Ketenaansprakelijkheid voor multinationals: zal het er van komen?

Penelope Aurelia
Bergkamp

Ketenaansprakelijkheid voor multinationals: zal het er van komen?

De CEOs van een 180-tal bedrijven hebben recent een verklaring aangenomen waarin ze verklaren hun bedrijven te zullen leiden in het belang van alle stakeholders – klanten, werknemers, leveranciers en gemeenschappen. Dat wekte opzien want ondernemingen worden geacht alleen de belangen van hun aandeelhouders te behartigen. Waarom zouden ondernemingen maatschappelijk verantwoord willen ondernemen? De koerswijziging van deze CEOs kan bedoeld zijn om het hoofd te bieden aan mogelijke toekomstige ketenaansprakelijkheid.

Olievervuiling in Nigeria

Ketenaansprakelijkheid van multinationale ondernemingen is een recente ontwikkeling. Het idee is dat een onderneming onder bepaalde omstandigheden aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade veroorzaakt door gebeurtenissen in diens productieketen – de keten bestaande uit producenten en leveranciers waarvan de onderneming producten afneemt. Rechters in enkele landen hebben zich al over dergelijke claims uitgesproken. In het Verenigd Koninkrijk en Nederland bijvoorbeeld zijn rechtszaken aangespannen tegen de oliegigant Shell waarin Nigeriaanse boeren en vissers vergoeding eisen van milieu- en economische schade veroorzaakt door Shell’s Nigeriaanse dochteronderneming. Olie die ontsnapte uit pijpleidingen door Shell Nigeria geëxploiteerd, had land en water in de Niger-delta vervuild. Boeren en vissers verloren daardoor hun mogelijkheden tot kostwinning. In februari 2018 oordeelde het Hof van Beroep in Engeland dat Shell UK volgens het Engelse recht hiervoor geen verantwoordelijkheid  draagt. Volgens de rechter beheerde Shell UK de Nigeriaanse pijpleidingen niet; dat deed de Nigeriaanse dochter. Shell UK had daarom geen zorgplicht jegens de Nigeriaanse boeren. In een soortgelijke Nederlandse zaak oordeelde de rechtbank echter dat Shell aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade, zelfs als wordt vastgesteld dat sabotage de olielekken heeft veroorzaakt. In deze zaak staat de vraag centraal of een moedermaatschappij de plicht heeft om toezicht te houden op de activiteiten van haar dochterondernemingen en zo nodig in te grijpen. De Nederlandse zaak is momenteel aanhangig bij het Hof Den Haag.

Ingestorte fabriek in Bangladesh

Naast milieuvervuiling heeft ook schendingen van mensenrechten tot rechtszaken tegen multinationals geleid. In 2015 werd in Canada een ‘class action’ aangespannen tegen een groot warenhuis dat kleding liet produceren in een fabriek in Bangladesh. Die fabriek stortte in doordat er teveel werknemers in het gebouw aanwezig waren, waarbij velen van hen het leven lieten. Het warenhuis was geen eigenaar van de fabriek, maar kocht wel het leeuwendeel van de productie. De rechter oordeelde uiteindelijk dat het warenhuis niet aansprakelijk was, maar sloot niet uit dat dit in toekomstige zaken anders zou kunnen liggen.

Aansprakelijk voor het gedrag van een ander

Deze nieuwe theorie stelt een gerespecteerd en oud principe van aansprakelijkheid op de proef – behoudens beperkte uitzonderingen is een persoon niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door de handeling van een derde. Maatschappelijk verantwoord ondernemen vereist echter dat multinationale ondernemingen, met hun enorme middelen en expertise, de verantwoordelijkheid nemen voor het gedrag van hun dochterondernemingen en zakenpartners. Als multinationals niet voldoen aan deze zorgplichten, kunnen ze dan aansprakelijk worden gesteld?

