“Politicus betrapt op illegale lockdownparty”
Stel dat u op een rustige zondagmorgen door de startpagina van Facebook scrolt. U schiet meteen wakker door een opvallend nieuwsbericht: “Politicus betrapt op illegale lockdownparty”. U vormt meteen al een eigen mening, maar is deze mening gebaseerd op correcte informatie? Het imago van de betrokken politicus zal hoogstwaarschijnlijk een deuk krijgen. Hoe kunnen betrokken personen hun eer en goede naam zuiveren in zulke situaties?
Het recht van antwoord als antwoord
Het recht van antwoord biedt een antwoord op deze vraag. “Het recht van antwoord? Nog nooit van gehoord”, denkt u bij uzelf. Toch niet onbelangrijk in onze hedendaagse communicatiemaatschappij! Het internet vormt immers een belangrijke bron van informatie. Het is mogelijk dat bepaalde berichtgeving iemands eer en goede naam aantast, omdat deze foutieve of onvolledige informatie bevat. Het recht van antwoord biedt dan een mogelijkheid voor de betrokken persoon om te reageren tegen deze berichtgeving. Via dit recht kan hij namelijk zijn stem laten horen en zijn versie van de feiten weergeven.
Kloof tussen realiteit en wetgeving
Maar… Wanneer onze betrokken politicus het recht van antwoord wil uitoefenen, stoot hij op een probleem. Zowel voor de drukpers, als voor de audiovisuele media is dit recht wettelijk omkaderd. Echter bestaat er tot op vandaag geen omkadering voor een online recht van antwoord. Dit ondanks de krachtige groei van nieuwe digitale communicatietechnieken. Ons recht loopt dus achter op de realiteit. Door deze wettelijke lacune ontstaan talloze vragen. Kunnen burgers genieten van dit recht in een online context? Onder welke voorwaarden kan men dit recht uitoefenen? Burgers en rechtscolleges kampen bijgevolg met rechtsonzekerheid. Zij weten namelijk niet of en onder welke voorwaarden een online recht van antwoord kan worden uitgeoefend. Bovendien zorgt de afwezigheid van een wettelijk kader voor een afname van het vertrouwen in de journalistiek en de pers.
To the rescue!
In deze masterscriptie wordt een uitvoerig onderzoek gedaan naar het recht van antwoord in de 2 1ste eeuw. Het doel is om de rechtsonzekerheid weg te nemen en het vertrouwen in de journalistiek weer te herstellen. De vraag hoe een wettelijk kader voor het recht van antwoord er kan uitzien vanuit mensenrechtelijk perspectief en rekening houdend met de digitale ontwikkelingen, staat centraal. Stapsgewijs wordt een antwoord geboden op dit vraagstuk. Uiteindelijk komt zo een eigen aanbeveling voor een wetgevend kader voor het online recht van antwoord tot stand.
Het recht van antwoord?
Het definiëren en omkaderen van het juridisch begrip “het recht van antwoord” is een eerste belangrijke stap in het onderzoek. Dit recht biedt een mogelijkheid voor de betrokken persoon om zijn stem te laten horen. Het vormt met andere woorden een beschermingsmiddel voor de burger wiens eer en goede naam is geschaad door foutieve of onvolledige berichtgeving. Daarbij moeten burgers ook van dit recht kunnen genieten in een online context. Dit vloeit immers voort uit de technologieneutrale interpretatie van de vrijheid van meningsuiting.
