Het (online) recht van antwoord als balsem voor de wonde

Ann-Sofie
De Hulsters

“Politicus betrapt op illegale lockdownparty”

Stel dat u op een rustige zondagmorgen door de startpagina van Facebook scrolt. U schiet meteen wakker door een opvallend nieuwsbericht: “Politicus betrapt op illegale lockdownparty”. U vormt meteen al een eigen mening, maar is deze mening gebaseerd op correcte informatie? Het imago van de betrokken politicus zal hoogstwaarschijnlijk een deuk krijgen. Hoe kunnen betrokken personen hun eer en goede naam zuiveren in zulke situaties?

Nieuwsbericht

Het recht van antwoord als antwoord

Het recht van antwoord biedt een antwoord op deze vraag. “Het recht van antwoord? Nog nooit van gehoord”, denkt u bij uzelf. Toch niet onbelangrijk in onze hedendaagse communicatiemaatschappij! Het internet vormt immers een belangrijke bron van informatie. Het is mogelijk dat bepaalde berichtgeving iemands eer en goede naam aantast, omdat deze foutieve of onvolledige informatie bevat. Het recht van antwoord biedt dan een mogelijkheid voor de betrokken persoon om te reageren tegen deze berichtgeving. Via dit recht kan hij namelijk zijn stem laten horen en zijn versie van de feiten weergeven.

Kloof tussen realiteit en wetgeving

Maar… Wanneer onze betrokken politicus het recht van antwoord wil uitoefenen, stoot hij op een probleem. Zowel voor de drukpers, als voor de audiovisuele media is dit recht wettelijk omkaderd. Echter bestaat er tot op vandaag geen omkadering voor een online recht van antwoord. Dit ondanks de krachtige groei van nieuwe digitale communicatietechnieken. Ons recht loopt dus achter op de realiteit. Door deze wettelijke lacune ontstaan talloze vragen. Kunnen burgers genieten van dit recht in een online context? Onder welke voorwaarden kan men dit recht uitoefenen? Burgers en rechtscolleges kampen bijgevolg met rechtsonzekerheid. Zij weten namelijk niet of en onder welke voorwaarden een online recht van antwoord kan worden uitgeoefend. Bovendien zorgt de afwezigheid van een wettelijk kader voor een afname van het vertrouwen in de journalistiek en de pers.

Kloof

To the rescue!

In deze masterscriptie wordt een uitvoerig onderzoek gedaan naar het recht van antwoord in de 2 1ste eeuw. Het doel is om de rechtsonzekerheid weg te nemen en het vertrouwen in de journalistiek weer te herstellen. De vraag hoe een wettelijk kader voor het recht van antwoord er kan uitzien vanuit mensenrechtelijk perspectief en rekening houdend met de digitale ontwikkelingen, staat centraal. Stapsgewijs wordt een antwoord geboden op dit vraagstuk. Uiteindelijk komt zo een eigen aanbeveling voor een wetgevend kader voor het online recht van antwoord tot stand.

Het recht van antwoord?

Het definiëren en omkaderen van het juridisch begrip “het recht van antwoord” is een eerste belangrijke stap in het onderzoek. Dit recht biedt een mogelijkheid voor de betrokken persoon om zijn stem te laten horen. Het vormt met andere woorden een beschermingsmiddel voor de burger wiens eer en goede naam is geschaad door foutieve of onvolledige berichtgeving. Daarbij moeten burgers ook van dit recht kunnen genieten in een online context. Dit vloeit immers voort uit de technologieneutrale interpretatie van de vrijheid van meningsuiting.

De huidige wetgeving onder de loep

Vervolgens is het van belang de bestaande wetgeving over het recht van antwoord voor de drukpers en de audiovisuele media weer te geven. Voor de drukpers vormt de Antwoordrechtwet van 1961 de wettelijke grondslag. De regels voor de audiovisuele media staan neergeschreven in het Vlaams Mediadecreet van 2009. Beide wetgevingen bevatten voorwaarden voor de uitoefening van het recht van antwoord. Daarbij is het interessant om te analyseren hoe rechtscolleges en rechtsgeleerden deze bepalingen interpreteren. Sommige rechters interpreteren de bestaande wetgeving namelijk op een ruime manier en passen deze ook toe op de online media. Toch is dit niet eenvoudig. Verscheidene voorschriften zijn namelijk mediumspecifiek en moeilijk toepasbaar in een online context. Bovendien verschillen de regels voor de drukpers en de audiovisuele media op bepaalde punten van elkaar. Een verantwoording hiervoor is echter niet steeds aanwezig.

