Fiscaliteit en sport: de sportclub

Dean Braeckman
Persbericht

Ook sportclubs betalen belastingen

 

Fiscaliteit en sport: het lijken twee erg van elkaar verwijderde werelden. Nochtans moeten ook sportclubs belastingen betalen. Voor hen bestaan wel een aantal specifieke regels. Vaak zijn deze gunstiger dan de normaal geldende fiscale regelgeving.

 

Belastingen betalen: niet zo eenvoudig als het lijkt

 

Voor amateursportclubs is het zeker geen evidentie om op de hoogte te zijn van de geldende fiscale wetgeving en er vervolgens ook aan te voldoen. Zij werken namelijk veelal met vrijwilligers en beschikken niet altijd over iemand die thuis is in de fiscale wereld. Bestuurders zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de complexe fiscale wetgeving die op hun sportclub van toepassing is. 

 

De administratieve werklast schrikt vrijwilligers af. Dit is meteen ook één van de redenen waarom het niet vanzelfsprekend is voor sportclubs om nieuwe bestuursleden aan te trekken.

 

Maar ook voor professionele sportclubs is het vaak niet eenvoudig om aan alle fiscale wetgeving te voldoen, daar deze zeer complex is in de sportsector.

 

De diensten die sportclubs leveren, kunnen heel divers zijn. In de eerste plaats wordt natuurlijk gedacht aan het mogelijk maken om een bepaalde sport te beoefenen. Maar dit is zeker niet het enige aspect waarvoor sportclubs aan de fiscale wetgeving dienen te voldoen. Vaak maken ze reclame, verkopen ze tickets voor wedstrijden, transfereren of (ver)huren ze spelers. Voor elk van deze zaken dienen sportclubs apart na te gaan hoe ze aan de fiscale wetgeving moeten voldoen.

 

Sportclubs: btw-plichtigen?

 

Het is een uitermate belangrijke vraag voor elke sportclub of ze al dan niet een btw-plichtige is. Btw-plichtig zijn, brengt namelijk een vrij grote administratieve last en kost met zich mee. Indien een sportclub inderdaad een btw-plichtige is, rijst vervolgens de vraag hoe aan de complexe btw-wetgeving te voldoen.

 

Opdat een sportclub btw-plichtig is, moet ze volgens artikel 4 van het Btw-wetboek geregeld en zelfstandig goederen leveren of diensten verrichten in het kader van een economische activiteit. Uit onderzoek naar deze vier voorwaarden blijkt dat sportclubs in de meeste gevallen inderdaad btw-plichtigen zijn.

 

De wetgever heeft een aantal specifieke btw-vrijstellingen voorzien waarvan sportclubs kunnen genieten. Sportclubs voeren heel veel verschillende activiteiten uit. In de eerste plaats stellen zij sportinfrastructuur ter beschikking. Maar sportclubs exploiteren ook een cafetaria, voeren reclame, verkopen tickets, verhuren parkeerplaatsen, … Omdat het zeer uiteenlopende diensten betreft, dient steeds voor elke dienst te worden nagegaan of deze al dan niet onder een btw-vrijstelling valt. In het overgrote deel van de gevallen zal de sportclub zowel vrijgestelde als niet-vrijgestelde activiteiten uitoefenen en heeft zij bijgevolg de hoedanigheid van een gemengde btw-plichtige.

 

Rechtspersonen- of vennootschapsbelasting

 

Het onderscheid tussen rechtspersonenbelasting en vennootschapsbelasting is van essentieel belang omdat in de vennootschapsbelasting elke vorm van inkomen als winst beschouwd wordt, terwijl in de rechtspersonenbelasting slechts een aantal inkomsten belast worden. De sportclub zal dus een stuk beter af zijn wanneer zij onderworpen wordt aan de rechtspersonenbelasting dan wanneer zij aan de vennootschapsbelasting onderworpen zou worden.