Rechtbanken zijn terughoudend en willen voorkomen dat multinationals worden opgezadeld met grenzeloze aansprakelijkheid. Hoe de rechter dat doet, is geïllustreerd door het Engelse Hooggerechtshof. In april 2019 heeft dit Hof ketenaansprakelijkheid mogelijk gemaakt maar de reikwijdte ervan tegelijkertijd beperkt. Die aansprakelijkheid rustte op Vedanta Resources Plc ("Vedanta"), een Engelse holdingmaatschappij voor een groep metaal- en mijnbouwbedrijven, waaronder een Zambiaans bedrijf, Konkola Copper Mines Plc ("KCM"). Zambiaanse burgers eisten van Vedanta en KCM vergoeding van de schade veroorzaakt door de mijnbouwactiviteiten van KCM in Zambia, die tot waterverontreiniging geleid zouden hebben. Vedanta stelde dat niet zij, maar alleen KCM, voor deze vervuiling verantwoordelijk zou zijn, want Vedanta was niet de exploitant van de desbetreffende mijnbouwactiviteiten en had daarover geen controle.

Toezichtsplicht

De rechtbank achtte dat verweer echter niet afdoende. Vedanta had als moederbedrijf immers de mogelijkheid om toezicht te houden op de activiteiten van KCM. Dat betekent, aldus de rechter, dat Vedanta in bepaalde gevallen ook een plicht heeft tot het houden van toezicht. Dat is het geval wanneer een moederbedrijf daadwerkelijk kennis heeft van problemen of risico’s bij de dochter, of over superieure operationele expertise beschikt. De rechter gaf een mooi overzicht van de factoren die de omvang van dergelijke ketenaansprakelijkheid bepalen – die factoren zijn in het schema hieronder samengevat.

Schema determinanten ketenaansprakelijkheid.

Ongebreidelde aansprakelijkheid?

Over de vraag of ketenaansprakelijkheid wenselijk is, is het laatste woord nog niet gezegd. Onder de dreiging van ketenaansprakelijkheid zouden multinationals, die veel middelen en kennis bezitten, mogelijk in staat zijn om misstanden in hun keten te voorkomen en schade te voorkomen. Dat zou winst betekenen voor de milieubescherming en mensenrechten in ontwikkelingslanden. Anderzijds dreigt het gevaar dat multinationale ondernemingen, veelal in het westen, opdraaien voor allerhande misstanden in de rest van de wereld waarop zij geen toezicht kunnen uitoefenen. Daarom moet er steeds sprake zijn van een reëele en concrete mogelijkheid om schade te voorkomen, die de multinational in het desbetreffende geval had moeten benutten. Dat zou ook passen in de trend van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Kinderarbeid

Of en hoe maatschappelijk verantwoord ondernemen de situatie in ontwikkelingslanden  verbetert, is soms onduidelijk. Neem het voorkomen van kinderarbeid. In veel ontwikkelingslanden is kinderarbeid toegestaan ​​en vormt het een belangrijke bron van inkomsten voor gezinnen. Indien westerse multinationals  kinderarbeid in hun keten verbieden, zullen deze kinderen hun baan verliezen. Bij gebreke aan andere opties kunnen zij terechtkomen in de prostitutie of de mensenhandel. Dit schept een nieuw dilemma voor multinationals – volg je de westerse norm, ongeacht de gevolgen?

De tegenstanders van ketenaansprakelijkheid vinden dat de rechterlijke macht geen nieuwe aansprakelijkheidsregels moet vaststellen; als nieuwe aansprakelijkheidsregels wenselijk zijn, dient de wetgever op te treden. Volgens de voorstanders moeten de aansprakelijkheidsregels evolueren met de ontwikkeling van nieuwe sociale normen. Zo zou ketenaansprakelijkheid kunnen bijdragen aan de effectieve implementatie van de normen van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Het Engelse Hof heeft in de Vedanta zaak een goed begin gemaakt met het vaststellen van de grenzen van ketenaansprakelijkheid op basis van de bestaande regels. Indien rechters in toekomstige zaken op dezelfde wijze te werk gaan, zal ketenaansprakelijkheid tot wasdom kunnen komen.

Bibliografie

Anderson, D., Good Companies Don’t Have Missions, Social Affairs Unit, Research Report 35, Great Britain: St Edmundsbury Press Ltd, 2000, 24 p.

Bainbridge, S. M. and Henderson, M. T., Limited Liability, A Legal and Economic Analysis, London: Edward Elgar Publishing, 2016, 336 p.

Baumann-Pauly, D. and Nolan, J. (eds.), Business and Human Rights: From Principles to Practice, New York: Routledge, 2016, 329 p.