onder de loep

Al snel wordt duidelijk dat de huidige wetgeving onvoldoende bescherming biedt in een online context. Wel beschikt de betrokken persoon over een andere mogelijkheid om zijn goede naam te herstellen. Hij kan immers naar de Raad voor de Journalistiek stappen. Dit is een onafhankelijke instantie die optreedt in het kader van de journalistieke beroepsethiek. Burgers kunnen via een klacht bij de Raad wederwoord of rechtzetting van berichtgeving bekomen. Niettemin kan de Raad geen sancties opleggen. Om het online recht van antwoord werkelijk af te dwingen voor de rechtscolleges blijft een wettelijke verankering essentieel. Op die manier worden de rechten van de burgers namelijk versterkt.

Voorstellen en aanbevelingen

Ondanks dat een wettelijk kader voor het online recht van antwoord tot op vandaag onbestaande is, werden er verscheidene voorstellen en aanbevelingen gedaan. Dit zowel op internationaal en Europees niveau als op nationaal niveau. Uit de internationale en Europese aanbevelingen vloeit voort dat een wettelijk kader voor het online recht van antwoord noodzakelijk is. De wetgever moet bij de totstandkoming rekening te houden met de specifieke kenmerken van de online media. Ook in België werden al heel wat voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen op nationaal niveau werden getoetst aan de hogere rechtsnormen op internationaal en Europees niveau. Zo is uiteindelijk een eigen aanbeveling voor een wetgevend kader aangaande een online recht van antwoord ontstaan.

Het online recht van antwoord wettelijk omkaderd

Bij de totstandkoming van de eigen aanbeveling staan verschillende uitgangspunten centraal. Rechtszekerheid en een adequate bescherming vormen belangrijke elementen. De regels voor een online recht van antwoord moeten een duidelijke houvast bieden voor burgers. Niettemin mogen de wettelijke vereisten de effectieve toegang en uitoefening van het recht niet bemoeilijken. Ook de bijzondere kenmerken van de online media zijn van belang. Informatie kan via het internet namelijk snel en universeel worden verspreid. Tot slot wordt een evolutieve interpretatie van de wetgeving aanbevolen. De online communicatietechnieken zijn immers continu in ontwikkeling.

toekomst

Voorlopig is onze politicus dus afhankelijk van de huidige onvolkomen wetgeving. Het is onzeker hoelang hij nog zal moeten wachten op de juiste balsem voor zijn wonde, namelijk een wettelijk kader voor het online recht van antwoord.

Bibliografie

WETGEVING

1. INTERNATIONAAL

2. NATIONAAL: BELGIË

  • Artikel 12, 15, 19, 22, 23 en 25 van de gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994, BS 17 februari 1994, 4054.
  • Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804, BS 3 september 1807.
  • Artikel 85, 372, 383, 383bis, 443-452, 458 en 460ter van het Strafwetboek van 8 juni 1867, BS 9 juni 1867, 3133.
  • Artikel 731 e.v., 1035, 1036, 1038, 1039 en 1041 van het Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967, BS 31 oktober 1967, 11360.
  • Wet betreffende het recht tot antwoord van 23 juni 1961, BS 8 juli 1961, 5573.
  • Artikel 4, 6° van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, BS 15 augustis 1980, 9434.
  • Wet betreffende het wegnemen en transplanteren van organen van 13 juni 1986, BS 14 februari 1987, 2129.
  • Wet betreffende de rechten van de patiënt van 22 augustus 2002, BS 26 september 2002, 43719.
  • Artikel 13 van het Decreet op de drukpers van 20 juli 1831, BS 22 juli 1831, 888888.
  • Decreet houdende wijziging van sommige bepalingen van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995, wat de invoering betreft van het recht op informatie via radio en televisie en houdende instelling van een recht van antwoord en een recht van mededeling ten aanzien van radio en televisie van 18 juli 2003, BS 3 september 2003, 43049.
  • Decreet betreffende radio-omroep en televisie van 27 maart 2009, BS 30 april 2009, 34470.
  • Besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2005, BS 8 april 2005, erratum BS 24 november 2005, 14653.
  • Parl.St. Kamer 1952-53, 706.
  • Parl.St. Senaat 1959-60, nr. 121.
  • Parl.St. Senaat 1975-76, nr. 876/1.
  • Parl.St. Senaat 1975-76, nr. 876/2.
  • Parl.St. Vl. Parl. 1999, stuk 52, nr. 1.
  • Wetsvoorstel betreffende het recht van antwoord en het recht van informatie, Parl.St. Kamer 1999-2000, nr. 2-234/1.
  • Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord, Parl.St. Senaat BZ 2009-2010, nr. 4-1347/1.
  • Informatieverslag betreffende het recht van antwoord op het internet, Parl.St. Senaat 2018-19, nr. 6-465.