 

Sportclubs kunnen zowel opgericht zijn in de vorm van een vennootschap als in de vorm van een vzw. De sportclub wordt aan de vennootschapsbelasting onderworpen wanneer zij rechtspersoonlijkheid bezit, haar fiscaal domicilie in België heeft en een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard. Ook vzw’s kunnen dus aan de vennootschapsbelasting onderworpen worden indien zij aan deze voorwaarden voldoen. Dit geldt bijvoorbeeld voor eerste klasse voetbalclubs die opgericht zijn als vzw. Maar de meeste vzw’s worden onderworpen aan de rechtspersonenbelasting.

 

Sportclubs hoeven maar 20% van de bedrijfsvoorheffing door te storten aan de Schatkist

 

Onder de huidige regeling dienen sportclubs slechts 20% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten aan de Schatkist. De overige 80% mogen zij zelf houden en besteden waaraan zij dat wensen. Althans als het gaat om de lonen die zij betalen aan sporters die jonger zijn dan 26 jaar.

 

Wanneer het gaat om sporters die ouder zijn dan 26 jaar, dienen sportclubs wel te voldoen aan de bestedingsverplichting. Deze verplichting houdt in dat sportclubs een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing dienen te investeren in hun jeugdopleiding. Zeer opmerkelijk is dat dit, volgens de wet, enkel kan door te investeren in de lonen van jonge sporters (< 23 jaar) of de lonen van trainers van deze jonge sporters. Nochtans vormen dit soort investeringen geen werkelijke investeringen in de jeugdopleiding. Sporters jonger dan 23 jaar maken namelijk doorgaans al deel uit van het eerste elftal. Het betalen van hun loon kan daarom ook niet als een investering in de ‘jeugd’ worden gezien. 

 

Het is daarom op zijn minst merkwaardig dat de wetgever de investeringsmogelijkheden heeft beperkt tot het betalen van lonen. Sportclubs hebben onder de huidige regelgeving niet de mogelijkheid om bijvoorbeeld te investeren in materiaal, lokalen, … voor hun jeugdploegen. Nochtans zouden dit wel investeringen zijn waarvan de jeugdspelers werkelijk zouden kunnen genieten.

Bibliografie

BIBLIOGRAFIE

WETGEVING

Europese wetgeving

  • Europees Handvest voor de Sport.
  • Richtlijn nr. 2006/112/EG van 28 november 2006 van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

Belgische wetgeving

  • Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, BS 1 juli 1921.
  • Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde van 3 juli 1969, BS 17 juli 1969.
  • Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 12 september 1996.
  • Wetboek inkomstenbelastingen van 10 april 1992, BS30 juli 1992.
  • Wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999, BS 6 augustus 1999.
  • Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, BS 1 februari 2010.
  • Wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009.
  • Wet van 28 april 2011 tot wijziging van het Wetboek inkomstenbelastingen 1992 wat de vrijstelling van doorstorting van de ingehouden bedrijfsvoorheffing voor bezoldigingen van sportbeoefenaars betreft,BS 13 mei 2011.

Decreten

  • Decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996.
  • Decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en de subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, BS 14 september 2001.

Koninklijke besluiten

  • Koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde.
  • Koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, BS 31 juli 1970.
  • Koninklijk besluit van 23 augustus 1985 tot vaststelling van het minimumbedrag van het loon dat men moet genieten om als een betaalde sportbeoefenaar te worden beschouwd, BS 24 september 1985.
  • Koninklijk besluit van 20 december 2007 tot wijziging van het KB/WIB 92 in uitvoering van artikel 275/6, laatste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, BS 31 december 2007.
  • Koninklijk besluit nr. 19 van 29 juni 2014 met betrekking tot de vrijstellingsregeling van belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen, BS 9 juli 2014.

Omzendbrieven

  • Omzendbrief nr. COL 14/2013 Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers (B.S. van 3 december 1999), zoals gewijzigd door de twee wetten van 10 januari 2010 (B.S. van 1 februari 2010).