De huidige wetgeving onder de loep
Vervolgens is het van belang de bestaande wetgeving over het recht van antwoord voor de drukpers en de audiovisuele media weer te geven. Voor de drukpers vormt de Antwoordrechtwet van 1961 de wettelijke grondslag. De regels voor de audiovisuele media staan neergeschreven in het Vlaams Mediadecreet van 2009. Beide wetgevingen bevatten voorwaarden voor de uitoefening van het recht van antwoord. Daarbij is het interessant om te analyseren hoe rechtscolleges en rechtsgeleerden deze bepalingen interpreteren. Sommige rechters interpreteren de bestaande wetgeving namelijk op een ruime manier en passen deze ook toe op de online media. Toch is dit niet eenvoudig. Verscheidene voorschriften zijn namelijk mediumspecifiek en moeilijk toepasbaar in een online context. Bovendien verschillen de regels voor de drukpers en de audiovisuele media op bepaalde punten van elkaar. Een verantwoording hiervoor is echter niet steeds aanwezig.
Al snel wordt duidelijk dat de huidige wetgeving onvoldoende bescherming biedt in een online context. Wel beschikt de betrokken persoon over een andere mogelijkheid om zijn goede naam te herstellen. Hij kan immers naar de Raad voor de Journalistiek stappen. Dit is een onafhankelijke instantie die optreedt in het kader van de journalistieke beroepsethiek. Burgers kunnen via een klacht bij de Raad wederwoord of rechtzetting van berichtgeving bekomen. Niettemin kan de Raad geen sancties opleggen. Om het online recht van antwoord werkelijk af te dwingen voor de rechtscolleges blijft een wettelijke verankering essentieel. Op die manier worden de rechten van de burgers namelijk versterkt.
Voorstellen en aanbevelingen
Ondanks dat een wettelijk kader voor het online recht van antwoord tot op vandaag onbestaande is, werden er verscheidene voorstellen en aanbevelingen gedaan. Dit zowel op internationaal en Europees niveau als op nationaal niveau. Uit de internationale en Europese aanbevelingen vloeit voort dat een wettelijk kader voor het online recht van antwoord noodzakelijk is. De wetgever moet bij de totstandkoming rekening te houden met de specifieke kenmerken van de online media. Ook in België werden al heel wat voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen op nationaal niveau werden getoetst aan de hogere rechtsnormen op internationaal en Europees niveau. Zo is uiteindelijk een eigen aanbeveling voor een wetgevend kader aangaande een online recht van antwoord ontstaan.
Het online recht van antwoord wettelijk omkaderd
Bij de totstandkoming van de eigen aanbeveling staan verschillende uitgangspunten centraal. Rechtszekerheid en een adequate bescherming vormen belangrijke elementen. De regels voor een online recht van antwoord moeten een duidelijke houvast bieden voor burgers. Niettemin mogen de wettelijke vereisten de effectieve toegang en uitoefening van het recht niet bemoeilijken. Ook de bijzondere kenmerken van de online media zijn van belang. Informatie kan via het internet namelijk snel en universeel worden verspreid. Tot slot wordt een evolutieve interpretatie van de wetgeving aanbevolen. De online communicatietechnieken zijn immers continu in ontwikkeling.
Voorlopig is onze politicus dus afhankelijk van de huidige onvolkomen wetgeving. Het is onzeker hoelang hij nog zal moeten wachten op de juiste balsem voor zijn wonde, namelijk een wettelijk kader voor het online recht van antwoord.
WETGEVING
1. INTERNATIONAAL
2. NATIONAAL: BELGIË
3. NATIONAAL: FRANKRIJK
RECHTSPRAAK
1. INTERNATIONAAL
A. Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
B. Europese Commissie
2. NATIONAAL: BELGIË
RECHTSLEER
1. BOEKEN
A. Boekwerken België
B. Boekwerken Verenigd Koninkrijk
2. BIJDRAGEN IN BOEKEN
A. Bijdragen in boeken België
B. Bijdragen in boeken Duitsland
C. Bijdragen in boeken VS
3. TIJDSCHRIFTEN
A. Tijdschriften België
B. Tijdschriften Verenigd Koninkrijk
C. Tijdschriften VS
VARIA
A. WEBSITES
B. JAARVERSLAGEN RAAD VOOR JOURNALISTIEK
C. ANDERE