3. NATIONAAL: FRANKRIJK

  • La loi du 9 juin 1819.
  • La loi du 28 juillet 1832.

 

RECHTSPRAAK

1. INTERNATIONAAL

A. Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)

  • EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, Handyside/VK.
  • EHRM 26 april 1979, nr. 6538/74, Sunday Times/UK.
  • EHRM 8 juli 1986, nr. 9815/82, Lingens/Austria.
  • EHRM 20 november 1989, nr. 10572/83, Markt Intern Verlag GmbH and Klaus Beermann/Germany.
  • EHRM 28 maart 1990, Groppera Radio AG and Others/Switzerland.
  • EHRM 23 mei 1991, nr. 11662/85, Oberschlick/Austria.
  • EHRM 26 november 1991, nr. 13585/88, Observer and Huardian/UK.
  • EHRM 24 september 1992, nr. 10533/83,  Herczegfalvy/Austria.
  • EHRM 29 oktober 1992, nr. 14235/88, Open Door and Dublin Well Woman/Ireland.
  • EHRM 23 september 1994, nr. 14890/89, Jersild/Denmark.
  • EHRM 24 februari 1994, nr. 15450/89, Casado Coca/Spain.
  • EHRM 23 juni 1994, nr. 15088/89, Jacubowski/Germany.
  • EHRM 23 september 1994, nr. 15890/89, Jersild/Denmark.
  • EHRM 30 september 1994, nr. 13470/87, Otto-Preminger-Institut/Austria.
  • EHRM 26 april 1995, nr. 15974/90, Prager en Oberschlick/Oostenrijk.
  • EHRM 27 maart 1996, nr. 17488/90, Goodwin/UK.
  • EHRM 24 februari 1997, nr. 19983/92, De Haes and Gijsels/Belgium.
  • EHRM 29 september 1997, nr. 22714/93, Worm/Austria.
  • EHRM 23 september 1998, nr. 24662/94, Lehideux and Isorni/France.
  • EHRM 20 april 1999, nr. 41448/98, H.-J. Witzsch/Germany.
  • EHRM 20 mei 1999, nr. 21980/93, Stensaas/Norway.
  • EHRM 16 maart 2000, nr. 23144/93, Özgür Gündem/Turkije.
  • EHRM 2 mei 2000, nr. 26132/95, Bergens Tidende and Others/Norway.
  • EHRM 15 juni 2000, nr. 25723/94, Erdogdu/Turkey.
  • EHRM 18 juli 2000, nr. 26680/95, Sener/turkey.
  • EHRM 28 september 2000, Lopes Gomes Da Silva/Portugal.
  • EHRM 28 juni 2001, nr. 32772/02, VGT Verein gegen Tierfabriken/Switzerland.
  • EHRM 12 juli 2001, nr. 29032/95, Feldek/Slovakia.
  • EHRM 17 juli 2001, nr. 39288/98, Ekin/France.
  • EHRM 29 maart 2001, nr. 38432/97, Thoma/Luxemburg.
  • EHRM 26 februari 2002, nr. 28525/95, Unabhãngige Initiative Informationsvielfalt/Austria.
  • EHRM 26 februari 2002, nr. 29271/95, Dichand and Others/Austria.
  • EHRM 5 mei 2002, nr. 46311/99, MC Vicar/UK.
  • EHRM 25 juni 2002, nr. 51279/99, Colombani and Others/France.
  • EHRM 6 mei 2003, nr. 48898/99, Perna/Italië.
  • EHRM 27 mei 2003, nr. 43425/98, Skalka/Poland.
  • EHRM 19 juni 2003, nr. 49017/99, Pedersen and Baadsgaard/Denmark.
  • EHRM 15 juli 2003, nr. 33400/96, Ernst and Others/Belgium.
  • EHRM 11 december 2003, nr. 39084/97, Yankov/Bulgarije.
  • EHRM 27 mei 2004, nr. 57829/00, Vides Aizsardsības Klubs/Letland.
  • EHRM 15 februari 2005, nr. 68416/01,  Steel en Morris/VK.
  • EHRM 5 juli 2005, nr. 28743/03, Melnychuk/Ukraïne.
  • EHRM 15 november 2007, nr. 12556/03, Pfeifer/Oostenrijk.
  • EHRM 3 april 2012, nr. 43206/07, Kaperzynski/Poland.
  • EHRM 25 juni 2013, nr. 48135/06, Youth Initiative for Human Rights/Servië.
  • EHRM 16 juli 2013, nr. 33846/07, Węgrzynowski & Smolczewski/Poland.
  • EHRM 17 april 2014, nr. 20981/10, Mladina d.d. Ljubljana/Slovenië.
  • EHRM 17 april 2014, nr. 41123/10, Dzhugashvili/Rusland.