 

PARLEMENTAIRE DOCUMENTEN

Vragen en antwoorden

  • Vr. en Antw., Senaat 1977-1978, nr. 35, 1338 en BTW-Revue, nr. 37, 909-910 (Vr. nr. 109, W. CALLEWAERT).
  • Vr. en Antw., Senaat 1979-1980, nr. 34, 1331-1332 en BTW-Revue, nr. 46, 378 (Vr. nr. 147, 5 mei 1980, W. PEETERS).
  • Vr. en Antw., Kamer 1983-1984, nr. 12, 1098 en BTW-Revue, nr. 62, 352 (Vr. nr. 110, 22 december 1983, J. SLEECKX).
  • Vr. en Antw.,Kamer 1985-1986, nr. 19, 1908-1909 en BTW-Revue, nr. 73, 360 (Vr. nr. 182, 4 april 1986, R. GONDRY).
  • Vr. en Antw.,Senaat 1992-1993, nr. 56, 2732-2733 en Fisc. Koer., 1993, 494-496 (Vr. nr. 335, 29 maart 1993, A. DIEGENANT).
  • Vr. en Antw., Senaat 1992-1993, nr. 61, 3038-3040 (Vr. nr. 179, 20 oktober 1992, M. VAN HOOLAND).
  • Vr. en Antw., Kamer 1993-1994, nr. 99, 9959 (Vr. nr. 565, 14 mei 1993, J-P. VISEUR).
  • Vr. en Antw., Senaat 1994-1995, nr.133, 7013-7014 en BTW-Revue, nr. 111, 1284 (Vr. nr. 862, 4 oktober 1994, E. DEWORME).
  • Vr. en Antw., Kamer 1995-1996, nr. 31, 3860-3861 en BTW-Revue, nr. 122, 545 (Vr. nr. 300, 23 februari 1996, R. FOURNAUX).
  • Vr. en Antw., Senaat 1999-2000, nr. 2-12, 550 en BTW-Revue, nr. 146, 263 (Vr. nr. 363, 18 januari 2000, M. DE CLIPPELE).
  • Vr. en Antw, Senaat 2000-2001, nr. 2-40, 2014-2015 (Vr. nr. 916, 30 november 2000, D. RAMOUDT).
  • Vr. en Antw., Kamer 2001-2002, nr. 157, 20242 (Vr. nr. 1094, 26 augustus 2002, Y. LETERME).
  • Vr. en Antw., Kamer 2001-2002, nr. 148, 18777-18779, (Vr. nr. 1095, 26 augustus 2002, Y. LETERME).
  • Vr. en Antw., Kamer 2004-2005, 9758 (Vraag nr. 536, 16 november 2004, O. Depoortere).
  • Vr. en Antw., Kamercommissie Financiën, Com 436, 8-9 (Vr. nr. 4672, 14 december 2004, H. DIERICKX).
  • Vr. en Antw., Kamer 2005-2006, 10 juli 2006, nr. 128, 25140 (Vr. nr. 1320, 12 juni 2006, S. GORIS).
  • Vr. en Antw., Kamer 2006-2007, 31602-31604 (Vr. nr. 1486, 27 november 2006, T.GIET).
  • Vr. en Antw., Kamercommissie Financiën en begroting, Com 503, 9-10 (Vr. nr. 11599, 25 maart 2009, J. VAN DEN BERGH).
  • Vr. en Antw., Kamercommissie Financiën en Begroting, Com298, 8-9 (Vr. nr. 5515, 13 juli 2011, W. SCHILTZ).
  • Vr. en Antw., Kamer, 2010-2011, nr. 037, 60-62, UYTERSPORT.
  • Vr. en Antw., Kamer, 18 december 2012, nrs. 14618; 14611 en 14768, DE POTTER, GILKINET, WILRYCX.
  • Vr. en Antw., Kamer, 28 september 2015, nr. 057, 373-374, MUYLLE.

