Alles is goed, behalve wat beter is.

Yde
Keunen

Wat is goede (pop)muziek? Iedereen heeft er een mening over. Jij toch ook? Dat is niet anders voor muzikanten die toch de specialisten zijn in hun veld. Het zal je niet verbazen dat muzikanten niet zomaar geassocieerd willen worden met bepaalde muziek. Of ze dat willen, hangt natuurlijk af van welke muziek het is. Sommige muzikanten vinden de popmuziek van ABBA het beste wat er is, terwijl de popmuziek van Milk Inc. gerust direct de vuilbak in mag.

Iedereen kent popmuziek en is er al dan niet bewust mee bezig. Ook zijn er onderzoeken die popmuziek in kaart brengen, maar toch is nauwelijks onderzocht hoe de muzikanten zelf oordelen over popmuziek. Deze scriptie deed het wel en kwam erachter dat Gentse muzikanten alles goed lijken te vinden maar als puntje bij paaltje komt, goed toch niet goed genoeg is.

Popmuziek tussen twee kampen

Wat goede muziek is heb je zeker al besproken tussen de soep en de patatten, tijdens concerten of op café. Vraag het aan tien cafébezoekers in tien verschillende cafés en je krijgt tien verschillende meningen. Dat is puur subjectief. Maar wat zit achter die oordelen en uitspraken? De bekende cultuursocioloog Pierre Bourdieu zegt dat de meningen over kunst en cultuur samenhangen met de plaats die iemand inneemt in de maatschappij.

Zo zag hij dat er een groot verschil is tussen de visies van mensen die in kunst een economisch nut zien en zij die artistieke ambities hebben. Hij deelde de culturele wereld met andere woorden in twee groepen in: het groot- en het kleinschalige circuit. Het probleem is dat die opdeling in twee kampen voor popmuziek niet helemaal opgaat. Wat popmuziek zo interessant maakt is dat het zich tussen beide bevindt. Geld én kwaliteit spelen een rol en dat blijkt uit de oordelen die de ronde doen over popmuziek. Zeer vaak gaat het over een strijd tussen voorstanders van artistiek verantwoorde popmuziek en mensen die dat maar bijkomstig vinden.

Kunstenaars behoren doorgaans niet tot de voorstanders van commerciële cultuur, maar als ze popmuziek maken, merk je dat ze toch oog hebben voor de niet-artistieke kant. Dat bleek uit de manier waarop de Gentse muzikanten over muziek spraken. 

Om beoordelingsschema’s bij muzikanten te achterhalen werden er interviews afgenomen van Gentse muzikanten uit verschillende muzikale milieus. In deze gesprekken beschreven ze wat ze van popmuziek en verschillende artiesten vonden. Concreet werd gekeken hoe muzikanten popmuziek waarnemen en of ze een muziekproduct positief of negatief waarderen. De uitspraken die regelmatig terugkeren, zeggen iets over de manier waarop deze groep van muzikanten muziek classificeert. En dus ook over de hiërarchie die in hun visie op muziek naar voren komt.

Goede van slechte muziek onderscheiden via drie classificatieschema’s

We kunnen zeggen dat er drie grote classificatieschema’s bestaan. Als eerste heb je oordelen die we onder de noemer ‘esthetische dispositie’ (schoonheid) plaatsen. Dit slaat op uitspraken die focussen op de uitvoering en de compositie van een muziekstuk. Hier speelt vakkennis (instrumentbeheersing, geslaagde productie, harmonie, etc.) een hoofdrol. Ook worden oordelen over creativiteit, originaliteit en vernieuwing gebruikt om muziek als ‘goed’ te omschrijven. Zo zeggen de ondervraagde muzikanten dat Radiohead door hun originaliteit een trapje hoger staan dan Oasis. Helmut Lotti omschrijven ze dan weer als onorigineel omdat hij muziek van vroeger imiteert.

Een tweede soort oordelen, hier artistieke disposities’ genoemd, concentreren zich op de inhoud en op de al dan niet authentieke gevoelsexpressie die de artiest overbrengt. Het gaat over een stem of instrumentatie die iemand kan ‘raken’. Zo drukt de sound van Pink Floyd voor sommige muzikanten genoeg pijn uit via zwellende synthgeluiden en gitaarsolo’s. Maar deze classificatie kan ook negatief gebruikt worden zoals bijvoorbeeld het stemgeluid van Bob Dylan dat enkelen geneuzel noemen, of wanneer iemand zegt geen voeling te hebben met de muziek van Dua Lipa of Angèle.

