In 1787 doet Immanuel Kant (1724-1804) de filosofische wereld daveren wanneer hij zegt “dat we (...) geen objecten als dingen op zichzelf kunnen kennen”. Tot dan toe was er namelijk geen discussie over dat we de wereld moesten proberen begrijpen zoals die op zichzelf is, met andere woorden zoals de wereld echt is. Maar Kant kwam tot het inzicht dat dit filosofische project ten dode opgeschreven was. Hij ontdekte namelijk dat alle objecten in de wereld op een heel specifieke wijze door ons worden geproduceerd. De objecten waarover wij kennis opdoen zijn dan geen dingen op zichzelf maar dingen voor ons. In zijn hoofdwerk, de Kritiek van de zuivere rede, legt hij uit hoe dit ‘productieproces’ werkt. Ten eerste is het zo dat de mens, aan de hand van zijn zintuigen, gewaarwordingen heeft. Maar, zegt Kant, deze gewaarwordingen zijn ‘blind’. Ten tweede is de mens ook nog een wezen dat kan denken. Dat betekent dat de mens over concepten beschikt. Maar, zegt Kant, deze concepten zijn op hun beurt ‘leeg’. Ten derde is het volgens Kant pas wanneer we onze blinde gewaarwordingen combineren met lege concepten dat we kennis kunnen hebben over objecten. Deze objecten kunnen zo inderdaad niet langer dingen op zichzelf zijn, precies omdat ze door onze eigen inbreng tot stand komen.
Ik geef een voorbeeld. Er staan drie koeien in de wei. Wanneer ik alle concepten uit deze waarneming wegdenk, kan ik eigenlijk niet meer zeggen dat er drie koeien staan. Ik kan pas zeggen dat er drie koeien staan, wanneer ik het concept ‘kwantiteit’ combineer met mijn gewaarwording. Anderzijds is het concept kwantiteit zinloos wanneer ik geen gewaarwordingen heb: uit het concept kwantiteit volgt niet dat er drie koeien in de wei staan. Enkel de combinatie van gewaarwordingen met concepten kan daarvoor zorgen. Maar dat er effectief drie koeien in de wei staan heeft dus helemaal niets te maken met hoe de wereld op zichzelf zou zijn.
Nu zegt Kant in de Kritiek van de zuivere rede dat concepten eigenlijk functies zijn. Deze opvallende uitspraak deed me nadenken over wat een functie kan zijn. Functies kennen we natuurlijk uit de lessen wiskunde, waar we leren dat twee waarden die op zich niets met elkaar gemeen hebben, bijv. tijd en afstand, toch met elkaar worden gecombineerd en dat hierdoor een nieuwe waarde kan ontstaan: snelheid. Net zoals bij Kant worden hier twee zaken die op zichzelf niet veel betekenen en eigenlijk niets met elkaar te maken hebben, met elkaar gecombineerd opdat er iets nieuws kan ontstaan. Op basis hiervan dook ik in de filosofische geschiedenis van functies en kwam ik terecht bij filosoof en wiskundige Gottlob Frege (1848-1925). Dat ik bij Frege terechtkom is op het eerste gezicht verwonderlijk, omdat hij totaal andere bekommernissen had dan Kant. Hij was vooral bezig met de verzoening van logica en wiskunde. Maar in zijn latere werken probeerde hij toch iets te zeggen over filosofie en dat deed hij precies vanuit zijn wiskundige achtergrond. Hij zei namelijk dat wiskundige functies, die zich met getallen bezighouden, even goed over objecten kunnen gaan. Frege vertrekt hiervoor van de formele notatie van een functie:
y = F(x).
‘y’ is de functiewaarde, ‘F( )’ is de functie zelf en ‘x’ is het argument. Hij geeft eerst enkele rekenkundige voorbeelden:
2.1³ + 1
2.4³ + 4
2.5³ + 5
Hierover zegt Frege: ‘2x³ + x’ is de functie, terwijl ‘1’, ‘4’ en ‘5’ de argumenten zijn. De combinatie van een algemene functie met verschillende argumenten geeft verschillende functiewaarden. Nu zegt Frege dat dit ook van toepassing is op concepten:
De hoofdstad van het Duitse Rijk
De hoofdstad van Engeland
De hoofdstad van Frankrijk
Hier is de functie ‘De hoofdstad van x’, de argumenten zijn ‘het Duitse Rijk’, ‘Engeland’ en ‘Frankrijk’, en de functiewaarden spreken wellicht voor zich. Belangrijk voor mijn onderzoek is echter Freges karakterisering van de dynamiek achter dit proces in zijn tekst Functie en Concept:
Het argument behoort niet tot de functie, maar gaat samen met de functie om zo een volledig geheel te vormen; de functie zelf moet namelijk onvolledig genoemd worden; ze heeft behoefte om aangevuld te worden; ze is ‘onverzadigd’ (mijn vertaling).