Wetsvoorstellen

  • Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek inkomstenbelastingen 1992 teneinde te voorzien in een specifieke regeling die toepasselijk is op de inkomsten welke door aan de personenbelasting onderworpen sportlui of kunstenaars worden gegenereerd uit sport- of kunstactiviteiten, Parl.St. Kamer 2005-2006, nr. 2290/001.
  • Wetsvoorstel betreffende het fiscaal statuut van de bezoldigde sportbeoefenaar, Parl.St. Kamer 2005-2006, nr. 2787/001.
  • Wetsvoorstel tot wijziging van diverse bepalingen met betrekking tot voordelen voor sportclubs, Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 3365/001.

 

BESLISSINGEN

  • Beslissing nr. E.T. 10.191, 7 september 1972, BTW-Revue,nr. 13, 415.
  • Beslissing nr. E.T. 23.594, 26 april 1977, BTW-Revue, nr. 31, 447-448.
  • Beslissing nr. E.T. 24.946, 9 maart 1978, BTW-Revue, nr. 34,306.
  • Beslissing nr. E.T. 29.112, 28 maart 1980, BTW-Revue, nr. 45268.
  • Beslissing nr. E.T. 33.043, 23 maart 1981, BTW-Revue, nr. 50, 516.
  • Beslissing nr. E.T. 60.089, 3 juli 1987, www.fisonetplus.be.
  • Beslissing nr. E.T. 62.466, 19 oktober 1988, BTW-Revue,nr. 85, 163.
  • Beslissing nr. E.T. 63.540, 7 juli 1989, BTW-Revue, nr. 88, 433-436.
  • Beslissing nr. E.T. 77.024, 10 mei 1999, BTW-Revue, nr. 143, 549-550.
  • Beslissing nr. E.T. 900.182, 28 juli 2009, www.monkey.be.
  • Beslissing nr. E.T. 119.615, 13 januari 2011, www.fisconetplus.be.
  • Beslissing nr. E.T. 119.653, 11 juli 2011, www.stradalex.com.
  • Beslissing nr. 2011.554, 10 januari 2012, www.stradalex.com.

CIRCULAIRES

  • Circ. nr. Ci.RH.244/545.147, AOIF nr. 14/2002, 15 mei 2002.
  • Circ. nr. Ci.RH.244/565.610, AOIF nr. 44/2005, 23 november 2005.
  • Circ. nr. Ci.RH.224/598.304, AOIF nr. 38/2009, 21 oktober 2009.
  • Circ. nr. Ci.RH. 241/603.774, AOIF nr. 48/2010, 2 juli 2010.
  • Circ. nr. 2018/C/84 over de btw-vrijstelling inzake sport, 29 juni 2018, www.monkey.be.

 

RECHTSPRAAK

Hof van justitie

  • HvJ 4 december 1990, Van Tiem, C-186/89.
  • HvJ 17 november 1993, Europese commissie t. Franse Republiek, C-68/92.
  • HvJ 17 november 1993, Europese commissie t. Groothertogdom Luxemburg, C-69/92.
  • HvJ 17 november 1993, Europese commissie t. Koninkrijk Spanje,C-73/92.
  • HvJ 3 maart 1994, Tolsma, C-16/93.
  • HvJ 26 september 1996, Enkler, C-230/94.
  • HvJ 8 maart 1998, Apple and Pear Development Council, C-102/86.
  • HvJ 7 mei 1998, Commissie t. Koninkrijk Spanje, zaak C-124/96.
  • HvJ 21 maart 2002, Kennemer Golf en Country Club, C-174/00.
  • HvJ 3 maart 2005, Fonden Marselisborg Lystbadehavn, C-428/02.
  • HvJ 1 december 2005, Ygeia, C-394/04 en C-395/04.
  • HvJ 21 februari 2013, Mesto Zamberk, C-18/12.
  • HvJ 26 oktober 2017, The English Bridge Union, C-90/16.