Als laatste kan men oog hebben voor de context rond het muziekstuk en dus gaat het om ‘extrinsieke oordelen’. Hier gaat het om de ontspannende of emotionele effecten die muziek in bepaalde situaties kan hebben zoals de meezingbaarheid of de dansbaarheid. Zo zeggen sommige van de ondervraagde muzikanten dat ze in een feestcontext de muziek van ABBA of die van Milk Inc. wel eens kunnen appreciëren. Maar in sommige gevallen associëren ze de melodieën van Bazart of Milow dan weer met een oorworm en vinden ze het vervelend dat die al te lang blijven hangen. Tot deze categorie behoren ook de oordelen die zich baseren op het economische succes van artiesten. Zo zegt een Gentse muzikant over One Direction dat het uiterlijk vertoon en de marketingstrategieën de overhand nemen op de muziek: “nu eigenlijk basically een schone kop, Coca-Cola erboven om het te kunnen verkopen en muziek is bijzaak”.

Popmuziek is een ernstige zaak

Ook al zeggen de meeste muzikanten niet direct dat iets ‘slechte’ muziek is, toch is er sprake van een hiërarchie in hun denken en oordelen over popmuziek. Sommige muziek blijken ze alleen maar te tolereren omdat ze nu eenmaal alle muziek hun plaats onder de zon willen gunnen. Maar als ze reageren op de kwaliteit ervan blijken ze het toch een stuk lager in te schatten dan de muziek waarvan ze echt houden. Vandaar dat je hun meest opvallende houding zou kunnen omschrijven met de slogan ‘alles is goed, behalve wat beter is’.

Door de unieke positie van popmuziek in de bredere muziekwereld blijft het verschil tussen kunst en commercie een gevoelige scheidingslijn, en dat beseffen muzikanten zelf ook. Maar wat muzikanten nog belangrijker vinden is dat popmuziek ernstig wordt genomen. Daardoor zijn ze geneigd om de vakkennis, de creativiteit en de authenticiteit van kwalitatief hoogstaande popmuziek extra te benadrukken. En dat is precies wat het onderzoek over de smaakoordelen van Gentse muzikanten ook wil doen: popmuziek een plaats geven als volwaardige muziekvorm en aantonen dat het toenemende professionalisme ertoe leidt dat ze hun plaats verdienen in de bredere wereld van de kunsten.

Bibliografie

Absillis, K. (2009). Voorbij het aperitief. Een overzicht van het wetenschappelijk onderzoek naar uitgeverijen in Nederland en Vlaanderen. In S. Bru & A. Masschelein (Reds.), Tijding en tendens (Vol. 1, pp. 91–115). Amsterdam, Nederland: Cahier voor Literatuurwetenschap.

Becker, H. S. (1982). Art Worlds. Berkeley, USA: University of California Press.

Bourdieu, P. (1983). The field of cultural production, or: The economic world reversed. Poetics, 12(4–5), 311–356. https://doi.org/10.1016/0304-422x(83)90012-8

Bourdieu, P. (1984). Distinction. Cambridge, Massachusetts, USA: Harvard University Press.

Bourdieu, P. (1989). Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip. (D. Pels, Red.). Houten, Netherlands: Bohn Stafleu van Loghum.

Bourdieu, P. (1992). Les Règles de l’art. Genèse et structure du champ littéraire. Paris, France: Seuil.

Frith, S. (2017). Taking Popular Music Seriously. Abingdon, Verenigd Koninkrijk: Taylor & Francis.

Frith, S. (2019). Remembrance of Things Past: Marxism and the Study of Popular Music. Twentieth-Century Music, 16(1), 141–155. https://doi.org/10.1017/s1478572219000136

Frith, S., & Horne, H. (1987). Art Into Pop. Londen, Verenigd Koninkrijk: Methuen.

Gielen, P. (2005). Art and Social Value Regimes. Current Sociology, 53(5), 789–806. https://doi.org/10.1177/0011392105055020

Heinich, N. (2014). Le paradigme de l’art contemporain. Paris, France: Gallimard.

Keunen, G. (2013). Alternatieve mainstream: over selectiemechanismen in het popmuziekcircuit. Leuven, België: LannooCampus.

Keunen, G. (2015). Een eeuw popmuziek (1ste ed.). Tielt, Belgium: Lannoo.

Keunen, G., & Laermans, R. (2013). “Het artistieke blijft het belangrijkste”: rockesthetica en individuele selecties binnen de Vlaamse alternatieve mainstream. Tijdschrift voor Sociologie, 34(4), 390–413. Geraadpleegd van https://limo.libis.be/primo-explore/fulldisplay?docid=LIRIAS1872600&con…

Laermans, R. (1982). Bourdieu voor beginners.

Laermans, R. (2012). De waarden van kunst. In I. Glorieux, J. Siongers, & W. Smits (Reds.), Mark Elchardus. Cultuursociologie buiten de lijnen (pp. 327–345). Tielt, België: Lannoo Campus.

Lamont, M. (2012). Toward a Comparative Sociology of Valuation and Evaluation. Annual Review of Sociology, 38(1), 201–221. https://doi.org/10.1146/annurev-soc-070308-120022

Lena, J. C., & Peterson, R. A. (2008). Classification as Culture: Types and Trajectories of Music Genres. American Sociological Review, 73(5), 697–718. https://doi.org/10.1177/000312240807300501

Mortelmans, D. (2018). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven, België: Acco.

Peters, J., & Roose, H. (2020). From starving artist to entrepreneur. Justificatory pluralism in visual artists’ grant proposals. The British Journal of Sociology, 71(5), 952–969. https://doi.org/10.1111/1468-4446.12787

Peterson, R. A. (2005). In Search of Authenticity*. Journal of Management Studies, 42(5), 1083–1098. https://doi.org/10.1111/j.1467-6486.2005.00533.x

Prior, N. (2013). Bourdieu and the Sociology of Music Consumption: A Critical Assessment of Recent Developments. Sociology Compass7(3), 181–193. https://doi.org/10.1111/soc4.12020

Provenzano, F. (z.d.). Doxa. Geraadpleegd op 8 mei 2020, van http://ressources-socius.info/index.php/lexique/21-lexique/57-doxa?fbcl…

Roose, H., & Meuleman, B. (2017). Methodologie van de sociale wetenschappen. Een inleiding (3de ed.). Gent, België: Academia Press.

Sapiro, G. (2018). Field theory from a transnational perspective. In T. Medvetz & J. J. Sallaz (Reds.), The Oxford Handbook of Pierre Bourdieu (pp. 161–182). Oxford, Verenigd Koninkrijk: Oxford University Press.

Steinmetz, G. (2006). Bourdieu’s Disavowal of Lacan: Psychoanalytic Theory and the Concepts of “Habitus” and “Symbolic Capital”. Constellations, Volume 13(4), 445–464. Geraadpleegd van https://www.researchgate.net/profile/George_Steinmetz/publication/22802…’s_Disavowal_of_Lacan_Psychoanalytic_Theory_and_the_Concepts_of_Habitus_and_Symbolic_Capital/links/5abe5d5f0f7e9bfc045999b6/Bourdieus-Disavowal-of-Lacan-Psychoanalytic-Theory-and-the-Concepts-of-Habitus-and-Symbolic-Capital.pdf

Van Eijck, K. (2011). Vertical lifestyle differentiation: Resources, boundaries and the changing manifestations of social inequality. Kölner Zeitschrift für Soziologie und Sozialpsychologie, Sonderheft(51), 247–268.

Van Venrooij, A., & Schmutz, V. (2013). De categorische imperatief in de populaire muziek. Sociologie, 9(1), 73–96. https://doi.org/10.5117/soc2013.1.venr

Von Appen, R., & Doehring, A. (2006). Nevermind The Beatles, here’s Exile 61 and Nico: ‘The top 100 records of all time’ – a canon of pop and rock albums from a sociological and an aesthetic perspective. Popular Music, 25(1), 21–39. https://doi.org/10.1017/s0261143005000693

Warde, A. (2005). Consumption and Theories of Practice. Journal of Consumer Culture, 5(2), 131–153. https://doi.org/10.1177/1469540505053090

Willekens, M. (2015). Kapitaaldragers en leveranciers. Vier studies over mannen en vrouwen binnen het cultureel kapitaalparadigma. UGent, 1–152.

Zerubavel, E. (1996). Lumping and splitting: Notes on social classification. Sociological Forum, 11(3), 421–433. https://doi.org/10.1007/bf02408386

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Henk Roose