De (weder)geboorte van Clare Quilty

Fleur
Meneve

De (weder)geboorte van Clare Quilty

In deze masterproef wordt het bestaan van het personage Clare Quilty in Lolita ter discussie gesteld. Is Quilty het geweten van pedofiel Humbert? Is hij de veruiterlijkte perversiteit? Hoe geven Nabokov, Kubrick en Lyne vorm aan de antagonist? Deze studie onderzoekt hoe drie auteurs literaire en filmische technieken gebruiken om Quilty op te roepen en teniet te doen.

Geschiedenis van Lolita

In 1955 publiceert de Russisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Nabokov zijn ophefmakende klassieker Lolita. Hierin wordt professor Humbert Humbert (ja, zo heet hij echt) verliefd op zijn twaalfjarige stiefdochter Lolita. Als Lolita’s moeder sterft, ontvoert en misbruikt Humbert het meisje twee jaar lang. Maar ze worden achterna gezeten door een detective, een psychiater en een oom. Uiteindelijk wordt Lolita meegenomen. Jaren later bekend ze dat al deze mannen één man waren: haar grote liefde en theatermaker Clare Quilty. Maar is het wel zo eenvoudig?

Zeven jaar later, het is 1962 en Stanley Kubrick (A Clockwork Orange (1971), The Shining (1980)) maakt een verfilming van de Lolita. Fun fact: Nabokov schrijft het script voor de film, maar ziet daar op de première weinig van terug. Kubrick is onderhevig aan filmwetten en moet behoorlijk wat aanpassingen doorvoeren. Toch wordt de film een echte cultclassic. In 1997 probeert Adrian Lyne (Flashdance (1983), Fatal Attraction (1987)) het opnieuw in een heel andere stijl, maar slaagt er niet om dezelfde status te behalen. 

Peter Sellers als Clare Quilty

Figuur 1: Peter Sellers als Clare Quilty (1962)

Een zoveelste Quilty? Of helemaal geen?

Over Lolita zijn al honderden onderzoeken gemaakt, dus waarom zouden we in 2019 nog nood hebben aan een zoveelste analyse? Is niet alles al gezegd? Niet als we elk vorig onderzoek simpelweg onderuithalen. Want wat als Lolita niet werd meegenomen door Quilty? Wat als er geen detective, geen psychiater en al helemaal geen oom waren?

Wat als…

Wat als Clare Quilty verzonnen is door Humbert en hij niet meer is dan een schim, een hersenspinsel? Humbert wordt paranoïde, jaloers en kan niet meer leven met zijn eigen gruwelijkheden. Hij moet zijn angsten en perversiteiten een fysieke verschijning geven en creëert zo zijn alter-ego.

Een schim in het beeld

Dit onderzoek vergelijkt hoe Nabokov, Kubrick en Lyne omgaan met Clare Quilty en zijn paradoxale aanwezigheid.

Het grootste verschil zit natuurlijk in het medium. Terwijl Nabokov veel suggestiever te werk kan gaan door subtiele hints of talige motieven, moeten Kubrick en Lyne met zichtbare acteurs werken, wat betekent dat Quilty veel zichtbaarder is voor de kijker. Hiervoor kiezen ze voor verschillende cinematografische elementen en hulpmiddelen. Kubrick maakt hem bijna zijn hoofdpersonage, terwijl Lyne hem veel langer verhuld laat. Kubrick manifesteert Quilty op een erg directe manier, waarbij Humbert de enige is die hem niet meteen ontmaskert. Lyne daarentegen gebruikt rook en onmogelijke hoeken om Quilty verborgen te houden.  

Lyne verbergt Quilty

Figuur 2: Lyne houdt Quilty verborgen

Een tweede verschil is de verteller. In Nabokovs roman vertelt Humbert zelf het verhaal. Als lezer zien we dus alles vanuit zijn perspectief. Maar Humbert is schizofreen, neurotisch en pedofiel. Hij hallucineert en praat over zichzelf in derde persoon. We hebben als lezer te maken met een onbetrouwbare verteller die de feiten naar zijn hand zet. Hij tracht zijn daden te vergoelijken door telkens een andere dader aan te duiden, bijvoorbeeld Quilty of zelfs Lolita.

De stem van de verteller komt in Lyne’s film sterk naar voren omdat hij gebruik maakt van voice-overs. Hij hanteert ook veel eyeline shots, waarbij de camera door de ogen van Humbert filmt. Dat Humbert in zijn eigen wereld leeft, brengt Lyne over aan de hand van onscherpe soft focus beelden, zachte pastelkleuren en een melancholische soundtrack van Ennio Morricone, wat een droomgevoel geeft. Verstoorde beelden die hoekig gefilmd zijn of erg snel na elkaar komen, zorgen voor een benauwdheid.