B. Europese Commissie

  • Eur.Comm.R.v.M., 4 juli 1979, nr. 8456/78, Digest, 3, 417.

2. NATIONAAL: BELGIË

  • Arbitragehof 28 mei 1991, RW 1991-92, nr. 14/91, 497.
  • Cass. 2 oktober 1863, Pas. 1863, I, 420.
  • Cass. 3 november 1880, Pas. 1881, I, 7.
  • Cass. 21 mei 1928, Pas. 1928, I, 165.
  • Cass. 10 mei 1965, Pas. 1965, I, 965.
  • Cass. 4 april 1966, Pas. 1966, I, 1011.
  • Cass. 8 november 1937, Pas. 1937, I, 330.
  • Cass. 10 januari 1972, Arr.Cass. 1972, I, 456.
  • Cass. 14 oktober 1974, RW 1974-75, 1761.
  • Cass. 17 april 1981, RW 1981-82, 1627-1630.
  • Cass. 18 januari 1983, Arr.Cass. 1982-83, 669.
  • Cass. 6 november 1984, Arr.Cass. 1984-85, 339.
  • Cass. 8 december 1986, RW 1965-66.
  • Cass. 9 juni 1995, Arr.Cass. 1975, 1073.
  • Cass. 17 mei 1997, Arr.Cass. 1977, 957.
  • Cass. 29 oktober 1998, RCJB 2001, 270.
  • Cass. 5 oktober 1999, Arr.Cass. 1999, 1220.
  • Brussel 29 maart 1849, Pas. 1850, II, 46.
  • Gent 31 juli 1872, BJ 1872, 1189.
  • Gent 29 november 1875, BJ 1876, 190.
  • Brussel 16 november 1878, Pas. 1878, II, 33.
  • Brussel 4 augustus 1880, Pas. 1880, II, 286.
  • Bruxelles 10 avril 1883, JT 1883, 269.
  • Gent 7 april 1884, Pas. 1884, II, 322.
  • Brussel 12 augustus 1884, Pas. 1884, II, 333.
  • Brussel 14 december 1886, Pas. 1887, II, 286.
  • Charleroi 28 fév. 1908, P.P. 1909, 98.
  • Brussel 23 november 1908, JT 1908, 1464.
  • Bruxelles 28 nov. 1908, P.P. 1909, 106.
  • Brussel 27 september 1938, Rev. Comm. 1939, 11
  • Brussel 19 mei 1965, JT 1965, 601-603.
  • Brussel 14 juni 1966, Pas. 1967, II, 106.
  • Brussel 11 juni 1971, JT 1972, 104.
  • Brussel 13 december 1976, RW 1976-77, 1963.
  • Brussel 26 februari 1979, RW 1979-80, 114.
  • Brussel 14 juni 1979, JT 1979, 87.
  • Brussel 15 oktober 1980, JT 1982, 10.
  • Antwerpen 6 november 1980, RW 1981-82, 1085.
  • Antwerpen 17 december 1981, RW 1982-83, 451.
  • Brussel 9 juni 1983, Ing. Cons. 1983, 113.
  • Antwerpen 3 oktober 1991, RW 1991-92, 615.
  • Brussel 30 april 1992, RDP 1992, 920.
  • Gent 3 maart 1995, RW 1996-97, 541.
  • Gent 14 maart 1995, AM 1996, 159.
  • Brussel 30 mei 1996, AM 1997, 79.
  • Antwerpen 20 mei 1999, AM 2000, 85.
  • Luik 6 oktober 1999, AM 2000/1-2, 94.
  • Brussel 27 juni 2000, AM 2001, 142.
  • Brussel 18 maart 2001, AM 2001, 404.
  • Brussel 29 oktober 2002, RW 2004-2005, 1467.
  • Anwerpen 19 december 2003, onuitg.
  • Brussel 10 maart 2004, RW 2005-06, nr. 25, 984.
  • Antwerpen 21 juni 2004, NJW 2005, 410.
  • Antwerpen 25 juni 2007, AM 2008/2, 139.
  • Brussel 30 oktober 2009, AM 2010/5-6, 571.
  • Corr. Verviers 21 mei 1875, Pas. 1876, III, 122.
  • Corr. Luik 12 juli 1908, Pas. 1908, III, 285.
  • Corr. Brussel 1 april 1922, JT 1922, 335.
  • Corr. Brussel 31 december 1930, JT 1931, 46.
  • Corr. Namen 2 september 1970, JT 1970, 653.
