De antieke Egyptenaren hadden een bijzondere relatie met dieren. Net zoals vele andere culturen beschouwden ze dieren als een belangrijke bron van voedsel en gebruikten ze hen bijvoorbeeld in transport en als trekdieren. De relatie tussen dieren en mensen had verder ook een religieus aspect. Sommige dieren en diersoorten werden namelijk aanzien als heilig en geassocieerd met bepaalde godheden. Dat is de kern van wat men de Egyptische dierenculten noemt.
De Egyptische dierenculten
De heilige dieren zijn onder te verdelen in twee groepen. Enerzijds waren er een aantal diersoorten die verering genoten voor hun associatie met de god, in het bijzonder katten (als heilige dieren van Bastet), honden (~ Anubis), ibissen en bavianen (~ Thoth), valken (~ Horus) en krokodillen (~ Sobek). Een groot deel van hen werd in tempelcontext gekweekt en waren hoogstwaarschijnlijk bestemd als votiefoffers voor de goden. Anderzijds waren er enkele belangrijke incarnatiedieren, zoals de Apis-, Buchis- en Mnevisstier, die gezien werden als enige aardse incarnatie van de god, respectievelijk Ptah, Montu en Ra. Die incarnatie-dieren werden geselecteerd op basis van uiterlijke markeringen of kleur en werden tijdens hun leven vereerd als god en na hun dood gemummificeerd en begraven zoals het een godheid betaamt.
Die goddelijke behandeling leidde ertoe de heilige dieren, zeker de incarnatie-dieren, als goden te beschouwen. De Egyptenaren zouden ervan uitgegaan zijn dat de goddelijke essentie in het dier binnengedrongen was met als gevolg dat het getransformeerd werd tot een godheid. Niet iedereen is het echter eens met die visie. Sommige auteurs, zoals Kessler, stellen dat de heilige dieren geen goden waren en dat er geen directe dierenverering of cultus voor het dier zelf was. Het is wel duidelijk dat de heilige dieren – indien geen goden – op zijn minst een soort hypostase van de god waren, een bemiddelaar tussen de godheid en zijn gelovigen. Dieren werden beschouwd als speciale wezens behorend tot deze wereld alsook tot andere rijken. Als zodanig hadden ze mogelijk toegang tot de goden die ook bewoners van een andere sfeer waren. De heilige dieren of hun representatie in beelden waren voor gelovigen dan een concretere vorm om als de god te gaan vereren. Het is echter interessant ons af te vragen in hoeverre het Egyptische volk betrokken was bij de verering van de heilige dieren.
Religieuze volksbetrokkenheid
Die connectie, tussen dieren(culten) en volk(sdevotie), is onderbelicht zowel in het onderzoek rond volksreligie en pelgrimage als in het onderzoek rond dierenculten. Naast korte verwijzingen en veronderstellingen over de rol van het volk verspreid over de literatuur, is het enige debat dat loopt in de drie bovengenoemde onderzoekssferen – en praktisch overal wordt aangehaald en geciteerd – de vraag of pelgrims al dan niet dierenmummies als offers schonken. In die optiek is Kessler een van de eersten (en enigen) die de betrokkenheid van het Egyptische volk in relatie tot de dierenculten tegenspreekt. Gelovigen kwamen volgens hem niet in contact met de mummies noch met de levende heilige dieren. Verder stelt Kessler dat er weinig persoonlijke uitingen van devotie van individuen tegenover de dieren(goden) zijn. Het gevolg is dat hij de dierencultus beperkt tot de tempelomgeving met priesters en andere cultusdienaars, en niet gelooft in een dierenverering door de gewone gelovige. Wat dan met de hulp die gezocht werd via orakelvragen, de talrijke votiefoffers en de terracottadierenbeeldjes in huizen?