Beck, U. and Ritter, M., Risk Society: Towards a New Modernity, London: Sage Publications, 1992, p. 272.

Beckers, A., Enforcing Corporate Social Responsibility Codes: On Global Self-Regulation and National Private Law, Oxford: Hart Publishing, 2018, 428 p.

Bergkamp, P. A., ‘UK Supreme Court Enables Expansive Supply Chain Liability’, Corporate Finance Lab, 30 April 2019. Available at: https://corporatefinancelab.org/2019/04/30/uk-supreme-court-enables-expansive-supply-chain-liability/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘European Company Law Journal: ‘Parent Company Liability After Okpabi v Shell’’, Corporate Finance Lab, 30 July 2018. Available at: https://corporatefinancelab.org/2018/07/30/european-company-law-journal-parent-company-liability-after-okpabi-v-shell/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘Parent Company Liability After Okpabi v Shell’, 15 European Company Law, Issue 4, 2018, 112–117.

Bergkamp, P. A., ‘Parent Companies Are Not Parents, Subsidiaries Are Not Children’, Corporate Finance Lab, 6 March 2018. Available at: https://corporatefinancelab.org/2018/03/06/okpabi/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘Swiss Referendum on Implementing Supply Chain Liability’, Corporate Finance Lab, 13 February 2018. Available at: https://corporatefinancelab.org/2018/02/13/swiss-referendum-on-implementing-supply-chain-liability/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘The EU Conflict Minerals Regulation: The Uncertain Effects of Supply Chain Due Diligence’, Corporate Finance Lab, 10 July 2017. Available at: https://corporatefinancelab.org/2017/07/10/the-eu-conflict-minerals-regulation-the-uncertain-effects-of-supply-chain-due-diligence/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘French Constitutional Council Permits Civil, But Not Criminal, Enforcement of Corporate Duty of Vigilance Law’, Corporate Finance Lab, 29 March 2017. Available at: https://corporatefinancelab.org/2017/03/29/a-post-by-guest-blogger-penelope-bergkamp/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘French Constitutional Council Permits Civil, But Not Criminal, Enforcement of Corporate Duty of Vigilance Law’, Corporate Finance Lab, 29 March 2017. Available at: https://corporatefinancelab.org/2017/03/29/a-post-by-guest-blogger-penelope-bergkamp/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘Supply Chain Liability: The French Model’, Corporate Finance Lab, 11 March 2017. Available at: https://corporatefinancelab.org/2017/03/11/supply-chain-liability-the-french-model/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘The Mystery of Corporate Social Responsibility In A Market Economy’, Corporate Finance Lab, 30 January 2017. Available at: https://corporatefinancelab.org/2017/01/30/the-mystery-of-corporate-social-responsibility-in-a-market-economy/ (last access 2 May 2019).

Bergkamp, P. A., ‘Supply Chain Liability: A Primer’, Corporate Finance Lab, 1 December 2016. Available at: https://corporatefinancelab.org/2016/12/01/supply-chain-liability-a-primer/ (last access 2 May 2019).

Bocken, H., Boone, I., and Kruithof, M., Inleiding tot het schadevergoedingsrecht: Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge: Die Keure, 2014, 270 p.

Bocken, H., ‘Van fout naar risico. Een overzicht van de objectieve aansprakelijkheidsregelingen naar Belgisch recht’, TPR 1984, p. 329 – 415.

Bossuyt, M., ‘Judicial Activism in Europe: the Case of the European Court of Human Rights’, Open Europe, 16 September 2013.

Brun, P., Responsabilité civile extracontractuelle, 5ième édition, Paris: LexisNexis, 2018, 698 p.

Cane, P. & Goudkamp, J., Atiyah's Accidents, Compensation and the Law (Law in Context), Cambridge, UK: Cambridge University Press, 2018, 500 p.

Casper, G., Juristischer Realismus und politische Theorie im amerikanischen Rechtsdenken, Schriften zur Rechtstheorie 10, Berlin: Duncker und Humblot, 1967, 206 p.

Childress, D. E., ‘The Alien Tort Statute, federalism and the next wave of international law litigation’, Georgetown Law Journal, vol. 100, issue 3 (2012), p. 709 – 757.

Clarke, T., ‘The stakeholder corporation: A business philosophy for the information age’, Long Range Planning, vol. 31, issue 2, 1998, 182 – 194. Available at: https://doi.org/10.1016/S0024-6301(98)00002-8 (last access 2 May 2019).