  • Corr. Brussel 24 augustus 1979, JT 1982, 62.
  • Corr. Antwerpen 10 juli 1980,  RW 1981-82, 1089.
  • Corr. Brussel 20 april 1993, T.Vreemd. 1994, 101.
  • Corr. Brussel 27 februari 1996, AM 1996, 336.
  • Corr. Brussel 24 juni 1996, onuitg.
  • Corr. Antwerpen 26 maart 2002, onuitg.
  • Corr. Brussel 14 juli 2003, onuitg.
  • Corr. Brussel 14 november 2007, JT 2008, 198.
  • Corr. Gent 21 december 2010, AM 2011/2, 259.
  • Rb. Verviers 17 februari 1881, Pas. 1881, II, 251.
  • Rb. Brussel 23 juli 1907, RDP 1907, 749.
  • Rb. Antwerpen 17 juni 1955, RW 1955-56, 846-851.
  • Rb. Brussel 17 april 1962, JT 1963, 43.
  • Burg. Brussel 8 april 1963, JT 1963, 403
  • Rb. Brussel 17 maart 1965, JT 1965, 349.
  • Burg. Brussel 19 mei 1965, JT 1965, 601-603.
  • Rb. Luik 20 maart 1980, JT 1980, 437.
  • Rb. Brussel 14 juni 1979, JT 1980, 87.
  • Rb. Brussel 17 maart 1982, JT 1983, 154.
  • Rb. Brussel 17 maart 1983, JT 1982, 154.
  • Rb. Luik 4 juni 1986, JT 1987, 737.
  • Rb. Luik (KG) 19 december 1989, JLMB 1990, 414.
  • Rb. Luik (KG) 20 november 1990, JLMB 1992, 1254.
  • Rb. Brussel 29 december 1990, JLMB 1991, 673.
  • Rb. Brussel 7 april 1992, JLMB 1992, 1245.
  • Rb. Brussel 30 december 1992, P&B 1993, 162.
  • Rb. Brussel 22 november 1994, RGAR 1995, 12451.
  • Rb. Brussel (KG) 8 december 1995, onuitg.
  • Rb. Brussel (KG) 14 februari 1996, AM 1996, 337.
  • Rb. Brussel 1 maart 1996, onuitg.
  • Rb. Brussel 25 juni 1997, AM 1997, 420.
  • Rb. Brussel 10 september 1997, JLMB 1999, 893.
  • Rb. Brussel 12 februari 1998, AM 1999, 93. 
  • Rb. Brussel (KG) 29 april 1998, AM 1998/4, 375.
  • Rb. Brussel 5 mei 1998, AM 1999, 152.
  • Rb. Brussel 23 juni 1998, JT 1999, 196.
  • Rb. Brussel (KG) 3 februari 2000, AM 2000/3, 336.
  • Rb. Brussel 12 september 2000, AM 2002, 172.
  • Rb. Brussel 4 mei 2001, JLMB 2004, 803.
  • Rb. Brussel 2 december 2001, AM 2002, 191.
  • Rb. Brussel 7 mei 2002, AM 2002.
  • Rb. Charleroi 10 juni 2004, AM 2005, 85.
  • Rb. Brussel 9 december 2008, AM 2009/4, 453-455.
  • Rb. Brussel (KG) 19 oktober 2009, AM 2010/5-6, 569.
  • Rb. Brussel 30 oktober 2009, AM 2010/5-6, 571-574.
  • Rb. Brussel (14de k.) 13 april 2010, AM 2010/5-6, 579-583.
  • Rb. Antwerpen (KG) 24 november 2010, AM 2010/3, 299.
  • Vred. Dendermonde 19 september 1995, RW 1996-97, 62.
  • Vlaamse Geschillenraad Radio en Televisie 2 mei 2001, Juristenkrant 2001, afl. 32, 6.
  • Raad voor de Journalistiek 11 maart 2004, NJW 2004, 742.
  • Raad voor de Journalistiek 9 september 2004, NJW 2004, 1286.
  • Raad voor de Journalistiek 8 september 2016, G.V. en BVBA V.R./HLN.be, www.rvdj.be/sites/default/files/pdf/1606.%20Beslissing.pdf.
  • Raad voor de Journalistiek 12 september 2019, Geraerts/Croughs, www.rvdj.be/sites/default/files/pdf/1923%20Beslissing.pdf.

