Onze Westerse maatschappij is gefundeerd op een scheidingslogica: wij-zij, lichaam-geest, west-oost. Ondanks het feit dat het belang van kunst in de samenleving sterk verdedigd werd, lijkt nu ook hier een afzondering te gebeuren. Zo staat in het Katholiek onderwijs de verdamping van lesuren in artistieke vorming op het programma en wordt kunst afgescheiden van vakken die ‘nuttiger’ zijn voor een laat-kapitalistische samenleving. Deze evolutie lijkt kunst en de kennis die ze produceert te onderschikken aan geïnstitutionaliseerde disciplines. Wat gebeurt er echter wanneer we kunst echt serieus nemen? Welke kennis genereren esthetische objecten, verweven in de samenleving? Het is met die blik dat ik in mijn scriptie de solo 55 (2015) van choreograaf Radouan Mriziga (1985) bekijk. Of, specifieker, hoe de manier waarop de choreografie en architectuur met elkaar verweven worden. Dit gebeurt in drie bewegingen. Eerst bekijk ik de mogelijkheid van de relatie tussen choreografie en architectuur, vervolgens de actualiteit ervan en ik eindig met een analyse van een mogelijk mens- en wereldbeeld.
Mriziga liep school in Marokko, Tunesië, Frankrijk en België en is werkzaam in Brussel. Al snel geraakt hij gefascineerd door de geometrie van de Maghrebijnse architectuurschool, wat een centraal thema wordt in zijn eerste trilogie waarvan 55 de eerste performance is. In het Palais de la Dynastie staan vijf taperecorders opgesteld, waarrond het publiek zich bevindt. De solo vangt aan met een schijnbaar droge structuur van dansfrases en alledaagse bewegingen waarmee Mriziga de architectuur lijkt op te meten en de afmetingen van een grondplan lijkt uit te zetten. Hij zwaait zijn armen voor en achter zijn lichaam, hij wandelt, knipt met zijn vingers en doet ‘lunges’ waarbij hij telkens één been in een grote pas vooruit schuift en licht zijn knie plooit. Het is de inleiding van het tweede luik, waarin Mriziga systematisch het grondplan uittekent met papiertape: een complexe diagram-achtige figuur waarin de centrale twaalfpuntige cirkel uitdijt naar twee vierkanten, die ten opzichte van elkaar 45° geklikt zijn (afb. 1).
PLAATS EN RUIMTE
Het Palais de la Dynastie is op voorhand niet ‘weggewassen’ om 55 te accomoderen, zoals dat in de black box gebeurt. De verticale ramen blijven zichtbaar en de tegels niet verstopt onder een balletvloer. Kortom, ‘de wereld’ wordt niet buitengehouden. Of nog: Mriziga benadert het gebouw zoals hij het gevonden heeft (afb. 2). Deze benadering verweeft filosoof Michel De Certeaus noties van de stabiele ‘plaats’ en dynamische ‘ruimte’ uit The Practice of Everyday Life. Waar volgens De Certeau ‘plaats’ wacht op beweging om ‘ruimte’ te worden laat Mriziga de ruimtelijke kwaliteiten van de architecturale plaats immers toe in 55. De richting van de ramen, de tijd van het natuurlijk licht en het ritme van het tegelgrid kunnen invloed uitoefenen op de choreografie. Om de diagonalen van de grote vierkanten te tapen, bijvoorbeeld, markeert Mriziga de hoekpunten met lunges die schuin ten opzichte van het tegelgrid lopen. Door het grid niet te volgen, laat hij toe dat zijn grondplan verschoven wordt door de ruimte van de architectuur (afb. 3). Het is hier het lichaam dat plaatst en het gebouw dat ruimt.
Tegelijkertijd zijn Mrizigas bewegingen niet van een eenduidige ruimtelijke dynamiek. Vaak lijken ze eerder in het gebouw te plaatsen: hij ligt op de grond. Ook het grondplan weigert door de symmetrie een duidelijke richting aan te geven. Toch blijven ze gekenmerkt door beweging: Mriziga staat nooit écht stil, hij trekt met tape het grondplan wat zo het product is van zijn bewegingen. Architectuur en choreografie dragen beiden plaats en ruimte als mogelijkheid in zich en zijn zo in staat om tijdens de voorstelling een wederkerige relatie op te bouwen. De dynamiek van de één kan antwoorden op de stabiliteit van de ander.