In mijn onderzoek heb ik de connectie met het volk bestudeerd om na te gaan in welke mate ze bij de cultus van de heilige dieren betrokken waren. De centrale onderzoeksvraag is of er sprake was van volksdevotie in relatie tot de dierenculten in Grieks-Romeins Egypte (323 v.C. - 395 n.C.) en hoe zich dat uitte. Onder volksdevotie reken ik zowel de publieke als private religieuze uitingen binnen en buiten de tempelomgeving van de brede bevolking, met uitzondering van de priesters en cultusdienaars. Geografisch beperkt deze studie zich tot het oude Egypte met een focus op de dierenheiligdommen, in het bijzonder het goed gedocumenteerde Sakkara, de necropool van de stad Memphis. De volksbetrokkenheid in relatie tot de dierenculten is onderzocht aan de hand van een multidisciplinaire methodologie. Naast de in eerder onderzoek overmatig bestudeerde klassieke auteurs, geeft deze thesis ook uitgebreid aandacht aan papyrologisch, epigrafisch en archeologisch materiaal.
“Populaire” dierenculten
Het resultaat van dit onderzoek is een opwaardering van de rol van het volk. Diverse religieuze uitingen van volksdevotie, zowel binnen als buiten de tempelomgeving, tonen namelijk de betrokkenheid van het volk bij de cultus van de heilige dieren aan. Vele van die uitingen vonden plaats tijdens bezoeken aan dierenheiligdommen, die vermoedelijk vaak samenvielen met festivals ter ere van lokale dierengoden. Een belangrijke uiting van volksdevotie was de orakel- en incubatiepraktijk die gelovigen toestond om hulp en begeleiding te zoeken. Als uitdrukking van een verzoek of als dankbetuiging, bijvoorbeeld voor genezing, of gewoon als aandenken van hun bezoek, lieten gelovigen votiefoffers en dedicaties achter. Populaire geschenken die gelovigen aan de goden wijdden, al dan niet met een cultusdienaar als tussenpersoon, waren bijvoorbeeld bronzen dierenbeeldjes en dierenmummies.
Daarnaast vond de verering van dierengoden ook plaats buiten de onmiddellijke tempelomgeving. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in de diverse conflicten die zijn overgeleverd tussen inwoners van verschillende steden over de bescherming van hun heilige dieren, net als in de straffen voor het doden van een heilig dier waarbij het volk soms het heft in eigen handen nam. Bovendien wijzen de talrijke papyrologische attestaties van theofore namen, vooral die gerelateerd aan heilige dieren, op de wijdere verspreiding en populariteit van de dierenculten. Tot slot bleken de dierenculten eveneens aanwezig in de huiselijke sfeer. Daarvan getuigen vooral de terracottadierenbeeldjes die in grote aantallen in huizen en huisaltaren gevonden zijn en gebruikt werden in domestieke rituelen alsook een beschermingsfunctie voor het huishouden hadden.
AELIANUS, De Natura Animalium, Volume I: Boek X-XI, A. F. SCHOLFIELD vert. (Loeb Classical Library, 446), Cambridge, 1958.
ARTEMIDORUS, Oneirocritica, Boek 2, R.J. WHITE vert. (Noyes Classical Studies), Park Ridge, 1975.
AUGUSTINUS, Confessiones, Volume I: Boek 8, C. J.-B. HAMMOND vert. (Loeb Classical Library, 26), Cambridge, 2014.
CICERO, Tusculanae Disputationes, Boek 5, J.E. KING vert. (Loeb Classical Library, 141), Cambridge, 1927.
DIO CHRYSOSTOMUS, Oratio ad Alexandrinos, Redevoering XXXII, J.W. COHOON en H. LAMAR CROSBY vert. (Loeb Classical Library, 358), Cambridge, 1940.
DIODORUS SICULUS, Bibliotheca Historica, Volume I: Boek 1, C.H. OLDFATHER vert. (Loeb Classical Library, 279), Cambridge, 1933.
HERODOTUS, Historiae, Volume I: Boek 2, A.D. GODLEY vert. (Loeb Classical Library, 117), Cambridge, 1920.
JUVENALIS, Satirae XV, S.M. BRAUND red. en vert. (Loeb Classical Library, 91), Cambridge, 2004.
LUCIANUS, Deorum Concilium, M.D. MacLEOD vert. (Loeb Classical Library, 431), Cambridge, 1961.
PLINIUS, Naturalis Historia, Volume IV: Boek 8, H. RACKHAM vert. (Loeb Classical Library, 330), Cambridge, 1938.
PLUTARCHUS, Moralia, Volume V: De Iside et Osiride, F. C. BABBITT vert. (Loeb Classical Library, 306), Cambridge, 1936.