RECHTSLEER

1. BOEKEN

A. Boekwerken België

  • BREWAEYS, E., Recht van antwoord in APR, Mechelen, Wolters Kluwer, 2005, 112 p.
  • CASTERMANS, M., Gerechtelijk privaatrecht. Algemene beginselen, bevoegdheid en burgerlijke rechtspleging, Eekhout, Academia Press, 2004, 528 p.
  • DECLERCK, C. en SENAEVE, P., Compendium van het personen- en familierecht, Leuven, Acco, 2017, 713 p.
  • HOEBEKE, S. en MOUFFE, B., Le droit de la presse, Limal, Anthemis, 2012, 910 p.
  • LEMMENS, K., La presse et la protection juridique de l’individu, Brussel, Larcier, 2003, 603 p.
  • PLATEL, M., Het recht van antwoord in de communicatiemedia, Brussel, Elsevier-Sequoia, 1971, 94 p.
  • SWENNEN, F., Het personen- en familierecht, Intersentia, Mortsel, 2019, 586 p.
  • TEN HOOVE, S., Grenzen in de journalistiek – Raad voor de journalistiek tussen 1987 en 2003, Amsterdam, Otto Cramwinckel Uitgever, 2003, 213 p.
  • VANDE LANOTTE, J. en HAECK, Y., Handboek EVRM, Antwerpen, Intersentia, 2005, 949 p. 
  • VAN HAVER, J., Correcte rechtstaal: kleine gids voor goed taalgebruik in recht en bestuur, Brussel, Swinnen, 1987, 179 p.
  • VELAERS, J., De beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, Antwerpen, Maklu, 1991, 907 p. 
  • VOORHOOF, D. en ASSCHER, L., Communicatiegrondrechten – Een onderzoek naar de constitutionele bescherming van het recht op vrije meningsuiting en het communicatiegeheim in de informatiesamenleving, Amsterdam, Otto Cramwinckel Uitgever, 2002, 268 p.
  • VOORHOOF, D. en VALCKE, P., Handboek mediarecht, Brussel, Larcier, 2014, 686 p.

B. Boekwerken Verenigd Koninkrijk

  • FAWCETT, J.E.S., The application of the European Convention on Human Rights, Oxford, Clarendon Press, 1987, 444 p.
  • SMITH, G., Internet Law and Regulation, London, Sweet & Maxwell, 2007, 780 p.