Belgische rechtspraak

  • Cass. 12 april 1937, pas. 1937, 106.
  • Cass. 28 januari 1969, Arr.Cass.1969, 515.
  • Cass. 7 december 1973, Arr.Cass.1974, 403.
  • Brussel 29 juni 1982, F.J.F.1982,202; J.D.F. 1983, 101.
  • Antwerpen 6 januari 1987, Bull. Bel. 1987, 2303.
  • Antwerpen 29 februari 1988, F.J.F.1988, 296, noot S. VAN CROMBRUGGE.
  • Gent 26 juni 2007, F.J.F. 2008, afl. 3, 285.
  • Gent 24 mei 2011, Fiscoloog, 2011, afl. 1269, 12.

 

RECHTSLEER

Boeken

  • AMEYE, B., CLOCHERET, S. en KERREMANS, J., Sport en fiscus, Mechelen, Kluwer, 2011, 176.
  • BAILLEUX A. en COPPENS P., Droit fiscal, Brussel, Larcier, 1992, 365.
  • COOPMAN, B., GOVERS, M., “Mogelijke BTW-regelingen ter zake van gebruik van onroerende goederen” in Onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2015, afl. 277, 238.
  • DESCHRIJVER, D., Bedrijfsvoorheffing, Gent, Larcier, 2006, 456.
  • DESCHRIJVER D., Handboek voor sportrecht, Brugge, die Keure, 1995, 360.
  • DESCHRIJVER, D. VZW & Belastingen. Het fiscaal statuut van de Belgische vereniging zonder winstoogmerk (VZW), de private stichting, de stichting van openbaar nut, de internationale vereniging zonder winstoogmerk (IVZW), de buitenlandse vereniging, de buitenlandse stichting, de beroepsvereniging en de vennootschap met sociaal oogmerk, Kalmthout, Biblio, 2005, nrs. 274 e.v.
  • DESCHRIJVER, D., “De vzw en het belastingrecht” in De vzw,Brugge, die Keure, 2015, 573-624.
  • DEDECKER, D., Handboek sportrecht, Gent, Story Publishers, 2013, 388.
  • DE DYCKER, D. en SERRUYS, H., De vrijstellingen van de bedrijfsvoorheffing, Gent, Larcier, 2015, 358.
  • DE HERDT, J., KERREMANS J., Wet en duiding sport, 2013.
  • HINNEKENS, “De systematisch toepasselijke belasting. Vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, belasting van niet-inwoners” in Vennootschap en belastingen, afl. 69, 2660.
  • JANSSENS, S. “De bedrijfsvoorheffing: vrijstellingen” in Vennootschap en belastingen, Mechelen, Kluwer, 2015, 305.
  • JANSSENS, S., “De bedrijfsvoorheffing: inkomsten onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing” in Vennootschap en belastingen, Mechelen, Kluwer, 2015, 98.
  • KERREMANS, J. en AMEYE, B., Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2016, 179.
  • MAES, L., DE CNIJF, H., Belastingrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2012, 626.
  • MAESCHALCK, J.; VERMEERSCH, A. en DE SAEDELEER, K., Sportrecht, Brugge, die Keure, 2013, 309.
  • POPPE, G., VAN HECKE, R., Praktijkboek VZW’s en directe belastingen, Antwerpen, Intersentia, 2007, 455.
  • RUYSSCHAERT, S., “B.T.W.-aspecten van de financieringsbronnen van vzw’s”, A.F.T. 2003, afl. 6-7, 307-317.
  • RUYSSCHAERT, S. “Btw-regeling voor handelingen verricht door sportclubs” in VZW in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, 8.
  • RUYSSCHAERT, S., “Cases en bijzondere uitspraken over btw-gevallen”, Mechelen, Kluwer, 2013, 106.
  • RUYSSCHAERT, S., “De aftrekregeling voor loges en business seats: behandeling inzake inkomstenbelasting en inzake BTW” in Onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2007, 525-527.
  • RUYSSCHAERT, S., “De belastingplicht van de vzw” in VZW in de praktijk,Kluwer, Mechelen, 2013, 23.
  • RUYSSCHAERT, S., “De belastingplicht van sportverenigingen” in Onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2007, afl. 184, 27.
  • RUYSSCHAERT, S., “De BTW in de praktijk – 10 praktijkgerichte vragen en oplossingen” in Onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2008, afl. 200, 755.
  • RUYSSCHAERT, S., “De toegang tot en terbeschikkingstelling van sportinfrastructuur, mét of zonder btw?” in Onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2017, afl. 303, 98.
  • RUYSSCHAERT, S., “De uitbating van een cafetaria door vrijgestelde btw-plichtigen en openbare besturen” in Praktijkgids voor de vzw, Mechelen, Kluwer, 2008, 82.
  • RUYSSCHAERT, S., “De verhuur van onroerende goederen met bijkomende diensten” in Onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2015, afl. 277, 45.
  • RUYSSCHAERT, S., Sport en btw, Antwerpen, Maklu, 2018, 83.
  • RUYSSCHAERT, S., “Sportverenigingen en btw” in VZW in de praktijk, Mechelen, Kluwer, 2013, 14.
  • RUYSSCHAERT, S., “Vrijstellingen om sociale redenen: sportclubs” in VZW in de praktijk, Kluwer, Mechelen, 2013, 18.
  • RUYSSCHAERT, S. en ALEN, B., Sport en fiscaliteit, Antwerpen, Maklu, 2011, 300.
  • TIBERGHIEN, A., Handboek voor fiscaal recht 2013-2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2013, 454.
  • TIBERGHIEN, A., Handboek voor fiscaal recht 2017-2018,Mechelen, Kluwer,2554.
  • VANDENBERGH, H., Btw-vraagstukken, Antwerpen, Kluwer, 1987, 119.
  • VAN CROMBRUGGE, Beginselen van de vennootschapsbelasting, Antwerpen, Biblio, 2014, 261.