Dit is analoog aan het ‘productieproces’ onderliggend aan objecten. Kants concepten zijn inderdaad onvolledig en hebben een gewaarwording nodig om een geheel te vormen. Dit geheel noemen we de functiewaarde, of het object. Zo kwam ik tot een interpretatie van Kants stelling dat concepten eigenlijk functies zijn:
‘F( )’ staat voor het concept,
‘x’ voor de gewaarwording en
‘y’ voor het ‘geproduceerde’ object.
Maar hoe kan een functie gecombineerd worden met een argument? Hoe kunnen concepten gecombineerd worden met gewaarwordingen? Het is opvallend dat Kant en Frege op die vraag een gelijkaardig antwoord geven. Ze zeggen allebei, in totaal verschillende contexten, dat de combinatie pas mogelijk is wanneer er iets is dat de functie en het argument, of het concept met de gewaarwording, effectief kan combineren. Zo zegt Kant in zijn eigen definitie van de functie:
Onder een functie versta ik de eenheid van de handeling waarmee verschillende voorstellingen onder een gemeenschappelijke voorstelling worden gebracht.
Functies, die op zich algemeen en abstract zijn, vereisen dus wel “de eenheid van een handeling”. Dit zegt iets over de positie waarin de mens zich bevindt. Een mens die objecten waarneemt is eigenlijk een “eenheid” die “handelt” en zo gewaarwordingen met concepten combineert. Omgekeerd toont dit ook dat elke particuliere mens geen kennis over net zo particuliere objecten kan hebben zonder te verwijzen naar algemene en abstracte concepten. We hebben nood aan abstractie.
In een tijd waarin het (voor)al materialisme is dat de klok slaat, is dit een cruciaal inzicht. De objecten waarmee we elke dag te maken hebben, liggen helemaal niet zo vanzelfsprekend voor het grijpen. Het zijn niet de objecten die bepalen wat we kunnen weten over de wereld, zegt Kant, want eigenlijk zijn objecten net bepaalbaar door functies. Drie koeien in de wei hebben zo, veel meer dan we zouden willen toegeven, iets te maken met wiskundige functies.
Primaire werken
Aristoteles, & Barnes, J. (1991). Physics. In J. Barnes (Red.), The Complete Works of Aristotle (pp. 2-128). Princeton, VSA: Princeton University Press.
Foucault, M. (1994). Qu’est-ce que les Lumières? In D. Défert, F. Ewald, & J. Lagrange (Reds.), Dits et écrits 1954-1988 IV 1980-1988 (pp. 562-578). Parijs, Frankrijk: Gallimard. (Origineel werk gepubliceerd in 1984)
Frege, G., Geach, P., & Black, M. (1951). On Concept and Object. Mind, 60(238), 168-180
Frege, G., & Geach, P. (1960). Function and concept. In P. Geach & M. Black (Reds.),
Translations of the Works of Gottlob Frege (pp. 21-41). Oxford, VK: Basil Blackwell. (Origineel gepubliceerd in 1891)
Frege, G., Gabriel, G., Kaal, H., & McGuinness, B. Francis. (1980). Philosophical and
mathematical correspondence. Chicago, VSA: University of Chicago press
Frege, G., & Patzig, G. (1993). Gedankengefüge. In G. Patzig (Red.), Logische
Untersuchungen (pp. 72-91). Göttingen, Duitsland: Vandenhoeck und Ruprecht. (Origineel gepubliceerd in 1923)
Kant, I. (1900). Akademieausgabe von Immanuel Kants Gesammelten Werken. Berlijn, Duitsland: Walter de Gruyter. Geraadpleegd via https://korpora.zim.uni-duisburg-essen.de/kant/verzeichnisse-gesamt.html
Kant, I., Hartman, R., & Schwarz, R. (1988). Logic. New York, VSA: Dover Publications
Kant, I., Ameriks, K., & Naragon, S. (1997). Lectures on metaphysics. Cambridge, VK: Cambridge university press
Kant, I., Veenbaas, J., & Visser, W. (2004). Kritiek van de zuivere rede. Amsterdam, Nederland: Boom. (Origineel gepubliceerd in 1781-7)
Kant, I., & Allison, H. (2007). On a discovery whereby any new critique of pure reason is to be made superfluous by an older one. In H. Allison, & P. Heath (Reds.), Theoretical Philosophy after 1781 (pp. 271-336). New York, VSA: Cambridge University Press (Origineel werk gepubliceerd in 1790)
Kant, I., & Walford, D. (2007). A new elucidation of the first principles of metaphysical cognition. In D. Walford, & R. Meerbote (Reds.), Theoretical Philosophy, 1755-1770 (pp. 4-45). New York, VSA: Cambridge University Press. (Origineel werk gepubliceerd in 1755)
Kant, I., & Walford, D. (2007). Attempt to introduce the concept of negative magnitudes into philosophy. In D. Walford, & R. Meerbote (Reds.), Theoretical Philosophy, 1755-1770 (pp. 207-241). New York, VSA: Cambridge University Press. (Origineel werk gepubliceerd in 1763)