Clum, L. L., ‘Corporations: Liabilities: Inadequate Capitalization as Ground for Disregarding Corporate Entity’, Michigan L. Rev., 1957, 56(2), p. 299 – 301.

Conway, M., ‘A New Duty of Care? Tort Liability from Voluntary Human Rights Due Diligence in Global Supply Chains’, Queen’s Law Journal, Vol. 40, issue 2, 2015, p. 741 – 786.

Dawson, M. and de Witte, B. (eds.), Judicial Activism at the European Court of Justice, London: Edward Elgar Publishing, 2013, 293 p.

De Groot, C., ‘The ‘Shell Nigeria Issue’: Judgments by the Court of Appeal of The Hague, The Netherlands’, 13 European Company Law, Issue 3, 2016, 98 – 104. 

De Roo, K., ‘The Role of the EU Directive on Non-Financial Disclosure in Human Rights Reporting’, European Company Law, vol. 12, issue 6, 2015, 278 – 285.

Dirix, E., “De maat van de Maatman,” RW, Vol. 2014–2015, issue 23, p. 882 – 882.

Drimmer, J.C. & Lamoree, S.R., ‘Think Globally, Sue Locally: Trends and Out-of-Court Tactics in Transitional Tort Actions’, Berkeley Journal of International Law vol. 29, issue 2 (2011), p. 456—527.

Drion, C.E., ‘Van een duty to care naar een duty of care?’, NJB 2007/2331, issue 45/46 (2007), p. 2857.

Easterbrook, F.H, and Fischel, D.R., ‘Limited Liability and the Corporation’, 52 University of Chicago Law Review (1985), p. 89 – 117.

Ebrahim, A., NGOs and Organizational Change: Discourse, Reporting, and Learning, Cambridge, UK: Cambridge University Press, 2003, 181 p.

Elkington, J., ‘Enter the Triple Bottom Line’ in The Triple Bottom Line: Does It All Add Up?, edited by Adrian Henriques and Julie Richardson, Taylor & Francis, 2004, 186 p.

Engel, D. M. and McCann, M. (eds.), Fault Lines, Tort Law as Cultural Practice, Stanford, CA: Stanford University Press, 2009, 408 p.

Enneking, L. F. H., Scheltema, M. W. and Tillema, I., ‘People, Planet, Privaatrecht.’ in: L. Enneking, M. Scheltema and I. Tillema (eds.), People, Planet, Privaatrecht - Over de rol van het privaatrecht bij het voorkomen en redresseren van bedrijfsgerelateerde mensenrechten- en milieuschendingen in internationale productieketens, Jonge Meesters, Deel 20, Den Haag: Boom Juridisch, p. 17 – 44.

Enneking, L. F. H., ‘Zorgplichten van multinationals in Nederland’, NJB 2013/12, p. 744–750.

Enneking, L. F. H., ‘Aansprakelijkheid via ‘foreign direct liability claims’ – Den Haag is weer even de ‘Legal Capital of the World’, NJB 2010/318, issue 7, p. 400 – 406.

Enneking, L. F. H., Foreign Direct Liability and Beyond: Exploring the Role of Tort Law in Promoting International Corporate Social Responsibility and Accountability, diss. UU, Den Haag: Eleven Publishing International, 2012, 758 p.

Enneking, L.F.H., ‘Crossing the Atlantic? The Political and Legal Feasibility of European Foreign Direct Liability Cases’, Geo. Wash. Int'l L. Rev, vol. 40, issue 4, 2009, 903 – 938.

Fitzgerald, R., Homer: The Odyssey. Garden City, NY: Anchor Books, 1963, 507 p.

Foriers, P.–A., ‘Aspects de la représentation en matière contractuelle’ in Les obligations contractuelles, Bruxelles: Ed. Jeune Barreau de Bruxelles 2000, 221–283.

Friedman, M., ‘The Social Responsibility of Business is to Increase its Profits’, The New York Times Magazine, September 13, 1970.

Friedman, M., & Friedman, R. D., Capitalism and freedom, Chicago: University of Chicago Press, 1962, 202 p.

Genesis 4: 8 – 10, Holy Bible, New International Version, 2011.