STRABO, Geographica, Volume VIII: Boek XVII, H.L. JONES vert. (Loeb Classical Library, 49), Cambridge, 1917.
TIBULLUS, Elegiae I, F.W. CORNISH e.a. vert. (Loeb Classical Library, 6), Cambridge, 1913.
XENOPHON OF EPHESUS, Ephesiaka, Boek 5, J. HENDERSON red. en vert. (Loeb Classical Library, 69), Cambridge, 2009.
BIFAO 106 (2006), 61 n° 10 (= TM 109003)
I. Fayoum I 98 (= TM 2495)
I. Fayoum III 200 (= TM 6405)
I. Fayoum III 201 (= TM 6407)
SEG LIX 2292 (= TM 106912)
SEG LXI 1535 (= TM 55659)
Short Texts I 74 (= TM 53354)
Short Texts III 2321 (= TM 109245)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 126 n° C54 (= TM 145129)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 212 n° F2 (/)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 245 n° H1 (= TM 145252)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 257 n° H9 (= TM 145260)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 277 n° K1 (= TM 52793)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 280 n° K2 (= TM 52789)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 282 n° K3 (= TM 56270)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 284 n° K4 (= TM 52790)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 285 n° K5 (= TM 52787)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 286 n° K6 (= TM 52792)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 288 n° K7 (= TM 51404)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 289 n° K8 (= TM 52791)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 291 n° K9 (= TM 52823)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 292 n° K10 (= TM 56268)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 293 n° K11 (= TM 56276)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 295 n° K12 (= TM 56277)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 297 n° K13 (= TM 56303)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 298 n° K14 (= TM 56274)
C. Pap. Gr. Clergé II 65 (= TM 20113)
Dem. Conf. X (2008), 284 (= TM 69687)
Dem. Conf. X (2008), 285 (= TM 69686)
Dem. Conf. X (2008), 287 (= TM 69692)
Dem. Conf. X (2008), 289 (= TM 46907)
Dem. Conf. X (2008), 294 (= TM 46836)
Dem. Conf. X (2008), 297 (= TM 113565)
FuB 14 (1972), 86-87 n° A (= TM 69678)
FuB 14 (1972), 87 n° B (= TM 69679)
FuB 14 (1972), 87-88 n° C (= TM 69680)
FuB 14 (1972), 88 n° D (= TM 69681)
FuB 14 (1972), 85 (= TM 69682)
FuB 14 (1972), 85 [2] (= TM 69683)
FuB 14 (1972), 85 [1] (= TM 69684)
KITAGAWA, The Tomb of the Dogs at Asyut, 153-154 n° 1 (= TM 818162)
O. Hor 1 (= TM 48969)
O. Hor 2 (= TM 48970)
O. Hor 3 (= TM 47824)
O. Hor 8 (= TM 48975)
O. Hor 12 (= TM 48979)
O. Hor 16 (= TM 48983)
O. Hor 17 (= TM 48984)
O. Hor 22 (= TM 48989)
O. Hor 23 (= TM 48990)
O. Hor 25 (= TM 48992)
O. Hor Texts A-E (= TM 44760, 44759, 44758, 44761, 44762)
O. Saqqara Dem. 31 (= TM 316368)
O. Saqqara Dem. 33 (= TM 316370)
O. Saqqara Dem. 34 (= TM 316371)
O. Saqqara Dem. 35 (= TM 316372)
O. Saqqara Dem. 36 (= TM 316373)
O. Saqqara Dem. 39 (= TM 316376)
O. Saqqara Dem. 40 (= TM 316377)
O. Saqqara Dem. 41 (= TM 316378)
O. Saqqara Dem. 46 (= TM 316383)
O. Saqqara Dem. 47 (= TM 316384)
O. Saqqara Dem. 52 (= TM 316389)