MORSEN
Doordat Mriziga het grondplan tijdens de voorstelling tapet, is het onvermijdelijk dat de hoeken in de geometrie niet perfect op elkaar aansluiten en de lijnen voorbij de hoek lopen (afb. 3). Nadat hij alles getekend heeft, scheurt hij deze ‘resten’ af om ze te doen passen in de hoek, kuist het als het ware op, droogt het af. Het is deze handeling die zegt dat de choreografie morst in de architectuur. Want zoals rapper Brihang dicht in morsen: “morsen is pas morsen ajet afdroogt, ma morsen ist belangrijkste ooit.” Het blijkt een fundamentele kwaliteit van de geometrie aangezien gescheurde papiertape nooit een perfecte uitlijning kan creëren waardoor het grondplan niet van haar omgeving scheidt. 55 is niet van buitenaf willekeurig in de wereld geworpen, maar er intrinsiek mee verweven, erin gemorst. Het getuigt van een voorzichtige, verantwoordelijke omgang met de architectuur, het belangrijkste ooit. Opnieuw met Brihang: “morsen is nooit de bedoeling, anders zou het gieten zijn.” Morsen is nederig, gieten arrogant. Morsen suggereert, gieten beslist. Mriziga plaatst zich al morsend niet boven, maar radicaal in de architectuur. Zijn bewegingstaal is niet die van de ongebreidelde virtuoze danser, niet die van de mens als maat van alle dingen, maar staat ten dienste van zijn grondplan, de architectuur en de wereld waarmee het verweven is.
En dat is de schoonheid van 55: Mrizigas esthetische, formalistische omgang met choreografie en architectuur tonen een bredere maatschappelijke bezorgdheid. Door plaats en ruimte, lichaam en omgeving samen te brengen, voert hij een mensbeeld op dat om het Westers scheidingsdenken heen gaat. Doordat de mens radicaal in de wereld geplaatst is, weigert ze de idee van de Westerse Man die los van, of zelfs tegen, de wereld werkt. Het is immers die Man die, door zijn gietende arrogantie, als was hij gescheiden van de wereld, een ecologische crisis teweegbracht. Zijn beton houdt immers water uit de bodem, Zijn fabriek vervuilt de lucht. Mrizigas mens morst nederig daarentegen, verstijft niet, maar luistert en kan net daarom verantwoordelijk bewegen in confrontatie met catastrofe. En dat is de figuur die we vandaag nodig hebben. Mriziga danst in de architectuur en met de wereld. Of, zoals Gins en Arakawa het schrijven in Architectural Body:
“Environment-organism-person is all that is the case. Isolating persons from their architectural surrounds leads to a dualism no less pernicious than that of mind and body.”
Bachelard, Gaston. Poetics of space. Vertaald door Maria Jolas. Boston, Massachusetts: Beacon Press, 1994.
Brihang. “Morsen.” Op zolangmogelijk. CD. 2016.
Davidts, Wouter. Triple bond: essays on art, architecture and museums. Amsterdam: Valiz, 2017.
De Certeau, Michel. The practice of everyday life. Vertaald door Steven Rendall. Berkeley: University of California Press, 2000.
Derrida, Jacques. “Point de folie - maintenant l’architecture.” In: Rethinking architecture: a reader in cultural theory. Onder redactie van Neil Leach, 305-317. Londen: Routledge, 1997.
Gins, Madeline en Arakawa. Architectural body. Tuscaloosa: The University of Alabama Press, 2002.
Glissant, Edouard. Poetics of relation. Vertaald door Betsy Wing. Michigan: The University of Michigan Press, 1997.
Grau, Max. You’ll be alright sugar revisited. Online beschikbaar: https://vimeo.com/97220887. 2014.
Hollier, Denis. Against architecture: the writings of Georges Bataille. Vertaald door Betsy Wing. Massachusetts: MIT Press, 1993.
Ingold, Tim. Lines: a brief history. New-York: Routledge, 2007.
Kundera, Milan. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Vertaald door Jana Beranovà. Amsterdam: Ambo/Anthos uitgevers, 1998.
Manning, Erin. Always more than one. Individuation’s dance. V.S.: Duke University Press, 2013.
—. Relationscapes: Movement, art, philosophy. Cambridge: MIT Press, 2009.
Parr, Adrian, ed. The Deleuze dictionary: revised edition. Edinburgh: Edinburgh University Press, 2010.
Tschumi, Bernard. Architecture and disjunction. Cambridge: MIT Press, 1996.
VOORSTELLINGEN
55. Door Radouan Mriziga. Brussel: Palais de la Dynastie, 2015.
3600. Door Radouan Mriziga. Brussel: Kaaistudio’s, 2016.
7. Door Radouan Mriziga. Brussel: Kaaitheater, 2017.
0.KANAL. Door Radouan Mriziga. Brussel: KANAL, 2019.