Kant, I., & Walford, D. (2007). On the form and principles of the sensible and the intelligible world [Inaugural dissertation]. In D. Walford, & R. Meerbote (Reds.), Theoretical Philosophy, 1755-1770 (pp. 377-416). New York, VSA: Cambridge University Press. (Origineel werk gepubliceerd in 1770)
Kant, I., & Walford, D. (2007). The false subtlety of the four syllogistic figures. In D. Walford, & R. Meerbote (Reds.), Theoretical Philosophy, 1755-1770 (pp. 89-105). New York, VSA: Cambridge University Press. (Origineel werk gepubliceerd in 1762)
Secundaire werken
Allison, H. (2004). Kant’s Transcendental Idealism: Revised and Enlarged Edition. New Haven, VSA: Yale University Press
Allison, H. (2007). Translator’s introduction. In H. Allison & P. Heath (Reds.), Theoretical Philosophy after 1781 (pp. 273-279). New York, VSA: Cambridge University Press
Bell, D. (1979). Frege’s Theory of Judgement. New York, VSA: Oxford University Press
Bennett, J. (1981). Kant's Analytic. Cambridge: Cambridge University Press. (Origineel werk gepubliceerd in 1966)
De Boer, K. (2018). Kant’s Account of Sensible Concepts in the Inaugural Dissertation and the Critique of Pure Reason. In V. Waibel, M. Ruffing, D. Wagner (Reds.), Natur und Freiheit: Akten des XII. Internationalen Kant-Kongresses (pp. 1015–1022). Berlijn, Boston: De Gruyter. https://doi.org/10.1515/9783110467888
Borboa, S. D. J. S. (2018). On Kant’s Derivation of the Categories. Kant-Studien, 109(4), 511-536
Caird, E. (1909). The Critical Philosophy of Immanuel Kant. Glasgow, VK: James Maclehose and Sons
Cohen, J. (1998). Frege and psychologism. Philosophical papers, 27(1), 45-67
Fugate, C. D. (2014). The Teleology of Reason: A Study of the Structure of Kant's Critical Philosophy (Vol. 178). Berlijn, Duitsland: Walter de Gruyter
Heck, R., & May, R. (2013). The function is unsaturated. The Oxford Handbook of the History of Analytic Philosophy, 825-850
Longuenesse, B. (2005). Kant on the human standpoint. New York, VSA: Cambridge University Press
Malabou, C. (2016). Before tomorrow: epigenesis and rationality. Cambridge, VK: Polity
Meerbote, R. (2007). General introduction. In D. Walford (Ed.), Theoretical Philosophy, 1755–1770 (pp. xxxv-xlviii). New York, VSA: Cambridge University Press. doi:10.1017/CBO9780511840180.003
Sachs, J. (g.d.). Aristotle: Motion and its Place in Nature. In The Internet Encyclopedia of Philosophy. Geraadpleegd via https://www.iep.utm.edu/aris-mot/#H7
Schönfeld, M., & and Thompson, M. (2014). Kant's Philosophical Development. In E. Zalta (Red.), The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014). Geraadpleegd via https://plato.stanford.edu/archives/win2014/entries/kant-development/
Schulthess, P. (1981). Relation und Funktion. Eine systematische und entwicklungsgeschichtliche Untersuchung zur theoretischen Philosophie Kants. Berlijn, Duitsland: De Gruyter (Kantstudien)
Smith, N. K., & Gardner S. (2013). A Commentary to Kant’s Critique of Pure Reason. Urbana, Illinois, VSA: Project Gutenberg. Geraadpleegd op 27 augustus 2013
Swiggers, P. (1984). Frege's 'Over betekenis en verwijzing'. Inleiding, vertaling en bibliografie (Vol. 2). Leuven, België: Acco
Thompson, M. (1989). Unity, plurality, and totality as Kantian categories. The Monist, 72(2), 168-189
Van de Vijver, G. (2013). Frege en Lacan: een transcendentale denklijn. (F. Geerardyn & G. Van de Vijver, Reds.) Psychoanalytische Perspectieven, 31(4), 353–369
De Vleeschauwer, H. (1931). Immanuel Kant. Antwerpen, België: Standaard-boekhandel
De Vleeschauwer, H. (1934). Tome premier: La déduction transcendantale avant la Critique de la Raison Pure. In La déduction transcendantale dans l'oeuvre de Kant. Antwerpen, België: De Sikkel
De Vleeschauwer, H. (1937). Tome troisième: La déduction transcendantale de 1787 jusqu’a l’ Opus Postumum. In La déduction transcendantale dans l'oeuvre de Kant. Antwerpen, België: De Sikkel
Wolff, R. P. (1963). Kant’s Theory of Mental Activity: a Commentary On the Transcendental Analytic of the Critique of Pure Reason. Cambridge, VSA: Harvard University Press
Zalta, E. (2019). Gottlob Frege. In E. Zalta (Red.), The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Zomer 2019). Geraadpleegd via https://plato.stanford.edu/archives/sum2019/entries/frege/