Quilty aan piano. Dromerige, onwerkelijke beelden

Figuur 3: Dromerige, onwerkelijke beelden

Bij Kubrick zien we de gebeurtenissen veel minder vanuit Humberts perspectief. Quilty krijgt meer zichtbaarheid dan in Nabokovs roman. Toch is hij ook hier gewoon een hersenschim. Zijn onvatbaarheid en fluïditeit maken van hem een shapeshifter.  Hij transformeert van toneelschrijver naar Duitse psychiater, van detective naar bokser, en van zuiderse boer naar Romeinse senator (een knipoog naar Kubricks Spartacus). Zijn aanwezigheid is paradoxaal omdat hij tegelijk ook zo onvatbaar is.   

De (zelf)moord op Quilty

Er volgen enkele cruciale scènes waar Nabokov, Kubrick en Lyne kleur geven aan Quilty. De meest opvallende ligt toch wel aan het einde van het verhaal waar Humbert een dodelijke confrontatie aangaat met zijn vijand en met zichzelf. Om rust te vinden moet hij zijn alter-ego ombrengen en terug tot zichzelf keren. Kubrick laat Quilty in een paniekreactie snel van de ene vorm naar de andere transformeren, wat de chaos en absurditeit van de film reflecteert. Deze lachwekkende scène symboliseert hoe bespottelijk Humbert zichzelf vindt. Ook wanneer Humbert hem tracht neer te schieten, wordt Quilty van onderuit gefilmd, wat hem dominant maakt.

De humor van Kubrick staat lijnrecht tegenover de tragedie van Lyne. Humbert is wanhopig en ontredderd. We zien opeenvolgende shots van Humbert die huilt, Quilty die het pistool vraagt, close-ups van lichaamsdelen, incoherente en verre voice-overs en zachte overgangen van shots, waardoor de kijker het gevoel van desoriëntatie en wanhoop deelt met Humbert.

Kikvorsperspectief maakt Quilty dominant

Figuur 4: kikvorsperspectief maakt Quilty dominant

Buigzame personages en verhalen

Jarenlang gingen onderzoekers er vanuit dat Quilty een personage was dat fysiek in de verhalenwereld bestond. Niet geïntimideerd door onderzoekstradities, zag deze studie Quilty voor wat hij is: een hersenspinsel. Niet alleen gevormd door Humbert, Kubrick en Lyne maar ook door elke lezer en kijker. Literatuur en film zijn niet rigide, maar buigzaam en krijgen betekenis door wie het in handen krijgt, leest, bekijkt en onderzoekt. Het heruitvinden van Quilty gaat meer dan alleen over een personage, maar gaat ook over opnieuw durven kijken naar schijnbaar vaststaande tradities.

 

Bibliografie

  1. Primaire Literatuur

 

 

Harris, J.B. (Producer) & Kubrick, S. (Regisseur) (1962). Lolita. [Film]

 

Lyne, A. (Producer & Regisseur) (1997). Lolita. [Film]

 

Nabokov, V. (1955). Lolita. New York (N.Y.): Putnam.

 

Nabokov, V., & Appel, A. (1995). The Annotated Lolita. London: Penguin books.

    1. Secundaire literatuur

 

 

Bane, C. (2006). Viewing novels, reading films: Stanley Kubrick and the art of adaptation as interpretation.

 

Bell–Metereau, R. (2008). The Three Faces of Lolita, or How I Learned to Stop Worrying and Love the Adaptation. In Jack Boozer (Ed.), Authorship in film adaptation. (pp.203–229). Austin: University of Texas Press.

 

Biltereyst, Daniël. (2015). “A constructive form of censorship”: disciplining Kubrick’s Lolita. In T. Ljujic, P.Kramer, & R. Daniels (Eds.), Stanley Kubrick : new perspectives (pp.136–149). London, UK: Black Dog Publishing.

 

Burke, K. (2003). Novel to Film, Frame to Windows: The Case of Lolita as Text and Image”. Pacific Coast Philology, 38, 16–24.

 

Burns, D. E. (1984). Pistols and Cherry Pies: Lolita From Page to Screen. Literature/Film Quarterly, 12(4), 245–250.

 

Carroll, R. (2012). Queering Alice, killing Lolita: Feminism, queer theory and the politics of child sexuality in A. M. Homes’s The End of Alice. In Rereading Heterosexuality: Feminism, Queer Theory and Contemporary Fiction (pp. 67–90). Edinburgh: Edinburgh University Press.

 

Connolly, J.W. (2007). Introduction: the many faces of Vladimir Nabokov. In Connolly, J. W. (Ed.), The Cambridge Companion to Nabokov. (pp.1–8). Cambridge: Cambridge University Press.

 

Connolly, J.W. (2009). A reader's guide to Nabokov's "Lolita". Academic Studies Press.