Giliker, P. (ed.), Research Handbook on EU Tort Law, Cheltenham, UK: Edward Elgar Publishing, 2017, 480 p.

Gjølberg, M., ‘Explaining Regulatory Preferences: CSR, Soft Law, or Hard Law? Insights from a Survey of Nordic Pioneers in CSR’, Business and Politics, vol. 13, issue 2 (2011), p. 1–31.

Glinski, C., ‘The Ruggie Framework, Business Human Rights Self-Regulation and Tort Law: Increasing Standards through Mutual Impact and Learning’, Nord. J. Hum. Rights, vol. 35, issue 1, 2017, 15 – 34.

Grossman, R.L., Adams, F.T., and Levenstein, C. (ed.), ‘Taking Care of Business: Citizenship and the Charter of Incorporation’, New Solutions: A Journal of Environmental and Occupational Health Policy, vol. 3, issue 3, 1993, p. 7 – 18.

Guo, R., Lee, H.L. and Swinney, R., ‘Responsible Sourcing in Supply Chains’, Management Science, vol. 62, issue 9, 2016, p. 2722 – 2744.

Hansmann, H. and Kraakman, R. H., ‘The End of History for Corporate Law’, Yale Law School Working Paper No. 235, January 2000, 33 p.

Harpwood, V., Modern Tort Law, 6th Edition, London: Cavendish Publishing, 2005, 532 p.

Hart, H. L. A. and Honoré, A. M., Causation in The Law, 2nd edition, Oxford: The Clarendon Press, 1985, 544 p. 

Hartlief, T., Keirse, A. L. M., Lindenbergh, S. D., Vriesendorp, R. D., Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding (Studiereeks Burgerlijk Recht, deel 5), Deventer: Wolters Kluwer, 2018, 508 p.

Hartlief, T., ‘De zogenaamde risicoaansprakelijkheid van art. 6:174 en de klassieke schuldaansprakelijkheid van art. 6:162 zijn eigenlijk één pot nat!’, NJB 2011/227, afl. 5, p. 285.

Hartmann, J. and Moeller, S., ‘Chain liability in multitier supply chains? Responsibility attributions for unsustainable supplier behavior’, Journal of Operations Management, vol. 32, issue 5 (2014), p. 281–294.

Karner, E. and Steiniger B. C. (eds.), European Tort Law 2014, Berlin: de Gruyter, 2015, 758 p.

Keeton, P. and Prosser, W.L., Prosser and Keeton on the Law of Torts, St. Paul, Minn: West Pub. Co, 1984, 1286 p.

Landes, W. M. and Posner, R. A., The Economic Structure of Tort Law, Cambridge, MA: Harvard University Press, 1987, 329 p.

Leader, S. L. and Yilmaz Vastardis, A., Improving Paths to Business Accountability for Human Rights Abuses: A Legal Guide, University of Essex Business and Human Rights Project (2018).

Linden, A. M., Feldthusen, B., Hall, M. I., Knutsen, E. S. and Young, H. A. N., Canadian Tort Law, 11th edition, Toronto: LexisNexis, 2018, 835 p.

LoPucki, L. M., ‘The Death of Liability’, 106 Yale L.J., 1996, p. 67 – 69.

Macey, J. R., and Mitts, J., Finding Order in the Morass: The Three Real Justifications for Piercing the Corporate Veil, 100 Cornell L. Rev. 99, 2014, p. 99 – 156.

Magill, M., Quinzii, M. and Rochet, J.–C., ‘A Theory of the Stakeholder Corporation’, Econometrica, vol. 83, issue 5, 2015, p. 1685 – 1725. Available at: https://doi.org/10.3982/ECTA11455 (last access 2 May 2019).

Malaurie, P., Aynès, L. and Stoffel–Munck, P., Droit des obligations, Mayenne: La collection de Droit civil, éditions LGDJ, 2018, 912 p.

McCauliff, C. M. A., ‘A Historical Approach to the Contractual Ties that Bind Parties Together’, 71 Fordham Law Review, vol. 71, issue 3, 2002, p. 841–867.

Miremadi, M., Musso,C., and Weihe, U., ‘How much will consumers pay to go green?’, McKinsey Quarterly, October 2012.

