
Master in de Rechten, KU Leuven
Hoofdstuk 1. Wetgeving
Afdeling 1. Internationale en Europese Verdragen
Afdeling 2. Europese verordeningen
Afdeling 3. Europese richtlijnen
Afdeling 4. Voorbereidende Internationale en Europese wetgeving
Afdeling 5. Nationale wetgeving: België
Afdeling 6. Nationale wetgeving: Nederland
Hoofdstuk 2. Rechtspraak
Afdeling 1. Internationale en Europese rechtspraak
Afdeling 2. Nationale rechtspraak: België
Afdeling 3. Nationale rechtspraak: Nederland
Hoofdstuk 3. Rechtsleer
Afdeling 1. Nationale rechtsleer: België
§1. Boeken
§2. Bijdragen in verzamelwerken
§3. Tijdschriftartikelen
Afdeling 2. Nationale rechtsleer: Nederland
§1. Boeken
§2. Bijdragen in verzamelwerken
§3. Tijdschriftartikelen
Hoofdstuk 4. Onlinebronnen