 

Corliss, R. (1998). Lolita: From Lyon to Lyne. Film Comment, 34(5), 34.

 

Da Silva, M. (2009, September). On the Subjective Æsthetic of Adrian Lyne’s Lolita. Sense of Cinema, 52. Consultued on the World Wide Web: http://sensesofcinema.com/2009/feature–articles/on–the–subjective–aesthetic–of–adrian–lynes–lolita/

 

Geldhof, A. (2016). Wanverhoudingen: de pedofiel, de politicus, de filosoof en de vrouwen. Leuven: Acco.

 

Thomas R. Frosch, “Parody and Authenticity in Lolita,” in Nabokov’s Fifth Arc: Nabokov and Others on His Life’s Work, ed. J.E. Rivers and Charles Nicol (Austin: University of Texas Press, 1982), 182).

 

Kauffman, L. (1989). Framing Lolita: Is There a Women in the Text? Refiguring the father: New Feminist reading of patriarchy, 131–52.

 

Księżopolska, I. (2018). Kubrick’s Lolita: Quilty as the Author. Literature/Film Quarterly, 46 (2), Consulted on the World Wide Web: https://lfq.salisbury.edu/_issues/46_2/kubricks_lolita_quilty_as_author…

 

Ladenson, E. (2012). Dirt for Art's Sake. Books on Trial from "Madame Bovary" to "Lolita". Ithaca: Cornell University Press.

 

McKinney, Devin. (1999). Reviewed Work: Lolita by Adrian Lyne, Mario Kassar, Joel B. Michaels. Film Quarterly, 52(3),  48–52.

 

Meyer, Priscilla, "Lolita and the Genre of the Literary Double: Does Quilty Exist?" (2009). Division III Faculty Publications. 305.

 

Pifer, E. (2003). Vladimir Nabokov's Lolita: a casebook. Oxford: Oxford university press.

 

Pifer, E. (2003). Reinventing Nabokov. Lyne and Kubrick Parse Lolita. In G. Shapiro (Ed.), Nabokov at Cornell (pp.68–77). Ithaca (N.Y.): Cornell university press.

 

Pifer, E. (2007). The Lolita phenomenon from Paris to Teheran. In Connolly, J. W. (Ed.), The Cambridge Companion to Nabokov. (pp.185–199). Cambridge: Cambridge University Press.

 

Richards, E. (2012) “‘I Get Sort of Carried Away, Being So Normal and Everything’: The Oscillating Sexuality of Clare Quilty and Humbert Humbert in the works of Nabokov, Kubrick and Lyne”. Alphaville: Journal of Film and Screen Media 4, 1–13.

 

Tamir–Ghez, N. (2003) The Art of Pursuasion in Nabokov’s Lolita. In Ellen Pifer (Ed.), Vladimir Nabokov’s Lolita: A Casebook. (pp.17–39). Oxford: Oxford University Press.

 

Trubikhina, J. (2015). The translator's doubts: Vladimir Nabokov and the ambiguity of translation. Boston: Academic Studies Press.

 

Wood, M. (2003). Revising Lolita. In Ellen Pifer (Ed.), Vladimir Nabokov’s Lolita: A Casebook. (pp.181–194). Oxford: Oxford University Press.

 

Wyllie, B. (2007). Nabokov and cinema. In Connolly, J. W. (Ed.), The Cambridge Companion to Nabokov. (pp.215–231). Cambridge: Cambridge University Press.

 

    1. Geconsulteerde werken

Abroug, M. (2010). Lolita as a Postmodernist Text.: A Postmodernist Reading of V. Nabokov's Lolita. LAP Lambert Academic Publishing.

 

Bordwell, D., & Thompson, K. (1979). Film art an introduction. Reading (Mass.): Addison–Wesley.

 

Herman, L., & Vervaeck, B. (2009). Vertelduivels. Handboek verhaalanalyse. Nijmegen: Vantilt.

 

Leitch, T. (2007). Film adaptation and its discontents: from Gone with the wind to The passion of the Christ. Baltimore (Md.): Johns Hopkins university press.

 

Leitch, T. M. (2017). The Oxford handbook of adaptation studies. New York (N.Y.): Oxford university press

 

McFarlane, B. (1996). Novel to film: an introduction to the theory of adaptation. Oxford: Clarendon press.

 

Naremore, J. (2000). Film adaptation. London: Athlone press.

 

Sanders, J. (2006). Adaptation and appropriation. London: Routledge.

 

Starud, A. (2016). The colonization of Dolores Haze: A postcolonial reading of the novel Lolita. Unpublished Bachelor thesis, Halmstad University, Faculty of Humanities and Social Science.

Download scriptie (5.16 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Professor dr. Daniël Biltereyst