Miwa, Y., ‘Corporate Social Responsibility: Dangerous and Harmful Though Maybe Not Irrelevant’, 84 Cornell L. Rev. 1999, p. 1227 – 1254. 

Moyn, S., ‘Time To Pivot? Thoughts on Jesner v Arab Bank’, Lawfare Blog, 25 April 2018.

Pitel, S. G. A., ‘Negligence: Canada Remakes the Anns Test’, The Cambridge Law Journal, vol. 61, issue 2, 2002, p. 252–254. Available at JSTOR: www.jstor.org/stable/4508879 (last access 2 May 2019).

Piret, R., ‘Le Code Napoléon en Belgique de 1804 à 1954’, Revue internationale de droit compare, vol. 6, no. 4, 1954, p. 753 – 791.

Porteous, A. H., Rammohan, S. V., Cohen, S. and Lee, H. L., ‘Maturity in Responsible Supply Chain Management’, White Paper for the Stanford Global Supply Chain Management Forum, 4 December 2014, 14 p.

Queinnec, Y. & Caillet, M.C., ‘Quels outils juridiques pour une régulation efficace des activités des sociétés transnationales?’ in Responsabilité sociale de l’entreprise transnationale et globalisation de l’économie, ed. Daugareilh, I., Brussels: Bruylant, 2010, p. 633 – 677.

Rott, P. and Ulfbeck, V., ‘Supply Chain Liability of Multinational Corporations?’, Eur. Rev. Priv. Law, vol. 23, issue 3, 2015, p. 415 – 436.

Rubio, J. J. Álvarez and Yiannibas, K. (eds.), Human Rights in Business: Removal of Barriers to Access to Justice in the European Union, London: Routledge, 2017, 146 p.

Shapo, M. S., Principles of Tort Law (Concise Hornbook Series), Thomson/West, 2003, 474 p.

Spier, J., Hartlief, T., Van Maanen, G. E., and Vriesendorp, R. D., Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer: Wolters Kluwer, 2006, 403 p.

Storme, M. E., ‘Quelques aspects de la causalité en droit des obligations et des assurances’, De Verz. 1990, p. 444 – 462.

Stout, L. A., The Shareholder Value Myth, San Francisco, CA: Berrett-Koehler Publishers, 2012, 144 p.

Strasser, K. A., ‘Piercing the veil in corporate groups’, Connecticut Law Review vol. 37, issue 3, 2005, p. 637 – 666.

Sykes, A. O., ‘The Boundaries of Vicarious Liability: An Economic Analysis of the Scope of Employment Rule and Related Legal Doctrines’, Harvard Law Review, vol. 101, no. 3, 1988, 563–609. Available at: JSTOR, www.jstor.org/stable/1341141 (last access 2 May 2019).

Van Calster, G., European Private International Law, 2nd edition, Oxford: Hart Publishing, 2016, 576 p.

Van De Walle, J., ‘Doe v. Wal-Mart: Revisiting the Scope of Joint Employment’, BJELL, vol. 30, issue 2, 2009, p. 589 – 601.

Van Gerven, W., Het beleid van de rechter, Antwerpen: Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974, 166 p.

Vytopil, L., Contractual Control in the Supply Chain – On Corporate Social Responsibility, Codes of Conduct, Contracts and (Avoiding) Liability, The Hague: Eleven International Publishing, 2015, 342 p.

Vandekerckhove, K., Piercing The Corporate Veil: A Transnational Approach, The Hague: Kluwer Law International, European Company Law Series, 2007.

Vandenberghe, H., Van Quickenborne and M., Hamelink, P., ‘Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1964-1978). Overzicht van rechtspraak,’ TPR 1980, p. 1139 – 1475.

Weyts, B. and Vansweevelt, T., Handboek Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen: Intersentia, 2009, 935 p.

Witting, C., Street on Torts, 15th Edition, Oxford: Oxford University Press, 2018, 752 p.

Wood, S., ‘Four Varieties of Social Responsibility: Making Sense of the ‘Sphere of Influence’ and ‘Leverage’ Debate Via the Case of ISO 26000’, Osgoode CLPE Research Paper, no. 14, 2011.

X., ‘Piercing the Corporate Law Veil: The Alter Ego Doctrine under Federal Common Law’, Harvard L. Rev., 1982, 95(4), p. 853 – 871.

Download scriptie (1.42 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Matthias E. Storme