2. BIJDRAGEN IN BOEKEN

A. Bijdragen in boeken België

  • BERKMOES, H., “Het recht van antwoord” in X, Postal memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2006, 12-35.
  • DELBROUCK, I., “Aanranding van de eer of de goede naam van personen” in X, Postal Memorialis – Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, 2012, A15/6-A15/53.
  • LIEVENS, E., VALCKE, P. en STEVENS, D., “Vrijheid van meningsuiting in DE CORTE, R. (ed.), Praktijkboek recht en internet, Brugge, Vanden Broele, 2005, 76 p.
  • VAN LAETHEM, M., “Wettelijke onbekwaamheid van veroordeelden” in X, Strafrecht en strafvordering. Artikelgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, april 2007, 193-240.
  • VOETS, F., “Journalistiek ethiek en alternatieve geschillenbeslechting: de raad voor de journalistiek” in S. LUST, P. LUYPAERS, C. BAEKELAND, P. DELTOUR, D. STEVENS, F. VOETS en K. WAUTERS (eds.), Recht en media in een democratische rechtsstaat. Wie bewaakt de waakhond?, Brugge, die Keure, 2010, 67-80.
  • VOORHOOF, D., “Artikel 10. Vrijheid van meningsuiting” in VANDE LANOTTE, J. en HAECK, Y. (eds.), Handboek EVRM, II, Antwerpen, Intersentia, 2004, 837-1050.
  • VOORHOOF, D., “De beslissingen van de Raad geanalyseerd”, in F. VOETS en D. VOORHOOF (eds.), Vijf jaar Raad. Een balans, Brussel, Raad voor de Journalistiek, 2007, 7-41.
  • VOORHOOF, D. “Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid” in VANDE LANOTTE, J., GOEDERTIER, G., HAECK, Y., GOOSSENS, J. en DE PELSMAEKER, T. (eds.), Belgisch Publiek Recht, Brugge, die Keure, 2015, 577–613.

B. Bijdragen in boeken Duitsland

  • GOLSONG, H., “L’harmonisation du droit de réponse en Europe”, in  M. LOFFLER, H. GOLSONG en G. FRANK (eds.), Das Gegendarstellungsrecht in Europa, Munchen, Beck, 1979, 5 p.
  • PARTSCH, K.H., “Die Rechte und Freiheiten der Europäiischen Menschenrechtskonvention”, in BETTERMAN, NEUMAN en NIPPERDEY, Die Grundrechte, Berlijn, Duncker Humblot, 1966, Bd. I, 1, 233-492.

C. Bijdragen in boeken VS

  • O’ FATHAIGH, R. en VOORHOOF, D., “The European Court of Human Rights, Media Freedom and Democracy” in M. PRICE, S. VERHULST en L. MORGAN (eds.), Routledge Handbook of Media Law, New York, Routledge, 2013, 107-124.