O. Saqqara Dem. 55 (= TM 316392)
O. Saqqara Dem. 56 (= TM 316393)
O. Saqqara Dem. 57 (= TM 316394)
O. Saqqara Dem. 58 (= TM 316395)
O. Saqqara Dem. 65 (= TM 316402)
O. Saqqara Dem. 70 (= TM 316407)
O. Saqqara Dem. 71 (= TM 316408)
O. Saqqara Dem. 74 (= TM 316411)
O. Saqqara Dem. 76 (= TM 316413)
O. Saqqara Dem. 87 (= TM 316424)
O. Saqqara Dem. 90 (= TM 316427)
O. Saqqara Dem. 97 (= TM 316434)
O. Saqqara Dem. 100 (= TM 316437)
P. Athen. 60 (= TM 77953)
P. Cair. Zen. I 59034 (= TM 694)
P. Corpus II 6 (= TM 48745)
P. DemBologna 3171 (= TM 44688)
P. DemBologna 3173 (= TM 44687)
P. Hibeh I 27 (= TM 65691)
P. Oxy. LIX. 3992 (= TM 27848)
P. Oxy. VI. 935 (= TM 31324)
P. Ryl. Dem. 11 (= TM 43777)
P. Strasb. Gr. II 91 (= TM 3918)
P. Tebt. I 33 (= TM 47594)
P. Tebt. I 44 (= TM 3680)
P. Tebt. III 963 (= TM 7990)
P. Tebt. III 1086 (= TM 8054)
Pap. Graec. Mag. I. 2 (= P. Berlin 5052)
Pap. Graec. Mag. I. 34 (/)
PSI VIII 901 (= TM 13801)
RAY, Texts from the Baboon and Falcon Galleries, 332 n° L27 (= TM 145303)
UPZ I 77 (= TM 3468)
UPZ I 122 (= TM 3514)
BOLTON, Bolton Museum and Art Gallery, A.34.1972: Hoofd van een valk, Sakkara. Uit: HASTINGS, The Sculpture from the Sacred Animal Necropolis at North Saqqara, n° 164.
BROOKLYN, The Brooklyn Museum, L65.2: “nodding or rocking” valk, Pre-dynastieke Periode. Uit: S.n., ‘The Nodding Falcon’, 69-87.
CAIRO, Museum of Egyptian Antiquities, 66143: Buste van Horus. Uit: RENBERG, Where Dreams May Come, 598-599.
CAIRO, Museum of Egyptian Antiquities, 85925: Stierenstandbeeld, Kom el-Wist, Ptolemaeïsch. Uit: RENBERG, Where Dreams May Come, 597.
CAIRO, Museum of Egyptian Antiquities, J.d’E. 91307 en 91112: Bavianenstandbeelden, Sakkara, Late Nieuwe Rijk – Late Periode. Uit: HASTINGS, The Sculpture from the Sacred Animal Necropolis at North Saqqara, n° 171, 172; SMITH, ‘The Saqqara Papyri. Oracle Questions, Pleas and Letters’, 369.
CAIRO, Museum of Egyptian Antiquities, J.d’E. 91318: (Processie)standbeeld liggende Apisstier, Sakkara, Late Periode of Ptolemaeïsch. Uit: HASTINGS, The Sculpture from the Sacred Animal Necropolis at North Saqqara, n° 186.
CAIRO, Museum of Egyptian Antiquities, JE 46918: Basis ‘genezend’ standbeeld, Dendera. Uit: WARDA, ‘Statue of Strategos Tryphon from Dendera’, 381.
CHICAGO, Oriental Institute of the University of Chicago, 10504: Valkenstandbeeld, Late Periode. Uit: RENBERG, Where Dreams May Come, 599.
NEW YORK, Metropolitan Museum of Art, Met.1971.51: Bavianenstandbeeld, Sakkara, Late Periode. Uit: HASTINGS, The Sculpture from the Sacred Animal Necropolis at North Saqqara, n° 174.
TG 5. Uit: KESSLER, Tuna el-Gebel II: die Paviankultkammer G-C-C-2, 118-119.
[1] Inscripties op ostraka zijn opgelijst onder ‘papyri en ostraka’.
[2] Naar de bronzen en de terracotta zijn niet afzonderlijk verwezen wegens de talrijke aantallen, zie daarvoor: WEISS, Ägyptische Tier- und Götterbronzen aus Unterägypten; BOUTANTIN, Terre cuites et culte domestique: bestiaire de l’Égypte gréco-romaine; Een mooie oplijsting van de anatomische donaria is gegeven door DAVIES, The Sacred Animal Necropolis at North Saqqara: The Mother of Apis and Baboon Catacombs, 91, 107-109.