Masterproeven

  • THIJSKENS, D. Vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing bij sportclubs: onderzoek naar staatsteun, onuitg., masterproef Rechten KULeuven, 2017, IV + 80.
  • VAN NIEUWENHOVE D., Analyse van de juridische structuur van Belgische sportclubs met nadruk op professionele voetbalclubs, onuitg., Masterproef UGent Rechten, 124.

Artikelen

  • AMAND, C., “Afwezigheid van winstoogmerk en btw volgens de rechtbanken, de btw-administratie en de Waalse minister van Plaatselijke Besturen en de Stad”, 4 februari 2017, http://www.xirius.be/uploads/files/chroniques/170204%20winstoogmerk%20e…, 3.
  • AMEYE, B., “Sportbeoefenaar niet-inwoner, recente fiscale ontwikkelingen”, Int.Fisc.Act. 2008, afl. 6, 1-5.
  • CANNAERTS, D., “Fiscaal statuut van de sportbeoefenaar”, 2010, https://www.cannaerts.be/blog/247/.
  • CEULEMANS, M., “Sportclubs en btw – Niet zo eenvoudig!”, Pacioli2008, afl. 251, 1-4.
  • CEULEMANS, M., “Vzw en btw: vrijstellingen, bijdragen en subsidies”, Pacioli2007, afl. 242, 1-4.
  • DENEF, M. “De vennootschap met een sociaal oogmerk: algemeen juridisch kader en fiscaal statuut”, A.F.T. 1996, 153-169.
  • JANSSENS, K., “Btw: schaken is geen sport (meer)”, TaxTODAY Artikelen, 3 oktober 2018, www.monkey.be.

LAUWERS, T., “Fiscaal statuut sportbeoefenaars”, https://www.lauwers-seutin.be/fiscaal-statuut-sportbeoefenaars/, 1.

Universiteit of Hogeschool
Master in de Rechten
Publicatiejaar
2019
Promotor(en)
Prof. dr. Bart Peeters
Kernwoorden
Share this on: