Het boerkaverbod en het dragen van mondmaskers: een contradictio in terminis (?)

Kato
Van Espen

 

Men kon er niet naastkijken: op Paris Fashion Week maakten verschillende modeontwerpers een statement door hun modellen te laten paraderen met allerhande mondmaskerdesigns. Van een simpel ‘mondkapje’ tot een volledig gezichtsbedekkende sluier: allemaal passeerden ze de revue. Sinds de COVID-19 pandemie is het dragen van mondmaskers de regel geworden in plaats van de uitzondering. Maar is het dragen van dergelijke kledij – ook als fashionstatement – wel effectief toegelaten?

 

Ontstaansgeschiedenis van het wetgevend kader

Het is een eerder recent fenomeen in onze Europese contreien: het dragen van islamitische gezichtssluiers. Naast het feit dat het dragen van gezichtsbedekkende kledij het samenleven zou bemoeilijken, wordt geopperd dat de gendergelijkheid en veiligheid in het gedrang komen wanneer het gezicht bedekt wordt. Om die redenen besloten onder meer de Belgische, Franse en Nederlandse wetgever dat er moest worden opgetreden tegen deze praktijk. Enerzijds rijst de vraag of dit wetgevend optreden wel degelijk noodzakelijk was; anderzijds bestaat er een reële kans dat deze zogenaamde ‘boerkaverboden’ in strijd komen met enkele fundamentele mensenrechten zoals de godsdienstvrijheid en het recht op persoonlijke vrijheid. 

 

Bij de analyse van het wetgevend kader in deze landen springt meteen een duidelijke gemeenschappelijke deler in het oog: de assumptie dat (islamitisch) gelovige vrouwen er bijna nooit zelf voor kiezen dergelijke kledij te dragen. Deze aanname zorgt ervoor dat slachtoffer- en daderschap maar al te vaak samenvallen. Onderzoek toont bovendien aan dat de nationale wetgevers niet zo begaan waren met de legitimiteit van de beweegredenen waarmee zij deze verboden staven. Het Belgisch en Frans Grondwettelijk Hof zagen evenwel geen graten in de strafbaarstellingen.

 

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Mensenrechtencomité: partners in crime?

Het stond in de sterren geschreven dat deze verboden op een dag onderworpen zouden worden aan het kritisch toezicht van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Het Hof toonde zich bij zijn argumentatie strenger dan de Grondwettelijke Hoven, maar zag in geen enkel opzicht een schending van fundamentele mensenrechten. Eén en ander komt doordat het EHRM besloot dat een wijde appreciatiemarge zich opdrong, hetgeen betekent dat in hun ogen de Verdragsstaten beter geplaatst zijn om dergelijke maatregelen te beoordelen. Het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties kwam echter tot een ander oordeel. Zij was van mening dat het recht op godsdienstvrijheid en het discriminatieverbod geschonden waren. Hiertoe poneerde het Comité dat de Verdragsstaten helemaal geen appreciatiemarge toekomt.

 

Een lezing van de arresten van het EHRM en het Mensenrechtencomité maakt duidelijk dat beide instellingen de klachten voornamelijk onderzochten in het licht van de godsdienstvrijheid. De jurisprudentielijnen van beide instellingen spreken elkaar op dit punt flagrant tegen. Beide standpunten verzoenen blijkt geen sinecure te zijn. De kritieken van verschillende auteurs in acht genomen en een vergelijkende analyse van de jurisprudentielijnen leveren geen eenduidig antwoord op. Hoewel er geen blauwdruk kon gevonden worden dewelke een sluitende oplossing biedt, zou de gulden middenweg erin kunnen bestaan dat beide instellingen een nauwe(re) appreciatiemarge aan de dag leggen. Op deze manier worden – althans in theorie – contradictorische uitspraken tegengegaan en wordt de rechtszekerheid beter gevrijwaard. 

 

Voorgaande vaststellingen impliceren dat de vraag naar de noodzakelijkheid van de boerkaverboden enigszins onbeantwoord en obscuur blijft. Om deze reden werd teruggekoppeld naar het Belgisch niveau om de noodzakelijkheidstoets nader te onderzoeken. Teneinde deze te ontleden werd beroep gedaan op het “Taxatie-instrument ter bepaling van de strafwaardigheid van misdrijven”, ontwikkeld door de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid in 2017. Op basis van dit instrument kunnen geen doorslaggevende factoren gevonden worden die de strafwaardigheid van het boerkaverbod als dusdanig in stand houden. Met andere woorden komt het erop neer dat dergelijk verbod niet noodzakelijk is in onze samenleving. Op deze manier wordt – zowel op godsdienstig als persoonlijk vlak – de vrijheid van deze vrouwen beter gevrijwaard.

 

‘Onze rechtsstaat is schizofreen’

Voornoemd verbod bleef jarenlang uit de schijnwerpers, onder meer omwille van het feit dat de draagsters van islamitische gezichtsverhullende kledij enorm weinig in getale zijn. Niemand had ooit kunnen voorspellen dat ons land geconfronteerd zou worden met de gezondheidscrisis waarin het zich momenteel bevindt. 

 

De verscheidene maatregelen die genomen werden ter voorkoming van het verspreiden van het coronavirus COVID-19 – en in het bijzonder het dragen van mondmaskers – confronteren de rechtspraktijk met nieuwe vraagstukken. Zo gaat het verplicht dragen van een mondmasker momenteel lijnrecht in tegen de gepretendeerde ratio legis van het boerkaverbod, niettegenstaande de tijdelijke rechtvaardigingsgrond die werd voorzien in de volmachtenbesluiten. Hierbij is het belangrijk voor ogen te houden dat wanneer de volmachtenbesluiten op hun einde lopen, men de facto opnieuw strafbaar zal zijn. De wetgever schippert als het ware van het ene uiterste naar het andere: daar waar men tot voor kort van mening was dat we het gezicht niet móchten bedekken, moeten we dit heden ten dage net wel doen. Het moge duidelijk zijn dat ons rechtssysteem – nogmaals – botst op haar (strafrechtelijke) limieten waarbij wederom duidelijk wordt hoe onontbeerlijk kwalitatieve wetgeving is.

 

Naar een herziening van het boerkaverbod?

Morele overtuigingen of assumpties zouden ons niet langer mogen tegenhouden om het debat omtrent het boerkaverbod opnieuw te openen. De coronacrisis drukt ons land momenteel met de neus op de feiten. We kunnen niet langer rond het feit dat deze wet dringend aan herziening toe is. Hoewel de beweegredenen van de wetgevers legitiem werden bevonden door zowel de Grondwettelijke Hoven als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, moeten we kritisch durven kijken naar ons rechtssysteem en de functionaliteit ervan.

 

De coronacrisis heeft vele drama’s veroorzaakt op verscheidene vlakken. Ze biedt ons evenwel een inhoudelijk kantelmoment aan wat het zogenaamde boerkaverbod betreft. De hoop mag dan ook worden uitgedrukt dat de wetgever terugkeert naar de tekentafel.

 

Bibliografie

BIBLIOGRAFIE

  1. AGTEN, T., “Boerkaverbod doorstaat de toets van het Grondwettelijk Hof” (noot onder GwH 6 december 2012, nr. 145/2012), TvMR 2013, afl. 1, 15-16.
  2. BAUBÉROT, J., "Voile intégral et laïcité: la Mission d’information parlementaire sur le voile intégral" in KOUSSENS, D. en ROY, O., Quand la burqa passe à l’ouest. Enjeux éthiques, politiques et juridiques, Rennes, Presses Universitaires de Rennes, 2013, 67-77.
  3. BAUER, N., “Prohibition of the burka: tussle between the UN and the ECHR”, 23 oktober 2018, https://eclj.org/religious-freedom/un/interdiction-de-la-burqa--bras-de-fer-entre-lonu-et-la-cedh
  4. BAZELON, D.L., “The morality of the criminal law”, Southern California Law Review 1976, afl. 3, 385-405.
  5. BERGER, M., “Islam, Europa en de ‘joods-christelijke beschaving’”, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2017, afl. 8, 36-56.
  6. BERRY, S.E., “Religious Freedom and the European Court of Human Rights’ Two Margins of Appreciation”, Religion and Human Rights 2017, 198-209.
  7. BERRY, S.E., “A ‘good faith’ interpretation of the right to manifest religion? The diverging approaches of the European Court of Human Rights and the UN Human Rights Committee”, Legal studies 2017, afl. 4, 672-694.
  8. BONNET, B., “La Cour EDH et l’interdiction de dissimulation du visage dans l’espace public. Quand la marge nationale d’appréciation fait droit…”, La semaine juridique 2014, afl. 29, 1425-1428.
  9. BOONE, R., “Politieke programma’s over bestraffing zijn vaak tegenstrijdig en onuitvoerbaar”, De Juristenkrant 2020, afl. 401, 6-7.
  10. BOONE, R., “Mensen willen emanciperen via het strafrecht is principieel problematisch (Interview met J. VRIELINK)”, De Juristenkrant 2016, afl. 333, 12-13.
  11. BOSLY, H., VANDERMEERSCH, D. en BEERNAERT, M.A., Droit de la procédure pénale, Brussel, Die Keure, 2010, 1593p.
  12. BOSSET, P., “Mainstreaming Religious Diversity in a Secular and Egalitarian State: the Road(s) Not Taken in Leyla Sahin v Turkey” in BREMS, E. (ed.), Diversity and European Human Rights, Cambridge, Cambridge University Press, 2013, 192-217.
  13. BREMS, E., “Human Rights: Minimum and Maximum Perspectives”, Human Rights Law Review 2009, 349-372.
  14. BREMS, E., “SAS v. France: a reality check”, Nottingham Law Journal 2016, afl. 25, 58-72.
  15. BREMS, E., BRIBOSIA, E., VAN DROOGHENBROECK, S. en RORIVE, I., “Le port de signes religieux dans l’espace public: vérité à Strasbourg, erreur à Genève?”, Journal des Tribunaux 2012, afl. 6489, 602-603.
  16. BREMS, E. en LAVRYSEN, L., “Redding boerkaverbod leidt tot rare kronkels”, Recht, Religie en Samenleving 2013, afl. 1, 131-145.
  17. BREMS, E., JANSSENS, Y., LECOYER, K., OUALD CHAIB, S., VANDERSTEEN, V. en VRIELINK, J., “The Belgian ‘burqa ban’ confronted with insider realities” in BREMS, E. (ed.), The Experiences of Face Veil Wearers in Europe and the Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2014, 77-114.
  18. CHEBTI, M., “Het fundamentele recht van vrouwen op respect voor hun autonomie over lichaam en geest. Oost, West, nergens best?”, Nederlands Juristenblad 2014, afl. 41, 2926-2931.
  19. CHRENKOFF, A., “A burqa ban that only shows the weakness of the West”, 3 augustus 2019, https://www.spectator.com.au/2019/08/a-burqa-ban-that-only-shows-the-weakness-of-the-west/.
  20. CHRISTIANS, L-L., MINETTE, S. en WATTIER, S., “Le visage du sujet de droit: la burqa entre religion et sécurité”, JT 2013, 242-245.
  21. CLAES, L., “De sociale toestand van de beklaagde als (verplicht?) criterium bij het bepalen van een proportionele geldboete” (noot onder Cass. 12 december 2017), NC 2018, afl. 4, 395-406.
  22. CORNELIS, L., “Afsluitend essay” in CORNELIS, L., Openbare orde. Liber amicis, Antwerpen, Intersentia, 2019, 659-940.
  23. CUMPER, P. en LEWIS, T., “Empathy and Human Rights: The Case of Religious Dress”, Human Rights Law Review2018, afl. 18, 61-87.
  24. DAEMS, T., “Naar de kern van de straf?”, De Juristenkrant 2015, afl. 307, 11.
  25. DANIELS, C., noot onder EHRM 11 juli 2017, RW 2018-19, afl. 12, 479-480.
  26. DE GALEMBERT, C., “Forcer le droit à parler contre la burqa. Une judicial politics à la française?”, Revue française de science politique 2014, afl. 4, 647-668.
  27. DE HERDT, J. en ROZIE, J., “Correctionaliseerbaarheid en straftoemeting na de gedeeltelijke vernietiging van de Potpourri II-wet”, NC 2018, afl. 1, 18-28.
  28. DELGRANGE, X., “Quand la burqa passe à l’Ouest, la Belgique perd-elle le Nord?” in KOUSSENS, D. en ROY, O., Quand la burqa passe à l’Ouest. Enjeux éthiques, politiques et juridiques, Rennes, Presses Universitaires de Rennes, 2013, 197-236.
  29. DELGRANGE, X. en EL BERHOUMI, M., “Pour vivre ensemble, vivons dévisagés: le voile intégral sous le regard des juges constitutionnels belge et français”, RevTrimDrH 2014, nr. 99, 639-665.
  30. DE NAUW, A. en DERUYCK, F., Overzicht van het Belgisch algemeen strafrecht, Brugge, Die Keure, 2017, 221p.
  31. DERUYCK, F., “Over de correctionalisering van misdaden: pleidooi voor ‘intelligent design’” in DERUYCK, F., DE SWAEF, M., ROZIE, J., ROZIE, M., TRAEST, P. en VERSTRAETEN, R. (eds.), De wet voorbij. Liber Amicorum Luc Huybrechts, Antwerpen, Intersentia, 2010, 123-140.
  32. DE SMEDT, W., “De filosofie van de reductie van het strafrecht”, De Juristenkrant 2015, afl. 306, 13.
  33. DEVLIN, P., The enforcement of morals, Londen, Oxford University Press, 1970, 139p.
  34. DIENST VOOR HET STRAFRECHTELIJK BELEID m.m.v. DE CRAIM, C., DEFEVER, C., DELADRIÈRE, A., DEVEUX, E., PARRANDO RAMOS, R. en VAN DER LINDEN, H., Ontwikkeling van een taxatie-instrument ter bepaling van de strafwaardigheid van het gedrag omschreven in de inbreuk. Eindrapport ter attentie van de minister van Justitie, Brussel, Federale Overheidsdienst Justitie, 2017, 225p.
  35. DOUCET, J-P., Précis de droit pénal général, Faculté de droit de l’Université de Liège, 1976, 303p.
  36. DUBUISSON, F., “Les dangers de la loi “anti-burqa””, La libre 12 april 2011, https://www.lalibre.be/debats/opinions/les-dangers-de-la-loi-anti-burqa-51b8d133e4b0de6db9c0ce5c
  37. DUMOUCHEL, P., “Interdire la burqa? Vu d’ailleurs, vu de loin”, Revue Esprit 2010, afl. 368, 14-24.
  38. EDWARDS, S.S.M., “No burqas we’re French! The wide margin of appreciation and the ECtHR burqa ruling”, Denning Law Journal 2014, afl. 26, 246-260.
  39. FADIL, N., “Asserting state sovereignty: the face-veil ban in Belgium” in BREMS, E. (ed.), The Experiences of Face Veil Wearers in Europe and the Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2014, 251-262.
  40. FERRARI, A. en PASTORELLI, S., The Burqa Affair Across EuropeBetween Public and Private Space, Londen, Routledge, 2016, 268p.
  41. FINKE, J., “Warum das “Burka-Verbot” gegen die EMRK verstoßt”, NVwZ 2010, 1127-1131.
  42. FOBLETS, M-C., “Recht in de multiculturele samenleving: recht, religie en cultuur in een democratische rechtsstaat” in RUTTEN, S., RAMAKERS, E. en LENAERTS, M. (eds.), Recht in een multiculturele samenleving, Antwerpen, Intersentia, 2018, 1-41.
  43. FORNEROD, A., “The Burqa Affair in France” in FERRARI, A. en PASTORELLI, S., The Burqa Affair Across Europe. Between Public and Private Space, Londen, Routledge, 2016, 59-76.
  44. FRANSEN, H., “Strafwet” in X., Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2017, S180/01-S180/80.
  45. GEENS, K., “De sprong naar het recht voor morgen. Hercodificatie van de basiswetgeving”, 6 december 2016, https://www.koengeens.be/policy/hercodificatie
  46. GEENS, K., “Het justitieplan. Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid”, https://cdn.nimbu.io/s/1jn2gqe/assets/Plan_justitie_18maart_NL.pdf
  47. GERARDS, J., “Pluralism, Deference and the Margin of Appreciation Doctrine”, European Law Journal 2017, afl. 1, 80-120.
  48. GIACOPELLI, M., “Renforcer l’efficacité et le sens de la peine”, La semaine juridique 2019, afl. 386, 693-695.
  49. HAECK, Y. en BURBANO HERRERA, C., Procederen voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens,Antwerpen, Intersentia, 2011, 467p.
  50. HEIDER, J., “Unveiling the truth behind the French Burqa Ban: The Unwarranted Restriction of the Right to Freedom of Religion and the European Court of Human Rights”, Indiana International & Comparative Law Review 2012, afl. 1, 93- 130.
  51. HEINE, S., “Femme-objet, femme voilée ou femme émancipée?”, La Revue Nouvelle 2011, 78-83.
  52. HEYLEN, D. en VERREYT, I., Arbeidsrecht toegepast (zesde editie), Mortsel, Intersentia, 2018, 464p.
  53. HEYMANS, P., “Als u een mondmasker draagt op straat bent u in principe strafbaar”, 17 april 2020, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/04/17/mondmasker-wettelijk/
  54. HILL, M. en BARNES, K., “Limitations on Freedom of Religion and Belief in the Jurisprudence of the European Court of Human Rights” in TEMPERMAN, J., JEREMY GUNN, T. en EVANS, M. (eds.), The European Court of Human Rights and the Freedom of Religion or Belief. The 25 years since Kokkinakis, Leiden, Brill Nijhoff, 2019, 82-102.
  55. HUMAN RIGHTS WATCH, “Questions-réponses sur les restrictions relatives aux symbols religieux en Europe. Contribution au débat sur le rôle de l’État en matière de religion et de pratiques traditionnelles”, 21 december 2010,  

    https://www.hrw.org/fr/news/2010/12/21/questions-reponses-sur-les-restrictions-relatives-aux-symboles-religieux-en-europe
  56. HUNTER-HENIN, M., “Why the French don’t like the burqa: laïcité, national identity and religious freedom”, The International and Comparative Law Quarterly 2012, afl. 3, 613-639.
  57. HUYBRECHTS, L., “Plaats en rol van de strafrechter in de strafrechtsbedeling”, Panopticon 2001, 65-79.
  58. JAMAL, S., “Les rapports parfois conflictuels entre le Comité des droits de l'homme et la Cour européenne des droits de l'homme, à travers l'exemple de l'interdiction de la dissimulation du visage dans l'espace public”, Droit administratif2019, afl. 11, étude 15, 1-18.
  59. JUSIC, A., “Damned If It Doesn't and Damned If It Does: The European Court's Margin of Appreciation and the Mobilizations around Religious Symbols”, University of Pennsylvania Journal of International Law 2018, afl. 3, 561-614.
  60. KAY, M., “The French Burqa Ban: a Global Look at the Burqa Ban, Its Impact and Effects, and Whether a Growing Fear of Islam Could Lead America to Adopt French Policy”, Women’s Right Law Reporter 2012, afl. 33, 351-374.
  61. LACAZE, M., "La contravention de port d’une tenue destinée à dissimuler le visage dans l’espace public: incertitude des fondements juridiques, incohérence des catégories pénales”, Droit Pénal 2012, afl. 2, 7-13.
  62. LANGOUCHE, M. en LINERS, A., “Identiteitscontroles van personen met een boerka”, Het Politiejournaal 2011, 17-20.
  63. LAXER, E., “We are all republicans: Political Articulation and the Production of Nationhood in France’s Face Veil Debate”, Comparative studies in Society and History 2018, afl. 4, 938-967.
  64. LEANE, G.W.G., “Rights of Ethnic Minorities in Liberal Democracies: Has France Gone Too Far in Banning Muslim Women from Wearing the Burka?”, Human Rights Quarterly 2011, afl. 4, 1032-1061.
  65. LEMMENS, K., “Larvatus prodeo? Why concealing the Face can be Incompatible with a European Conception of Human rights”, E.L.Rev. 2014, afl. 1, 47-71.
  66. MALEFASON, S., “De GAS-Wet: op het kruispunt van bestuurlijk sanctierecht en strafrecht”, T.Strafr. 2015, afl. 6, 330-355.
  67. MARTENS, B., Les guerres puritaines, Parijs, l’Harmattan, 2011, 77p.
  68. MARTÍNEZ-TORRÓN, J., “Manifestations of Religion or Belief in the Case Law of the European Court of Human Rights” in TEMPERMAN, J., JEREMY GUNN, T. en EVANS, M. (eds.), The European Court of Human Rights and the Freedom of Religion or Belief. The 25 years since Kokkinakis, Leiden, Brill Nijhoff, 2019, 57-81.
  69. MAST, A., DUJARDIN, J., VAN DAMME, M. en VANDE LANOTTE, J., Overzicht van het Belgisch administratief recht, Mechelen, Kluwer, 2017, 1522p.
  70. MATHIEU, C., DE HERT, P. en GUTWIRTH, S., “Boerkaverbod verdient grondig debat”, De Juristenkrant 2010, afl. 213, 14.
  71. MCGOLDRICK, D., “A defence of the margin of appreciation and an argument for its application by the Human Rights Committee”, International and Comparative Law Quarterly 2016, afl. 1, 21-60.
  72. MCGOLDRICK, D., “Religious Rights and the Margin of Appreciation” in AGHA, P. (ed.), Human Rights between Law and Politics.  The Margin of Appreciation in Post-National Contexts, Oxford, Hart Publishing, 2017, 145-168.
  73. MCGOLDRICK, D., “Religious Symbols and State Regulation: Assessing the Strategic Role of the European Court of Human Rights” in TEMPERMAN, J., JEREMY GUNN, T. en EVANS, M. (eds.), The European Court of Human Rights and the Freedom of Religion or Belief. The 25 years since Kokkinakis, Leiden, Brill Nijhoff, 2019, 335-366.
  74. MECHOULAN, S., “The case against the face-veil: A European Perspective”, International Journal of Constitutional Law 2018, afl. 4, 1267-1292.
  75. MINNAERT, M., “Hervormingen in het strafproces anno 2016: inleidende bloemlezing van beleidsteksten”, NC 2016, afl. 1, 1-16.
  76. MOONEN, T., “De Koning en de vorming van de federale Regering. Evaluatie van de langste institutionele crisis ooit”, TBP 2013, afl. 4, 230-249.
  77. MOORS, A., “Face veiling in the Netherlands: public debates and women’s narratives” in BREMS, E. (ed.), The Experiences of Face Veil Wearers in Europe and the Law, Cambridge, Cambridge University Press, 2014, 19-41.
  78. NANWANI, S., “The Burqa Ban: an unreasonable limitation on religious freedom or a justifiable restriction?”, Emory International Law Review 2011, 1431-1476.
  79. NIGRO, R., “The Margin of Appreciation Doctrine and the Case Law of the European Court of Human Rights on the Islamitic Veil”, Human Rights Review 2010, 531-564.
  80. OUALD CHAIB, S., “Grote Kamer EHRM velt arrest over boerkaverbod”, TvMR 2014, afl. 3, 15-16.
  81. OUALD CHAIB, S., “Freedom of Religion in Public Schools: Strasbourg Court v. VN Human Rights Committee”, 14 februari 2013,    

    https://strasbourgobservers.com/2013/02/14/freedom-of-religion-in-public-schools-strasbourg-court-v-un-human-rights-committee/
  82. OUWERKERK, J.W., “Het EHRM over het Franse boerkaverbod: gepast terughouden of krampachtig vermijdend?”, DD 2015, afl. 7, 42-56.
  83. OVERBEEKE, A., “Godsdienstvrijheid en deradicalisering. Het forum internum is niet meer zo heilig”, NJW 2019, afl. 399, 230-239.
  84. PEI, S., “Unveiling inequality: Burqa Bans and Nondiscrimination Jurisprudence at the European Court of Human Rights”, The Yale Law Journal 2013, afl. 4, 1089-1102.
  85. RAGEP POWELL, L., “The constitutionality of France’s ban on the burqa in light of the European Convention’s Arslan v. Turkey decision on religious freedom”, Wisconsin International Law Journal 2013, afl. 1, 118-146.
  86. RAMAKERS, E., “Juridische ontwikkelingen met betrekking tot het dragen van een boerka: België, Nederland en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens” in RUTTEN, S., RAMAKERS, E. en LENAERTS, M. (eds.), Recht in een multiculturele samenleving, Antwerpen, Intersentia, 2018, 75-92.
  87. REESTMAN, J-H., “Sign of the times. Het boerkaverbod voor de Franse constitutionele rechter”, NJB 2011, afl. 3, 152-153.
  88. RIMANQUE, K., De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 444p.
  89. ROZIE, J. en VANDERMEERSCH, D., “Op zoek naar de optimale straf. De krachtlijnen m.b.t. de bestraffing van het (voorstel van) voorontwerp van nieuw Boek I van het Strafwetboek in kaart gebracht”, Panopticon 2017, afl. 4, 276-284.
  90. ROZIE, J., “De recidivewet van 5 mei 2019: de vergiftigde kers op de repressieve taart”, NC 2019, 291-302.
  91. ROZIE, J., “Genderneutraliteit in het strafrecht: utopie of realiteit?” in DEWULF, S. (ed.), La [CVDW]. Liber Amoricum Chris Van den Wyngaert, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2017, 389-424.
  92. ROZIE, J., “De zin van de korte gevangenisstraf in vraag gesteld”, RW 2017, afl. 9, 323-335.
  93. ROZIE, J., “Naar de vrijheidsstraf als ultimum remedium: een weg bezaaid met wolfijzers en schietgeweren”, NC2015, afl. 1, 1-14.
  94. ROZIE, J., VANDERMEERSCH, D. en DE HERDT, J. m.m.v. DEBAUCHE, M. en TAEYMANS, M., Naar een nieuw strafwetboek? Het voorstel van de commissie tot hervorming van het strafrecht, Brugge, Die Keure, 2019, 591p.
  95. SEBASTIAN, S., “Vivre ensemble und das Recht ein Außenseiter zu zein – Zur möglichen integrationspolitischen Bedeutung der Entscheidung des EGMR zum Verbot der Vollverschleierung”, ZAR 2017, 153-163.
  96. STEINBERG, R., “Zum rechtlichen Umgang mit den Salafismus in Deutschland”, NVwZ 2016, 1745-1753.
  97. TELLER, J. en ALBERS, C., À l’écoute du sentiment d’insécurité: rapport general sur le sentiment d’insécurité, Brussel, Koning Boudewijn Stichting, 2006, 228p.
  98. TIGROUDJA, H., “Ports de signes religieux, “discrimination croisée” et ingérence de l’État dans la liberté de manifester sa religion”, Rev.trim.dr.h. 2019, afl. 118, 477-504.
  99. TULKENS, F., “Freedom of religion under the European Convention of Human Rights: A Precious Asset”, Brigham Young University Law Review 2014, afl. 3, 509-530.
  100. VAN BIJSTERVELD, S., “Dissenting opinion in religiezaken voor het Europees Hof (I). De Grote Kamer”, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2015, 26-46.
  101. VAN DER SCHYFF, G. en OVERBEEKE, A., “Exercising religious freedom in the public space: a comparative and European Convention Analysis of General Burqa Bans”, European Constitutional Law Review 2011, afl. 7, 424-452.
  102. VAN DROOGHENBROECK, S., La proportionnalité dans le droit de la convention européenne des droits de l’homme. Prendre l’idée simple au sérieux, Brussel, Bruyant, 2001, 785p.
  103. VELAERS, J., De Grondwet – Een artikelsgewijze commentaar commentaar. Deel I – Het federale België, het grondgebied, de grondrechten, Brugge, Die Keure, 2019, 651p.
  104. VRIELINK, J., “De Grondwet aan het gezicht onttrokken. Het Grondwettelijk Hof en het ‘boerkaverbod’”, TBP2013, afl. 4, 250-260.
  105. VRIELINK, J., “Boerkabattle: Grondwettelijk Hof vs. Europees Hof”, De Juristenkrant 2014, afl. 295, 2.
  106. VRIELINK, J., OUALD CHAIB, S. en BREMS, E., “Boerkaverbod. Juridische aspecten van locale en algemene verboden op gezichtsverhulling in België”, NJW 2011, afl. 244, 398-414.
  107. VRIELINK, J., OUALD CHAIB, S. en BREMS, E., “Het ‘Boerkaverbod” in België”, NTM/NJCM-Bull 2011, afl. 6/7, 623-638.
  108. VROMAN, J., “De nieuwe GAS-Wet en het Grondwettelijk Hof: venit!, vidit!, vicit?” (Noot onder GwH 23 april 2015, nr. 44/2015), TJK 2015, afl. 3, 287-295.
  109. WADE, S.L., “Living Together or Living Apart from Religious Freedoms? The European Court of Human Right’s Concept of “Living Together” and Its Impact on Religious Freedom”, Case Western Reserve Journal of International Law2018, afl. 50, 411-435.
  110. WAHEDI, S., “Een boerkaverbod. Waar is dat op gebaseerd?”, Nederlands Juristenblad 2012, afl. 23, 1572-1576.
  111. WITTEVEEN, W., “Montesquieu en het boerkaverbod”, Nederlands Juristenblad 2010, afl. 18, 1165-1172.
  112. ZAMANI ASHNI, F. en GERBER, P., “Burqa: Human Right or Human Wrong?”, Alternative Law Journal (Gaunt) 2014, afl. 39, 231-234.
Download scriptie (1.47 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. Dr. Joëlle Rozie