3. TIJDSCHRIFTEN

A. Tijdschriften België

  • BAETEMAN, G., GERLO, J., GULDIX, E., WYLLEMAN, A., DE SAEDELEER, V. en JACOBS, K., “Overzicht van rechtspreek – Personen- en familierecht 1988-1994”, TPR 1994, nr. 54, 2073-2362.
  • BREWAEYS, E., noot onder Voorz. Rb. Brussel 22 oktober 2009, NJW 2010, nr. 218, 204.
  • BREWAEYS, E., noot onder Cass. 27 april 2007, NJW 2007, 897.
  • CALEWAERT, W., “Het recht tot antwoord”, RW 1961-62, 241-262.
  • CORNIL, M., “Droit de réponse et journale parlé”, RGAR 1939, 3133.
  • DE HERT, P. en SAELENS, R., “Recht op afbeelding”, TPR 2009, 867-917.
  • DOCQUIR, P.F., “Controle des contenus sur Internet et liberté d’expression au sens de la Convention européenne des droits de l’homme”, CDPK 2002, 173-193.
  • DOCQUIR, P.F., “Le droit de réponse 2.0 ou la tentation d’un droit subjectif d’accès à la tribune médiatique”, 2007, Rev.dr.ULB 2007, 289-313.
  • FREDERICQ, J., “Le droit de réponse en matière scientifique, artistique et litéraire”, JT 1958, 1.
  • GELDERS, M. en VANDEPLAS, A., “Overzicht van rechtspraak inzake recht van wederwoord in de periodieke geschriften”, RW 2000-01, 1268-1274.
  • JACQUEMIN, H., MONTERO, E. en DE CORBION, P., “Le droit de réponse dans les médias”, Revue du Droit des Technologies de l’Information 2007/27, 31-66.
  • J.E., noot onder Corr. Brussel 24 augustus 1979, RW 1981-82, 126.
  • JONGEN, F., “Encore plus de réponses?”, JLMB 2001, 862.
  • JONGEN, F., noot onder Rb. Luik 19 december 1989, JLMB 1990, 414.
  • KOHL, A., “The international aspects of freedom of expression in radio and television”, Rev. Dr. H. 1975, 136.
  • LANCKSWEERDT, E., “Bemiddeling. Waarom zouden juristen er (meer) voor opteren?”, NJW 2016, afl. 341, 314-328.
  • LEROY, G., “La jurisprudence du droit de réponse dans les écrits périodiques depuis 1961”, JT 1980, 433-435.
  • LEROY, G., noot onder Rb. Luik 4 juni 1986, JT 1987, 538.
  • TROUET, C., noot onder Cass. 14 december 2001, TBBR 2002, 328.
  • VANDEPLAS, A., “Betreffende de strafrechtelijke verantwoordelijke uitgever”, RW 1983-84, 504
  • VANDEPLAS, A., “Betreffende het recht van antwoord”, RW 1983-84, 1342.
  • VANDEPLAS, A., noot onder Brussel 26 februari 1979, RW 1979-80, 1140.
  • VANDEPLAS, A., noot onder Cass. 29 oktober 1998, RW 2000-01, 91.
  • VANDEPLAS, A., noot onder Corr. Brussel 24 juni 1985, RW 1985-86, 2906-2908.
  • VANDEPLAS, A., noot onder Gent 29 juni 1990, RW 1990-91, 545.
  • VANDEPLAS, A., “Over het recht van wederwoord”, RW 1979-80, 1143.
  • VAN ISACKER, F., noot onder Corr. Brussel 24 augustus 1979, JT 1980, 439.
  • VAN NESTE, F., “Het zelfbeschikkingsrecht – een kritische studie”, RW 1991-92, 689-699.
  • VOORHOOF, D., “De rechtsbescherming in geval van misbruik van de persvrijheid: overzicht van de rechtspraak (tweede deel)”, DCCR 1993, 294-313.
  • VOORHOOF, D., “De vrijheid van expressie en informatie en de rechtspraak van de ECRM en het EHRM betreffende artikel 10 EVRM (1958-1994)”, Mediaforum 1994, 117-119.
  • VOORHOOF, D., “Geen recht van antwoord voor radiologen”, Juristenkrant 2002, afl. 53, 4.
  • VOORHOOF, D., “Het recht tot antwoord en het vermelden van derden in de antwoordtekst”, DCCR 1994-95, 476.
  • VOORHOOF, D., “Knack veroordeeld voor weigering van recht van antwoord”, Juristenkrant 2011, nr. 226, 2.
  • VOORHOOF, D., noot onder Corr. Gent 24 april 1995, DCCR 1994-95, 166.
  • VOORHOOF, D., noot onder Rb. Brussel 14 december 1993, AJT 1994-95, 70.
  • VOORHOOF, D., “Uitgever Persgroep veroordeeld voor weigering publicatie antwoordtekst”, Juristenkrant 2004, nr. 87, 1 en 8.

B. Tijdschriften Verenigd Koninkrijk

  • MALINVERI, G., “Freedom of information in the European convention on human rights and in the international covenant on civil and political rights”, H.R.L.J. 1983, 443-460.

C. Tijdschriften VS

  • SMETS, S., “Freedom of Expression and the Right to Reputation: Human Rights in Conflict”, American University International Law Review 2010, 183-236.
  • WARREN, S.D. en BRANDEIS, L.D., “The right to privacy”, Harvard L.Rev. 1890, 193-220.

VARIA

A. WEBSITES

B. JAARVERSLAGEN RAAD VOOR JOURNALISTIEK

C. ANDERE

Download scriptie (1.17 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Hasselt
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. dr. Tim Wuyts